Mogens Lærke’s diep gravende, maar m.i. nog onvoldragen tekst
Dit blog gaat over een bijzondere tekst, waarover ik zeer
enthousiast was. Ik bewaarde hem expres voor deze dag waarop we herdenken dat
Spinoza, ik heb er nu al een paar maal op gewezen, 338 jaar geleden overleed.
Om te laten zien dat hij nog springlevend is, bijvoorbeeld in iemand als Mogens
Lærke [cf.]. Op dinsdagmiddag 24 februari zal hij aan de Radboud
Universiteit Nijmegen spreken tijdens het Dutch Seminar in Early Modern
Philosophy II over: “Spinoza on Formal Essence, Actual Essence, and Two Forms
of Actuality.”
Op dinsdag 16 december 2014 hield Lærke aan het Hoger
Instituut voor Wijsbegeerte aan de KU Leuven een lezing met exact dezelfde
titel. En het PDF daarvan is aldaar
te downloaden. Je kunt dus nu al lezen wat hij straks gaat brengen.
Het is een werkelijk zeer indrukwekkend stuk. Het is ook een behoorlijk lang en zeer gedegen academisch werkstuk, waar ik behoorlijk van onder de indruk ben. Maar ik moet er niet aan denken dat al deze woorden begin volgende week uitstromen naar oren van mensen die zich misschien al wel wat in Spinoza hebben verdiept, maar zich wellicht nog niet eerder met precies het soort vraagstukken hebben bezig gehouden als die Laerke hier aan de orde stelt. Ik vrees dat dan de kern van de zaak langs die toehoorders af zal glijden.
Maar wát een geweldig interessante tekst is het voor hen die zich eerder wel met de aangesneden kwesties hebben bezig gehouden, zoals sommigen hier op dit blog, wanneer het ging over essenties van particuliere dingen, wat daaronder moet worden verstaan en of die eeuwig zijn; over het mogelijke verschil tussen essentia formalis en essentia actualis, over de essenties van niet bestaande dingen en zo meer (Ethica 2/8, 2/8c en 2/8s etc.).
Laerke bekritiseert een, zoals hij het noemt, platoniserende lezing, wat een soort verdubbeling van essenties geeft: eeuwige essenties, buiten de tijd, en essenties van dingen die bestaan in de eindige zintuigelijke wereld, in de tijd en met een bepaalde duur. Dit spoort niet met Spinoza’s univociteit van de werkelijkheid. Voor Spinoza zijn er niet twee bestaanswijzen of aparte werelden, een eeuwige wereld waarin (formele) essenties verblijven en de tijdelijke wereld van existenties met tijdelijke (actuele) essenties. Enfin, ik verwijs u naar dat gedegen artikel.
Na een uitvoerige bespreking van alle interpretaties uit de laatste tien jaar die hij als platoniserend ziet doordat ze, zoals gezegd, uitkomen op twee ontologische zijnslagen of werelden, komt hij met zijn “aspectuele” benadering die het univoque van de ene gemodificeerde substantie volgens hem beter recht doet: het van twee kanten bezien van hetzelfde, de ene keer buiten, de andere keer binnen de tijd – sub specie aeternitatis resp. durationis. Ikzelf noem dat in deze blogs vaak Spinoza’s perspectivisme: een verschillende wijzen van ZIEN, eerder dan van ZIJN.
Na grondige tekstanalyse laat hij zien dat ‘formele essentie’ niet staat tegenover ‘actuele essentie’, maar tegenover ‘objectieve zijnde’ (representatie). Enfin, lees het bij hemzelf. Ronduit meesterlijk vind ik zijn uitleg hoe je moet lezen en begrijpen dat en hoe essenties van niet bestaande dingen vervat liggen in de attributen: niet als niet geactualiseerde essenties, maar als precies niet bestaande dingen.
