Marius Cornelis Leendert Lotsij (1845 - 1910): Spinoza empirisch objectief natuurkundige
Aantekening achteraf. Ik begon dit blog over Lotsy, maar merkte dat ik op het verkeerde been gezet ben door degenen die hem aan zijn naam bij de burgerlijke stand hielden. Ik herzie tenslotte de titel van het blog waarin ik de achternaam vermeld waaronder hij zijn Spinoza-boek publiceerde. Voor de rest begint dit blog met Lotsy en 'ontdekt' in de loop van het schrijven die andere schrijfwijze van zijn naam.
De jurist M.C.L. Lotsy, tevens filosoof en spinozist Marius Lotsij, schreef in 1878 Spinoza's Wijsbegeerte en werd de belangrijkste politieke en filosofische commentator van de in 1885 opgerichte De Nieuwe Gids: wetenschapskritiek, liberalisme kritiek en Kant-kritiek zijn de steeds terugkerende thema's, zo lezen we in een korte typering van Siebe Thissen. 1)
Maar waar is Lotsy gebleven? Ja, uit zijn jaartallen blijkt dat hij al een eeuw in de filosofen-hemel verblijft. Maar waar is zijn boek Spinoza's Wijsbegeerte [Amsterdam, J.C.A. Sulpke, 1878] gebleven? Het is nergens te ontdekken. Geen antiquariaat die het aanbiedt. Een latere herdruk is het blijkbaar nooit waardig bevonden. En over Lotsy hoor je nooit wat.
Wel is zijn academisch proefschrift waarop hij op 30 juni 1869 promoveerde tot doctor in het Romeinsch en hedendaagsch regt aan de Hoogeschool te Leiden, Beschouwingen over de binnenvaart [Van der Hoek, 1869], recent herdrukt en in zijn geheel op books.google te lezen. Het wordt op allerlei sites aangeboden. Maar zijn Spinoza’s Wijsbegeerte is in geen velden of wegen te bekennen.
Ja, Siebe Thissen besteedt in zijn De spinozisten. Wijsgerige beweging in Nederland (1850-1907) na Bierens De Haan en Van Vlodrop, aan Lotsy de meeste woorden. Hoewel hij hem enigszins badinerend bespreekt, was Lotsy kennelijk interessant genoeg om er veel ruimte aan te besteden. En uit wat hij over hem samenvat krijg je toch interesse in zijn lezing van Spinoza. Een interesse waaraan via internet niet is te voldoen. Bij de DBNL heeft hij geen pagina, terwijl je er wel allerlei teksten kunt vinden van tegenstanders die hem bestreden of die minstens iets naars over hem konden zeggen. 2)
Enige biografische gegevens die ik, naast wat ik al vermeldde, over Lotsy bijeen kon sprokkelen:
Hij was de vierde zoon van Johannes Servaas Lotsy en Perina Cornelia Storm van 's-Gravesande. Hij was jurist en promoveerde zoals gezegd op 30 juni 1869. Hij trouwde in 1854 (volgens het nationaal archief, 3) wat duidelijk fout is) of in 1884 (volgens deze genealogie-site, 4) wat wellicht ook niet correct is) met Antoinetta Jacoba (Anna) Lageman (1858-1940). Hun dochter Marie werd op 2 juni 1878 (zou dan zo’n ‘zes jaar te vroeg’ geboren zijn; wellicht was de trouwdatum toch een andere).
