Liber viginti quattuor philosophorum
Vorige week was ik in Aken en schafte me daar dit boekje aan – wat ik nooit gedaan zou hebben als ik niet zo met Spinoza bezig was.
Het zijn 24 enigmatische, gemengd poëtische en filosofische omschrijvingen, die in de loop der tijd velen hebben geïntrigeerd, filosofen zoals Alexandre Koyré en literatoren zoals Jorge Luis Borges, die zich vooral door de IIe definitie aangesproken voelde: “God is de oneindige bol waarvan het middelpunt overal en de omtrek nergens is.” Waarschijnlijk door de oorspronkelijke auteur, maar mogelijk door een latere commentator zijn er aan de Godsdefiniëringen korte toelichtingen toegevoegd. Die laat ik hier buiten beschouwing.
Hieronder geef ik de 24 omschrijvingen, definities of stellingen (hoe men het noemen wil) met een vertaling:
DEUS EST MONAS MONADEM GIGNENS IN SE UNUM REFLECTENS ARDOREM.
DEUS EST SPHAERA INFINITA CUIUS CENTRUM EST UBIQUE, CIRCUMFERENTIA NUSQUAM.
DEUS EST TOTUS IN QUOLIBET SUI.
DEUS EST MENS ORATIONEM GENERANS, CONTINUATIONEM PERSEVERANS.
DEUS EST QUO NIHIL MELIUS EXCOGITARI POTEST.
DEUS EST CUIUS COMPARATIONE SUBSTANTIA EST ACCIDENS, ET ACCIDENS NIHIL
DEUS EST PRINCIPIUM SINE PRINCIPIO, PROCESSUS SINE VARIATIONE, FINIS SINE FINE.
DEUS EST AMOR QUI PLUS HABITUS MAGIS LATET.
DEUS EST CUI SOLI PRAESENS EST QUICQUID CUIUS TEMPORIS EST.
DEUS EST CUIUS POSSE NON NUMERATUR, CUIUS ESSE NON CLAUDITUR, CUIUS BONITAS NON TERMINATUR.
DEUS EST SUPER ENS, NECESSE, SOLUS SIBI ABUNDANTER, SUFFICIENTER
DEUS EST CUIUS VOLUNTAS DEIFICAE ET POTENTIAE ET SAPIENTIAE ADAEQUATUR.
DEUS EST SEMPITERNITAS AGENS IN SE, SINE DIVISIONE ET HABITU.
DEUS EST OPPOSITIO NIHIL MEDIATIONE ENTIS.
DEUS EST VITA CUIUS VIA IN FORMAM EST VERITAS, IN UNITATEM BONITAS.
DEUS EST QUOD SOLUM VOCES NON SIGNIFICANT PROPTER EXCELLENTIAM, NEC MENTES INTELLIGUNT PROPTER DISSIMILITUDINEM.
DEUS EST INTELLECTUS SUI SOLUM, PRAEDICATIONEM NON RECIPIENS.
DEUS EST SPHAERA CUIUS TOT SUNT CIRCUMFERENTIAE QUOT PUNCTA.
DEUS EST SEMPER MOVENS IMMOBILIS.
DEUS EST QUI SOLUS SUI INTELLECTU VIVIT.
DEUS EST TENEBRA IN ANIMA POST OMNEM LUCEM RELICTA.
DEUS EST EX QUO EST QUICQUID EST NON PARTITIONE, PER QUEM EST NON VARIATIONE, IN QUO EST QUOD EST NON COMMIXTIONE.
DEUS EST QUI SOLA IGNORANTIA MENTE COGNOSCITUR.
DEUS EST LUX QUAE FRACTIONE NON CLARESCIT, TRANSIT, SED SOLA DEIFORMITAS IN RE.
Vertaald met gebruikmaking van vertalingen van Kurt Flash (Duits), Christiane Schima (Nederlands) en een Spaanse vertaling
Prologus
Het is in deze tekst alleen gebleven bij de opsomming van de verschillende definities. Van dat laatste, het bereiken van één in gezamenlijke consensus overeengekomen slotdefinitie is het niet meer gekomen.
Ik stel mij voor dat Spinoza, precies een half millennium later, in 1675 tot die ene definitie kwam (waarbij ik definitie 6 en stelling 11 ineenschuif; alleen wat bestaat kun je definiëren).
Deus est ens absolute infinitum, hoc est, substantia, necessario existens, constantem infinitis attributis, quorum unumquodque aeternam, et infinitam essentiam exprimit.
Liber viginti quattuor philosophorum Het boek van de vierentwintig filosofen
I
II
III
IV
V
VI
VII
VIII
IX
X
XI
XII
XIII
XIV
XV
XVI
XVII
XVIII
XIX
XX
XXI
XXII
XXIII
XXIV
Congregatis viginti quatuor philosophis, solum eis in quaestione remansit: quid est Deus? Qui communi consilio datis indutiis et tempore iterum conveniendi statuto, singuli de Deo proprias proponerent proponerent propositiones sub definitione, ut ex propriis definitionibus excerptum certum aliquid de Deo communi assensu statuerent.
Het is niet waarschijnlijk dat Spinoza deze tekst gekend heeft, maar aangetoond is wel dat hij een brede en eeuwenlange werking had. Er zitten duidelijk Spinozistische elementen in: ik wijs op de VIe omschrijving die vooruit lijkt te lopen op Spinoza’s enige Substantie. Maar ook op III en VII (cf de Causa sui). Het bijna pantheïstische van III, God is in elk punt ondeelbaar aanwezig. En niet te vergeten de docta ignorantia van XVI, XVII en XXIII, die bij Spinoza hun uitdrukking vinden in het feit dat we niet alle attributen en nooit alle oorzaken kennen, ook al geldt wel dat hoe meer we dingen zullen kennen, des te meer we God kunnen kennen.
Deze definitie wordt verder uitgewerkt in o.a.:
Praeter Deum nulla dari, neque concipi potest substantia (I propositie 14)
Buiten God kan er geen substantie bestaan of gedacht worden.
Quidquid est, in Deo est, et nihil sine Deo esse, neque concipi potest. (I propositie 15)
Alles wat is, is in God, en niets kan zonder God bestaan of gedacht worden.
Dei potentia est ipsa ipsius essentia (I propositie 34)
Gods macht is zijn eigenste wezen.
Deus est actuosa essentia (II , propositie 3, scholium)
God is het werkende wezen.