Ik ervoer het als zo’n meesterstuk dat ik van plan was vandaag, op Spinoza’s sterfdag, Mogens Lærke te benoemen tot doctor honoris causa van de Spinoza.blogse Universiteit. Maar u merkt al aan hoe ik dit schrijf, en aan de passage in de openingszin hoe ik “zeer enthousiast was,” dat het daar toch niet van gaat komen. Doordat ik het attenderen op die tekst naar vandaag vooruit schoof, kon ik het stuk nog wat vaker lezen en tot mij door laten dringen en bleven de passages, waarbij ik direct al vraagtekens plaatste, mij almaar meer bezig houden. Aanvankelijk dacht ik dat het misschien aan mij lag en dat ik nog niet alles goed begreep. Dat blijft uiteraard mogelijk, maar ik begon steeds meer in te zien dat er stukken in zijn tekst zitten, waar hij zelf volgens mij nog niet goed genoeg uit is en die hij daardoor nog niet helder genoeg kan verwoorden. Er lijkt tegenspraak in zijn tekst te zitten. Ik haal er twee uit naar voren.
[1] Nadat hij uit 5/30d citeert schrijft hij op blz. 22: “Spinoza
stresses once again that this essence is a “real being,” i.e. actually and not
just potentially contained in the attributes, even when the thing of which it
is the essence does not exist, hence that it is essentially actual. Otherwise,
the knowledge we would have of those essences would not be knowledge of the
essence of singular things, contrary to what Spinoza explicitly asserts in
EVP36S. We would not perceive of them in a precise and determined way, but only
in a general way, like statues in a block of marble.”
Ik begrijp niet dat hij dit zomaar ineens en zonder nadere toelichting kan
zeggen. Dit is niet alleen in tegenspraak met wat hij zelf laat zien hoe
Spinoza het in 5/36s anders zegt, maar met heel z’n eigen tekst, waarin hij
steeds laat zien hoe het bij essenties (behalve die van God uiteraard) altijd
om de essenties van enkeldingen gaat en niet om iets algemeens.
En twee bladzijden verder, waar hij alles nog eens samenvat, lezen we: “Contrary
to an Averroistic position, according to which non-existing essences are
dissolved into the generality of the divine attributes, he [Spinoza] maintains
that such formal are really contained in the attributes of God, even when the
things of which they are the essences do not exist, since their form is
contained in a determinate
manner in the existing things that provide the precise cause or reason for
their non-existence.”
Deze tegenspraak moet nog tamelijk eenvoudig weg te werken zijn. Ernstiger en moeilijker te repareren is de volgende tegenspraak in de kern van zijn oplossing/lezing:
[2] Tot de kern van zijn betoog behoort zijn ontkenning dat er zoiets zou bestaan als formele essenties die voorzien zijn van potentiële macht of vermogen die dan geactualiseerd zou worden bij het tot existentie komen ofwel actueel worden van die essenties. Volgens hem zijn alle essenties altijd al actueel, dus dragers van/uitgerust met Gods vermogen/kracht/conatus (of ze nu bestaan of niet).
Zo lees je: “This actuality of a thing’s power, or conatus, pertains to the essence of the thing regardless of the thing’s existence. This is not to say that things that do not exist have a conatus or that they persevere in existence even when they do not exist. Non-existent thing clearly cannot persevere in an existence that they do not have. But that in no way prevent their essence from being actual rather than potential power. To say that the actual essence of the thing is power simply means that when we conceive adequately of a thing we conceive of it as something that exercises an actual power and not just a potential one. But this is true of the thing whether it exists or not.” [p. 19]
Hij zegt hier dus dat niet bestaande dingen wel en geen conatus hebben – en dat heet tegenspraak. Datzelfde komt nog eens tevoorschijn in de samenvatting:
“On my interpretation, all things have an essence that has both a formal and an actual aspect to it. The formal aspect is the defining form of the thing—a form that is contained in the attributes in a determined and not just general way no matter whether the thing exists or not. The actual aspect is its defining power or conatus which defines a thing by the power it actually exerts rather than by some (for Spinoza illusory) potential that it might exert. Again, such actuality is a feature of the thing’s essence whether the thing exists or not. Consequently, non-existing things are not unactualized formal essences and coming into existence is not what bestows actuality on essences. What non-existent modes do not have is actual existence, they are actually non-existent. Whether a thing exists or not, its essence thus has both a formal and an actual aspect. Therefore, we should not situate the formal essence and the actual essence of a thing on different ontological levels.” [p. 23-24]
Essenties zijn dus altijd actueel, ‘in actu’, oefenen dus de hun gegeven macht uit of ze nu bestaan of niet. Goed te begrijpen acht ik zijn toelichting dat het formele aspect (de essentia formalis) van niet bestaande dingen te vinden is in de attributen, te weten in de wel bestaande dingen die het niet bestaan van de niet bestaande dingen veroorzaken. Zo kun je dus ware uitspraken doen over waarom sommige dingen die wel zouden kunnen bestaan in feite niet bestaan). Maar hoe, in welke vorm, hoe je moet begrijpen dat die niet bestaande dingen dan toch macht uitoefenen, daarover behandelt Laerke niets. Als de dingen gaan bestaan krijgt hun conatus de functie om het voortbestaan ervan te trachten te bewerken. Maar waar en hoe uit zich die conatus van de dingen die niet bestaan? Spinoza hoor je alleen maar over conatus van bestaande dingen. Ik hoop dat Mogens Lærke dit nog eens gaat toelichten. Hij wandelt daar nu achteloos overheen, alsof hij die moeilijkheid niet ziet.