De familie Lotsky was gelieerd aan de familie De Witt. En zo kon Marius Cornelis Leendert Lotsy in 1860 een portret van Johan de Witt erven dat geschilderd was voor diens zuster Maria de Witt. Lotsky correspondeerde met Albert Verwey, waarbij hij zijn brieven met M C L Lotsij ondertekende. 3) Daarna ontdek ik dat hij blijkbaar zijn artikelen in De Nieuwe Gids - althans soms - ook aldus ondertekende. En zo, als M.C.L. Lotsij heeft hij wel een DBNL-pagina. In zijn artikelen Democratie en theocratie en Laissez-Aller is er iets over Spinoza te vinden. Het meest in zijn hierna door Sassen vermelde felle reactie richting Spruyt: Wetenschappelijke Grootheids-waanzin. 13)
Over zijn lezing van SpinozaFerd. Sassen schreef in Geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland tot het einde der negentiende eeuw 5) dat M.C.L. LOTSY in Spinoza's wijsbegeerte (A'dam, 1878) een nieuw geluid liet horen. “Met nog meer nadruk dan Van Vloten stelt hij Spinoza voor als naturalist, waarbij hij de stelling verdedigt, dat Spinoza's wijsbegeerte als ‘onder dogmatische begrippen de meest empirische, van afgetrokken begrippen meest afkeerige, de, in het aannemen van niet te bewijzen of niet te kennen zaken meest behoedzame, en dus meest kritische wijsbegeerte’ moet worden beschouwd. Wie met de Ethica vertrouwd is, zal uit Kant's Kritiken geen enkele vruchtbare gedachte meer kunnen trekken. In het Godsbegrip van de Ethica ziet Lotsy niet meer dan een hypothese, waar de rest van het boek de waarschijnlijkheid van moet aantonen. De kern van het Spinozisme is voor hem het volstrekte determinisme van alle gebeuren in de natuur; hij meent, dat de ellende in de wereld grotendeels uit de miskenning van de deterministische opvatting voortvloeit. Uit die opvatting meent hij ook te mogen besluiten tot de waarheid van het monisme, d.i. het aannemen van het bestaan van een enkel wezen, dat de onbekende grond der waarneembare wereld is.
De bedenkingen, die Lotsy ‘op onbeleefden toon’ tegen Spruyt's Anachronisme had ingebracht, lokte van dezen een scherpe anticritiek uit, 6) die door Van Vloten in een lovende bespreking van het boek van Lotsy werd beantwoord. 7) Voor Spruyt's ‘kortzichtig nieuw-Kantiaansch gescharrel over wijsgerige begrippen en ontwikkeling’ had Van Vloten slechts minachting over en hij beklaagde de ‘arme Amsterdamsche universiteit’, waar Spruyt kort tevoren benoemd was, ‘die aan een dergelijk dwaallicht de toorts harer wijsgeerige wetenschap moet ontsteken’.[…] Volgens Lotsy vernietigt Spinoza alle vooroordelen van opvoeding enz. tot het laatste toe; hij maakt daardoor het verstand helder en geschikt om objectief te denken en kan gemoedsrust geven en gelatenheid leren; veel verder gaat zijn wijsbegeerte echter niet: zij heeft slechts het Godsbegrip van de persoonlijkheid ontdaan en God gemaakt tot den gemeenschappelijken grond van al wat wij waarnemen. Daarbij betoogde Lotsy, dat het Spinozisme, ‘eene leer, die zeker niet aan overgevoeligheid lijdt’, toch op een ‘gevoel’ berust, nl. op de onmiddellijke uitspraak van het bewustzijn: ‘ik besta in en door iets zelfstandigs en dat doet alles, wat ik in de buitenwereld waarneem’. [Tot zover Ferd. Sassen]
In het novembernummer van De Gids. Jaargang 1878 verscheen als openingsartikel wat een zeer lange recensie (p. 225 – 270) door Prof. C.B. Spruijt leek van Mr. M.C.L. Lotsy, Spinoza's Wijsbegeerte. Amsterdam, J.C.A. Sulpke, 1878], maar die eerder een scherpe polemiek was onder de titel: Een nieuw pleidooi voor het monisme. Sassen verwees er al naar. Spruyt schrijft: “De heer Lotsy stelt zich ten doel te ‘doen uitkomen, hoe zeer Spinoza's wijsbegeerte... de meest empirische, de van afgetrokken begrippen meest afkeerige, de in het aannemen van niet te bewijzen en niet te kennen zaken meest behoedzame en dus de meest critische wijsbegeerte’1 is. Let wel dat hij daardoor geacht wil worden een pleidooi te leveren voor die wijsbegeerte. Desalniettemin oordeelt hij hoogst ongunstig over Kant en dat wel in zoo heftige en bittere bewoordingen, als wij in Nederland tot dusverre niet gewoon waren te vernemen. Wie èn Spinoza èn Kant kent, zal een betoog van deze strekking ter hand nemen met dezelfde soort van belangstelling, als de ontleedkundige voor een allerverwonderlijkst monster gevoelt.” De tekst is bij DBNL te lezen.Zeven jaar later kon Spruyt nog eens in De Gids van wal steken: “Onze geleerde landgenoot, Mr. M.C.L. Lotsy, is van ouds bekend als een dergenen, die een grooten afkeer van de ‘metaphysica’ en eene platonische liefde voor de ‘natuurwetenschappelijke methode’ met al de eigenaardigheden van den dwalenden en droomenden metaphysicus vereenigen. Men weet dat hij zich indertijd gewaagd heeft aan het betoog van de stelling dat Spinoza de meest empirische wijsgeer is, die ooit geleefd heeft.” 8)
Spruyt en Lotsy blinken, zoals Thissen schrijft,9) vooral uit in beledigingen en verdachtmakingen. Spruyt ziet in Lotsy een woordvoerder van de jonge, democratische en antiwetenschappelijke generatie die hij verfoeit. Lotsy op zijn beurt beschouwt Spruyt als een nerveuze woordvoerder van ‘de leiding van de menselijke beschaving’ die haar sociale en economische privileges weigert af te staan de ‘de vierde stand’ die aan haar deur klopt.Het schijnt dat Spruyt vervolgens wel Spinoza is gaan bestuderen en in Amsterdam doceren.