___________
Aanvulling 14:45 uur. Misschien moet de oplossing gezocht worden (en dat zou dan ook uitgesproken moeten worden) vanuit de dynamische wijze waarin Spinoza denkt. Dan is de kracht van niet bestaande dingen nul en is elk 'streven' daarin afwezig. De verwarring ontstaat doordat Laerke (ook bij niet bestaande dingen) naast de term essentie ook de term conatus gebruikt en die twee aan elkaar gelijk stelt. Spinoza spreekt alleen over conatus van bestaande dingen. Bij niet bestaande heeft de essentie nulkracht. Er is mij geen tekst of zelfs maar suggestie van Spinoza bekend dat hij conatus in verband brengt met niet bestaande dingen. Van conatus heeft het alleen zin te spreken in het geval van bestaande dingen, wanneer de dingen door andere dingen veroorzaakt zijn; dan is de kracht waarmee die veroorzaakte dingen in hun bestaan volharden afkomstig van God of de natuur, net zoals dat het geval is bij de conatus-kracht van die veroorzakende dingen zelf.
Anders gezegd: er ligt in Spinoza's natuur geen kracht opgeslagen in niet bestaande dingen. Het is dus ongepast om de term 'conatus' van toepassing te verklaren voor ook niet bestaande dingen. Maar het is terecht om te ontkennen dat wanneer (nog) niet bestaande dingen tot bestaan komen er sprake zou zijn van transitie van potentiële macht ('formele essentie') naar actuele macht (actuele essentie).
Kleinigheidje nog. Waarom Laerke dat model van potentie naar act niet als Aristotelische lezing afwijst en alleen de Platoonse lezing afwijst, is mij onduidelijk (maar is niet van groot belang).
Still uit een Youtube-video met een bijdrage van Laerke op een conferentie van 16-18 september 2010
Reacties
Zoals je al suggereerde Stan, is dit voor mij inderdaad weer zeer interessant. Geweldig dat je deze tekst gevonden hebt. Ik ga hem eens grondig doornemen.
Mark Behets 22-02-2015 @ 21:45
Mooi, Mark, je hebt het dus gevonden. Ik ben benieuwd naar wat jij ervan vindt.
Stan Verdult 22-02-2015 @ 22:44
Stan,
Na lezing sluit ik me volledig aan bij het positieve deel van je analyse. Wat een indrukwekkend stuk van Laerke! Veruit het beste dat ik over deze onderwerpen al ooit gelezen heb. Je vraagtekens inzake het onopgelost zijn van het “conatus”-probleem, deel ik niet, hoewel de auteur hier helderder had kunnen zijn. Ik zie wel een paar andere mogelijke punten van kritiek, maar die wegen voor mij minder zwaar door.
Allereerst je bedenking inzake de conatus van dingen die niet bestaan (bestaan beschouwd als tijdelijke duur). Ik zie dit als volgt: de term conatus is een synoniem voor “essentia actualis” van dingen ZOLANG ZE BESTAAN. Dit schrijft Laerke ook op pagina 19: “…conatus, the actual aspect of its essence, that makes that thing persevere in existence WHEN IT EXISTS”. Dit “actual aspect of its essence” verandert in geen enkel opzicht wanneer het ding niet meer bestaat. Maar dan gebruikt Spinoza er de term “conatus” niet meer voor (Laerke doet dit in een m.i. ongelukkige zinswending wel). In hoeverre is de essentia actualis dan nog een uitdrukking van macht als het ding niet bestaat? M.i. (Laerke vermeldt dit wel niet letterlijk) bestaat deze macht dan in het “streven om zijn niet-bestaan te behouden”! Dit streven is er de oorzaak van dat een ding niet spontaan kan overgaan van niet-bestaan naar bestaan, maar dat er uitwendige oorzaken nodig zijn om dit streven naar niet-bestaan te overwinnen en het ding in een toestand van bestaan te brengen (die de essentia actualis, dan conatus genoemd, dan weer tracht te behouden).
Ik heb wel enig voorbehoud bij twee andere onderdelen van Laerkes theorie:
- Hij stelt dat de formele essentie van niet-bestaande dingen begrepen zijn in de wel bestaande dingen die het niet bestaan van de niet bestaande dingen veroorzaken. Dat is een aannemelijke en goed begrijpbare uitleg, maar waarom legt Spinoza deze kwestie dan niet op die manier uit (in plaats van het voorbeeld te geven van de niet-bestaande rechthoeken begrepen in de cirkel, wat me helemaal niet in die richting lijkt te gaan).
- In voetnoot 69 schrijft Laerke: “The attribute of thought is, for Spinoza, external to the intellect in the sense that ideas, qua contained in the intellect, are representations, whereas ideas, qua modes of the attribute of thought, are not”. Hier heb ik moeite mee. Ik ben het wel volledig eens dat ideeën die het verstand heeft, representaties zijn, maar waarom zouden (adequate) representatie-ideeën ontologisch verschillend zijn van ideeën beschouwd als modus in het attribuut denken? In E5 stelt Spinoza dat adequate ideeën van de geest het eeuwig deel van de geest zijn. Als deze adequate ideeën alleen maar representaties zijn, en niet de ideeën zelf, waarom gaan ze dan niet teloor als het lichaam, en dus de mogelijkheid tot representatie, verdwijnt?
Mark Behets 24-02-2015 @ 21:18
Mark, mooi dat je zo uitgebreid reageert. We kunnen allebei grote waardering opbrengen voor het knappe stuk van Laerke, waarin we allebei ook wel enige zwakke punten aanwijzen, maar verschillende.
Wat Laerke schrijft over conatus bij dingen die niet bestaan noem je aan de ene kant “een m.i. ongelukkige zinswending” (waarmee ik je aan mijn zijde ervaar), maar daarna doe je toch een poging om iets van conatus voor een een essentia actualis van niet bestaande dingen te redden en denkt dan aan “macht in het “streven om zijn niet-bestaan te behouden”. En dat klinkt mij toch echt, met je welnemen, als onzin in de oren. Belangrijker vind ik te constateren dat ook jij in Spinoza niets kunt vinden op het punt van conatus bij niet bestaande dingen. “Streven naar niet-bestaan” moeten we zo snel mogelijk vergeten.
Ik ben van mening dat Laerke er goed aan gedaan heeft om eens als een Hercules flink de stallen van teveel bevuilende interpretaties te reinigen, maar dat hij iets te ver doordraaft en de Spinozistische stallen op zijn beurt van een beetje nieuwe rommel voorziet.
De uitleg van Laerke is sterker dan het voorbeeld van Spinoza in 2/8s; dat Spinoza niet gekomen is op die uitleg (die mij wel geheel in de geest van zijn bedoeling lijkt) kan niet tegen Laerke gebruikt worden, integendeel, hij heeft met die uitleg het begrijpen van wat Spinoza bedoeld moet hebben met het bestaan van essenties van niet bestaande dingen in de attributen duidelijk verder geholpen. Over dat deel van zijn tekst ben ik erg enthousiast; en jij kunt je er ook wel in vinden, begreep ik.