Vat ik tenslotte samen uit Siebe Thissen's uitvoerige paragrafen hoe Marius Lotsy ('de eerste wijsgeer van De Nieuwe Gids', 'een spinozist uit de school van Van Vloten') Spinoza ziet: Spinoza is een naturalist, wiens wijsbegeerte ‘de meest empirische’ is; Spinozisme is objectieve natuurkunde. Zijn godsbegrip is een empirische hypothese waarin alle waarnemingen van natuurverschijnselen en empirische gevolgtrekkingen resulteren. God of de natuur is noodzakelijk en volstrekt deterministisch. Het onderscheid tussen alle dingen en alles wat leeft is slechts gradueel, niet essentieel. De attributen, denken en uitgebreidheid, geest en stof, zijn geen filosofische abstracties, maar zuivere empirische vaststellingen van het bestaan van een enkelvoudige en onvergankelijke werkelijkheid. Spinoza neemt de dingen zoals ze zijn en zoekt geen achterliggend ‘waarom’. Zo ziet hij de menselijke hartstochten niet als ondeugden, maar als eigenschappen van de menselijke natuur. Lotsy houdt pleidooien voor objectieve beoefening van politiek, wijsbegeerte en wetenschap. De ‘natuurkundige-politicus’ moet ‘objectieve beginselen’ ontlenen aan de behoeften van een samenleving. 9)
Als ik dan lees hoe Mr. G. Heymans in zijn Gids-artikel “Volks- en Staatssouvereiniteit”, waarin hij reageert op een brochure van Lotsy 10) stelt dat Lotsy “propaganda [wil] maken voor zijne overtuiging, dat in 1882 voor Nederland de aangewezen drager der souvereiniteit is 't volk in zijn geheel”, hetgeen Heymans dan gaat bestrijden, dan denk ik dat Lotsy dat goed van Spinoza begrepen heeft. 11)Remieg Aerts over M.C.L. Lotsy, “een merkwaardige democraat en vooruitgangsadept, die later naam maakte als spinozist en politiek commentator van De Nieuwe Gids. In zijn beschouwing over ‘Democratie en Theocratie’ ontwikkelde hij met nieuw enthousiasme de gedachte dat naar Gods bedoeling de geschiedenis vooruitgang was, en wel in vrije ontplooiing en gelijke mogelijkheden voor iedereen. In deze zin waren de Franse revolutie en 1848 wezenlijk democratisch geweest; op deze weg behoorde de politiek zonder dralen door te gaan. Hoewel hij meende dat in principe het kiesrecht zoveel mogelijk moest worden uitgebreid, vond hij democratie goed te verenigen met beperkt kiesrecht en met de monarchie. Klonken zijn redeneringen over volkssoevereiniteit en volkswil vrij radicaal, in de praktijk bleef Lotsy in de buurt van Buys.” 12)
Enfin, zo is er hier en daar wel wat over Lotsy, maar nauwelijks iets van Lotsy's of Lotsij's Spinoza te vinden.