De moeite die je hebt met wat je noemt het “ontologisch verschillend” zijn van ideeën beschouwd als modus in het attribuut denken en ideeën als “objectieve essenties” (representaties) in een intellect moet je misschien nog eens doordenken. Ik denk dat het niet gaat om een ontologisch verschil. Ik vind wel mooi zoals hij in het geval van ideeën in het attribuut denken ergens zegt dat ze niet meer zijn dan dat; just that (of zoiets, ik kan het zo gauw niet terugvinden). Pas ideeën in het intellect worden representaties (objectieve essenties), pas door intellect wordt begrepen (want dat is intellect: begrip) dat dit idee adequaat past bij dat ideatum, dat het daarvan de adequate idee is. Het gaat om begrijpen en dat verandert niet de ontologische situatie van datgene wat begrepen is. Op het niveau van de attributen (de natura naturans) is er geen sprake van begrijpen (en dus ook niet van objectieve essenties).
Stan Verdult 25-02-2015 @ 00:03
Laerke wil aantonen dat de essenties van zowel bestaande als niet-bestaande dingen actueel zijn en tot eenzelfde zijnslaag behoren. Essenties van bestaande dingen zijn actueel omdat de dingen bestaan, essenties van niet-bestaande dingen zijn actueel omdat ze positief worden uitgesloten van het bestaan. Vervolgens lokaliseert hij de essenties van deze laatste niet in de positieve factoren die het bestaan van een ding uitsluiten, maar in het niet-bestaande ding. Dat is natuurlijk een rare stap. Want niet alleen de niet-bestaande dingen die ooit zullen bestaan worden positief van het bestaan uitgesloten, het geldt ook voor de dingen die NOOIT zullen bestaan en misschien voor de dingen die onmogelijk kunnen bestaan. Al die dingen zouden dus een actueel wezen en een conatus hebben. Want zij worden alle positief van het bestaan uitgesloten.
Het onderscheid tussen het formele aspect en het actuele aspect van een essentie is een vondst van Laerke die niet teruggevoerd kan worden op Spinoza.
henk keizer 25-02-2015 @ 09:10
Ik bedoel met het laatste: als VERSCHILLENDE aspecten.
henk keizer 25-02-2015 @ 10:27
Stan en Henk, bedankt voor jullie reacties. Ik ga er hieronder op twee verder, maar verander de volgorde in de hoop zo mijn standpunt duidelijker te maken.
- Dingen die nooit zullen bestaan en dingen die onmogelijk kunnen bestaan
M.i. volgt uit de ontologie van Spinoza dat dingen die onmogelijk kunnen bestaan (neem bv. een vierkante cirkel) gewoonweg niet-zijn. Het is dus zelfs geen ding, het heeft geen essentie. Het is alleen een niet-adequate voorstelling van ons verstand. Er bestaat geen adequate voorstelling van een vierkante cirkel, omdat dat “iets” is wat niet kan zijn. Alle dingen die wel kunnen zijn, hebben wel een essentie en zullen ook ooit bestaan (hier bedoeld als qua duur). Bij Spinoza is er geen toevalligheid, alleen noodzakelijkheid. Al wat kan bestaan (= wat een oneindig verstand kan omvatten), bestaat noodzakelijk, zowel onder het aspect van de eeuwigheid als (ooit) onder dat van de duur.
- Conatus van niet-bestaande dingen
Mijn uitleg is duidelijk niet overtuigend, maar toch blijf ik er bij. Stan schrijft: “streven naar niet-bestaan moeten we zo snel mogelijk vergeten”. Akkoord, maar dat was niet wat ik bedoelde (en m.i. ook niet schreef). Ik schreef dat de macht van de essentia actualis er in bestaat te streven naar het behoud van zijn “toestand”. Hoe is dit m.i. te begrijpen? Dank zij de essentia actualis is een ding niet iets dat louter passief het voorwerp is van externe oorzaken (krachten). Een ding oefent zelf ook kracht uit, en het samenspel van deze interne kracht en de externe krachten bepaalt wat er gebeurt (zie ook het artikel van Sangiacomo over de conatus, dat Stan in een recente blog behandelde). Als de externe krachten op een bepaald ogenblik van die aard zijn dat een evenwicht met de kracht van het ding niet mogelijk is, dan bestaat het ding (nog) niet (qua duur in de tijd). Henk schrijft: “essenties van niet-bestaande dingen zijn actueel omdat ze positief worden uitgesloten van het bestaan”. In deze zinsnede zit een zekere tegenspraak, met name tussen “actueel” (= actief zijn) en “worden”. Niet bestaande dingen ondergaan niet passief hun uitsluiting. Ze oefenen kracht uit, en omdat deze kracht niet verenigbaar is met de externe krachten op een bepaald ogenblik, “bestaat het ding actief niet”. Ik geef toe dat Stan dit ook als onzin kan betitelen , maar misschien is volgende weergave beter: het ding sluit zich actief uit in de confrontatie met externe krachten.
Wat je schrijft over begrijpen, Stan, heeft me aan het denken gezet, en ik kan je interpretatie volgen. Ik blijf het wel moeilijk hebben met de consequenties voor de eeuwigheid van de geest.
Mark Behets 25-02-2015 @ 12:46
Mark,
Je bent me voor (en beschrijft preciezer) wat ook ik ongeveer wilde antwoorden aan Henk over wat hij schreef over "dingen die onmogelijk kunnen bestaan"; daar hoef ik niets meer aan toe te voegen.
Wat je schrijft over "Conatus van niet-bestaande dingen" vind ik het nader overwegen waard (en ga dat nog doen en niet al reageren hoewel ik moeite heb om er in te komen dat "het niet bestaande ding zich actief uitsluit in de confrontatie met externe krachten". Dit druist zó in tegen wat Spinoza schrijft: alsof een conatus een streven naar zijn niet-bestaan zou kunnen zijn. Nee, ik zie die uitleg niet als uitweg. Maar dit is nog niet mijn uiteindelijke reactie - vandaar tussen ()).
Wat het laatste betreft (de consequenties voor de eeuwigheid van de geest) verwijs ik je naar het boek "Baruch de Spinoza" van Wolfgang Bartuschat (als je dat hebt). Die legt bij zijn uitleg over "de eeuwigheid van de geest" in deel V het hele accent op ons begrijpen.
Stan Verdult 25-02-2015 @ 13:08
Mark, je mist volgens mij het punt. Niet-bestaande dingen zijn in de 'definitie' van Laerke dingen die door de huidige constellatie van dingen positief van het bestaan worden uitgesloten. Als dit het criterium is, vallen ook dingen die NOOIT zullen bestaan onder 'niet-bestaande dingen'. Ook zij worden door de huidige constellatie van dingen van het bestaan uitgesloten en voldoen dus aan dit criterium. Die zullen dus ook actueel zijn en een conatus hebben. En dat is natuurlijk onzin.
Jullie, Stan en Mark, zullen natuurlijk een weerwoord hebben, maar noem me EEN (1) ander criterium dat Laerke geeft voor 'niet-bestaande dingen' Jullie beperken je wijselijk tot 'onmogelijke' dingen, waar ik 'misschien' aan vooraf liet gaan. Nee, het gaat om ALLE dingen die door huidige constellatie van dingen van het bestaan worden uitgesloten en daar horen ook de dingen bij die NOOIT zullen bestaan. Mijn oudere broer heeft niet bestaan en zal nooit bestaan. De constellatie van bestaande dingen sluit dit bestaan uit. Een 'niet-bestaand' ding dus, voldoet aan het criterium van Laerke. Heeft dus een actuele essentie en een conatus. Hiermee valt de hele basis onder het verhaal van Laerke weg.
henk keizer 25-02-2015 @ 14:03
Henk en Mark,
Ik stel voor dat we de discussie niet onnodig gecompliceerd maken door bij dingen die niet (meer of nog niet) bestaan of die nooit zullen (resp. nooit konden) bestaan daar de “constellatie van bestaande dingen die de mogelijkheid van dit bestaan uitsluiten” niet ook nog de onmogelijkheid in de zin van tegenstrijdigheid bij te betrekken. Contradictoire dingen kunnen we beter buiten deze discussie houden. Henks oudere broer heeft niet bestaan en zal nooit bestaan, maar niet omdat hij onmogelijk in de zin van tegenstrijdig was, maar “omdat er geen uitwendige oorzaken bestonden om hem voort te brengen,” zoals Spinoza in de lijn van zijn scholium bij 1/33 zou zeggen. Ik stel voor om w.b. de modaliteiten (mogelijk, onmogelijk, noodzakelijk, contingent) 1/33s te volgen.