Noten
1) Siebe Thissen, Jonkheer Bernard van der Wijck (1836-1925). Wegbereider van het Nederlandse fin de siècle. In: H. A. Krop, J. A. van Ruler, Arie Johan Vanderjagt (Red.) Zeer kundige professoren: beoefening van de filosofie in Groningen van 1614 tot 1996. Uitgeverij Verloren, 1997, p. 204 [books.google]
2) Om van dat laatste een voorbeeld te geven. Frans (F.C.J.) Netscher schreef op 3 dec. 1886 aan Albert Verwey: “ Gelukkig dat we ditmaal geen Lotsyanisme te slikken hebben gekregen. Hoe komt die man toch in de N.G. [De Nieuwe Gids]? Hij is een even groote schreeuwert als zijn Eerwaarde; hij is walgelijk van domme schreeuwleelijkheid. Ik begrijp niet, dat V.d. Goes met hem wil samenwerken.” [In een noot: Lotsy had sinds het tweede nummer bijdragen van politiek-filosofische aard aan De nieuwe gids geleverd]. [bij DBNL]
3) bij het Nationaal Archief [opmerking achteraf: schrijfwijze Lotsy]
4) een genealogie-site [opmerking achteraf: schrijfwijze Lotsij]
5) Ferd. Sassen, Geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland tot het einde der negentiende eeuw [Elsevier, Amsterdam / Brussel 1959] in hoofdstuk 7. “De herleving van het Spinozisme”[bij DBNL]
6) Noot 284 bij Sassen: C.B. Spruyt, Een nieuw pleidooi voor het monisme, DG, XLII (1878-IV), 225-270. 7) Noot 285 bij Sassen: J. van Vloten, Spinoza als ervaringswijsgeer, LB, XI (1880), 228-285. 8) Wetenschap of Phantasie? [Over: Mr. M.C.L. Lotsy. Het vraagstuk van den zedelijken vooruitgang. Eerste Stuk. Utrecht 1885; recensie door C.B. Spruyt in De Gids. Jaargang 1886 [bij DBNL]9) Siebe Thissen, De spinozisten. Wijsgerige beweging in Nederland 1850-1907 (proefschrift & handelseditie SDU Uitgevers Den Haag 2000). HOOFDSTUK 7 - DE ERFGENAMEN VAN FLANOR. SPINOZISME EN WETENSCHAPSKRITIEK RONDOM DE NIEUWE GIDS [siebethissen.net - PDF]
10) Mr. M.C.L. Lotsy, Het A.B.C. van het Nederlandsch Staatsrecht of het algemeen stemrecht,11) Mr. G. Heymans in zijn Gids-artikel “Volks- en Staatssouvereiniteit”, oktobernummer 1883 [bij DBNL]
12) Remieg Aerts, in De letterheren. Liberale cultuur in de negentiende eeuw: het tijdschrift De Gids [Meulenhoff, Amsterdam 1997] [bij DBNL]
13) Verder speurend met de naamspelling Lotsij bemerk ik dat zijn boek Spinoza's Wijsbegeerte blijkbaar is uitgegeven onder de naam Lotsij, want zo wordt het geciteerd door b.v. James Martineau (1805-1900), in A Study of Spinoza en Types of Ethical Theory
(Lotsij: "the vigorous Dutch Spinozist" - hier) en besproken door F. Pollock, uit welke recensie ik de eerste alinea kan overnemen:
* * *
Zie over de rol van Lotsij in de beweging Jong Nederland in: Frans Ruiter en Wilbert Smulders, Literatuur en moderniteit in Nederland 1840-1990. De Arbeiderspers, Amsterdam / Antwerpen 1996 [bij DBNL]



Reacties
Dag Stan, reactie heeft niets met dit blog te maken Ik las een blog van je uit 2011 over Lotsy. Heb laatst de tweede, goedkope uitgave, Utrecht H.A.J Koezijnse, jaar 1888(?) van Mr. M.C.L.Lotsij, Spinoza's Wijsbegeerte gevonden. Tweede druk is er m.a.w. wel. Succes met je mooie blog. Groet, Peter Ronner
[reactie naar hier verplaatst, waar hij thuishoort. Bedankt Peter Ronner, Stan Verdult]
Peter Ronner 02-10-2013 @ 21:44