Je zult van mij geen ander criterium horen dat Laerke zou geven voor waar de formele essentie te vinden is van dingen die niet bestaan: die zit geheel in de constellatie van dingen die wél bestaan en daardoor het bestaan van andere dingen actief en daadwerkelijk uitsluiten.
De formele essentie van jouw niet bestaande oudere broer, Henk, berust in de "constellatie van bestaande dingen die dit bestaan uitsluiten." Maar zo spreken heeft alleen zin als jij niet zelf het oudste kind van je ouders bent, maar je nog een oudere zus hebt; anders wordt het een woordenspel en komen we op het vlak van contradicties. Als de actuele essentie zoals Laerke argumenteert gelijk is aan de formele essentie, kan dat alleen betekenen dat die een kracht NUL heeft (en zeker geen conatus).
Stan Verdult 25-02-2015 @ 15:20
Stan en Henk,
Om verder te gaan op het voorbeeld van de oudere broer van Henk - wat ik een zeer bruikbaar voorbeeld vind: ik ga grotendeels met Stan mee in zijn eerste twee paragrafen. Maar niet in zijn laatste paragraaf. De laatste zin vind ik zelfs een soort contradictio in terminis: een actuele essentie met kracht NUL is even onmogelijk als een vierkante cirkel.
Ik zie het antwoord op de kwestie van de essentie van de niet-bestaande oudere broer van Henk anders. Ik vertrek van wat in 1/33s staat: aangezien we met ons menselijk verstand te beperkt zijn om de gehele werkelijkheid te kennen, weten we niet of het ding "oudere broer van Henk" geen tegenstrijdigheid bevat (zou m.i. best wel kunnen, afhankelijk hoe je dit ding exact definieert). Als die tegenstrijdigheid er is, is het "ding" een "eeuwige" onmogelijkheid en is er geen essentie. Als die tegenstrijdigheid er niet is, dan heeft het wel een essentie. In tegenstelling tot Henk (en ook Stan) zeg ik echter niet dat dit ding nooit zal bestaan, wel integendeel. Dit ding is slechts "tijdelijk" onmogelijk. Ooit en ergens, in de on-eindigheid van tijd en ruimte, zullen de uitwendige oorzaken zo zijn dat er opnieuw een "Henk" tot bestaan komt, m.a.w. Henk met zijn zelfde essentie als vandaag (ik verwijs naar wat ik vroeger op dit blog over eeuwige wederkeer gezegd heb), maar dan mét een oudere broer. (En nu hoor ik al het antwoord "dit is onzin", maar denk dan aan wat ik eerder zei over mogelijke tegenstrijdigheid).
Mark Behets 25-02-2015 @ 17:12
Laerke zegt juist niet dat de formele essentie en actuele essentie hetzelfde zijn. Het formele aspect (zoals hij dat noemt) is wat anders dan het actuele aspect. Het eerste is vorm, in de betekenis die wij er tegenwoordig aan geven, het tweede is de conatus. Dat is een ander kritiekpunt, maar dit terzijde.
Contradictoire dingen had ik al weggestreept.
Spinoza
Waar kent Laerke de essentie aan toe (formeel of actueel, dat ben ik even kwijt)? Aan de constellatie van (ëen deel van) het universum of aan het niet-bestaande ding? Ik dacht aan het laatste, daar is Laerke volgens mij duidelijk over (waar moeten we trouwens aan denken bij de essentie van een constellatie van bestaande dingen?) Het niet-bestaande ding 'ontvangt' deze essentie UITSLUITEND OP GROND VAN een positieve uitsluiting van het bestaan. Dat zegt Laerke. Maar ook dingen die nooit hebben bestaan of zullen bestaan (mijn drie oudere broers) worden positief uitgesloten van het bestaan. Waarom zouden zij geen essentie 'ontvangen' in de redenering van Laerke? Dat zijn geen contradicties, dat is voldoen aan een criterium.
Laerke zou het op kunnen lossen door een dubbel criterium te gebruiken: het ding volgt noodzakelijk uit Gods wezen + het wordt verhinderd te bestaan. Maar dan nog blijft het problematisch aan een niet-bestaand ding, waarvan dus ook de essentie niet bestaat, op welke grond dan ook een essentie toe te kennen, of het nu in een Platoonse hemel is of in de werkelijkheid als de negatie van een essentie.
henk keizer 25-02-2015 @ 20:00
Henk, Laerke komt erop uit dat de formele essentie en actuele essentie hetzelfde zijn. ActuaL is redundant (p. 18 onder), actual voegt niets toe aan (formele) essentie resp. essentie simpliciter. "But he [Spinoza] is not separating the essence of a thing from the existing thing of which it is the essence, the formal essence from the actual essence." (p. 20 voor 't midden). We dienen niet te onderscheiden "powerless formal essence from actual powerful ones!" (laatste regel paragraaf V p. 20). Kortom, er is tussen formele essentie en actuele essentie GEEN onderscheid. En dat betekent dat ze hetzelfde zijn.
Ik houd het even hierbij.
Stan Verdult 25-02-2015 @ 23:22
Ik ook. Maar wat is zijn 'aspectuele benadering' dan? Hoewel ik het uit het hoofd moet doen, hij maakt dat onderscheid echt wel. In jouw geciteerde tekst: zoals hij 'essence' niet scheidt van 'the existing thing', zo scheidt hij ook 'formal essence' niet van 'actual essence'. Zegt hij daarmee dat ze hetzelfde zijn?
henk keizer 26-02-2015 @ 07:26
Henk, je betrapt mij op een slordigheid. Ik had moeten zeggen: "dat de formele essentie en actuele essentie DEZELFDE ESSENTIE zijn."
Het gaat Laerke erom dat er maar één essentie is. De 'aspectuele benadering' betreft 'alleen maar' wat je van die ene essentie wilt benadrukken (de gevormdheid of de kracht), maar het gaat om één en dezelfde essentie (die nu eens zus, dan weer zo kan worden bezien); er is altijd sprake van actuele macht, dat is waar hij m.i. de nadruk op wil leggen (en 't ontkennen van 'potentiële' macht).
Stan Verdult 26-02-2015 @ 13:03
Henk, ik wil nog ingaan op wat je boven schreef:
“Vervolgens lokaliseert hij de essenties van deze laatste [van het bestaan uitgesloten dingen] niet in de positieve factoren die het bestaan van een ding uitsluiten, maar in het niet-bestaande ding. Dat is natuurlijk een rare stap.]
Misschien is dat toch niet zo’n rare stap. Als je weet door welke oorzaken een ding van het bestaan is uitgesloten, weet je ook iets van (het WAT, de essentie) dat niet bestaande ding. Het is mijn overtuiging dat dát de reden is waarom Spinoza de “ideeën” en “essenties” van “niet bestaande dingen” in 2/8 introduceerde: daar we ook daarover ware kennis kunnen hebben en erover kunnen spreken. We kunnen kennis hebben van de niet meer bestaande Alexander, of we zouden vermoedens kunnen hebben over de ware oorzaken en redenen die er bestaan moeten hebben die gemaakt hebben dat ik (voor zover ik weet) geen vierde en verdere broers resp. zussen heb (ik heb er van beide specimen drie). Die factoren die ontdekbaar zijn in de bestaande (resp. historisch bestaan hebbende) werkelijkheid maken dat we kennis kunnen opdoen van niet bestaande essenties; b.v. uitspraken kunnen doen over “missing links” e.d. Zo kunnen we ook naar de toekomst toe redelijke vermoedens hebben over de komende toestanden van smeltende ijskappen en stijgende zeespiegels e.d., kortom over nog niet bestaande dingen en fenomenen en hun "essenties".
Stan Verdult 26-02-2015 @ 13:50
Ik noteer even dat Mogens Laerke zijn tekst (DRAFT MAY 2015) inmiddels ook toegevoegd heeft aan zijn teksten op academia.edu
https://www.academia.edu/12564363/_Aspects_of_Spinoza_s_Theory_of_Essence._Formal_essence_non-existence_and_two_forms_of_actuality_._Draft_paper
Stan Verdult 31-07-2015 @ 22:01