Ook veilingcatalogus bibliotheek Abraham van Berkel onderzocht

Naar aanleiding van de recente blogs over Johannes Bouwmeester [deze en het vervolg van gisteren], ontving ik van Michiel Wielema de volgende tekst, die ik hierbij graag in dit weblog publiceer.

                                                   * * *  

Het door het Spinoza Web eerder deze week naar buiten gebrachte nieuws dat de veilingcatalogus van Spinoza’s vriend Johannes Bouwmeester was gelocaliseerd en de reactie daarop van Wim Klever dat dit “hugely important news” betrof, hebben bij mij wel enigszins op de lachspieren gewerkt. Ten eerste blijkt het via de website van de Dutch Book Sales Catalogues (http://bsc.idcpublishers.info/) heel eenvoudig om veilingcatalogi uit de periode 1599-1800 te vinden (Bouwmeester staat er ook bij; de UB Amsterdam heeft duizenden microfilms van catalogi en het is te hopen dat die ook eens gedigitaliseerd gaan worden). Ten tweede is het altijd zeer de vraag wat voor nieuwe informatie er uit dat soort boekenlijsten te halen is. Dat Bouwmeester de werken van Spinoza (en de gebroeders De la Court, Beverland en La Peyrère) bezat is bijvoorbeeld niet echt een verrassing te noemen, wel misschien dat hij Koerbaghs Bloemhof blijkbaar niet had, een werk waarmee Bouwmeester ook wel in verband is gebracht. Maar uit de afwezigheid van een boek kan men nauwelijks conclusies trekken, net zoals de aanwezigheid van een boek niet betekent dat de eigenaar het ook gelezen heeft.

Via de genoemde website is recentelijk ook de veilingcatalogus van de bibliotheek van Abraham van Berkel (1639-1686) gevonden (op microfilm, het origineel ligt in Sint Petersburg). Van Berkel is vooral bekend als vertaler van Hobbes’ Leviathan en als helper van de Koerbaghs tijdens de drukfase van Een ligt schijnende in duystere plaatsen in 1668. Helaas is de catalogus incompleet. Hij bestaat uit drie stukken en de tekst breekt af in het tweede stuk tijdens de tweede lijst van octavo boeken (elk van de 3 stukken heeft een indeling in boeken in folio, quarto, octavo en dudecimo). Er zijn 918 titels bewaard gebleven, maar als men extrapoleert op basis van de vier getallenseries kan het totaal aantal titels wel eens ergens tussen de 1400 en 1600 hebben gelegen. Het is natuurlijk te hopen dat er nog eens een volledig exemplaar opduikt.

 

Abraham van Berkel was een al even veelzijdige intellectueel als bijvoorbeeld Adriaan Koerbagh. Hij volgde maar liefst drie studies, eerst een volledige studie theologie in Leiden (1654-61). Hij is blijkbaar ook van plan geweest predikant te worden, want hij vroeg in maart 1661 een kerkelijk testimonium aan, maar korte tijd later promoveerde hij in Utrecht in de geneeskunde, een vak waarvan eveneens onduidelijk is of hij het feitelijk heeft uitgeoefend. Ten slotte ging hij zich in 1669, een jaar na het beruchte proces tegen Koerbagh, nog toeleggen op een studie klassieke talen in Leiden. Hij begon tekstedities te bezorgen, maakte een catalogus van het boekenbezit van de Leidse UB en werd tenslotte rector van gymnasia, eerst in Harderwijk en de laatste zes jaar van zijn leven in Delft. Hij stierf al op 46-jarige leeftijd.

   

Persoonlijk heb ik mij vooral beziggehouden met Van Berkels vertaalwerk uit het Engels, naast de Leviathan (1667) vooral zijn vertaling van Thomas Browne’s Religio medici (1665), een ietwat apologetisch werk waarin een Britse medicus uitlegt dat hij ondanks allerlei twijfels toch kan geloven in de leer van de Anglicaanse kerk. Het bood Van Berkel de ruimte om ook vooral zijn eigen theologische twijfels te onderzoeken en formuleren, en wel zo voorzichtig mogelijk: in anonieme voetnoten bij de tekst van Browne. Uit die noten blijkt dat hij net zo’n radicale criticus van kerk, godsdienst en theologie was als zijn vriend Koerbagh toen aan het worden was.

       

Alleen werd Van Berkel geen spinozist. Elke verwijzing naar Spinoza ontbreekt in zijn oeuvre. Het lijkt erop dat Van Berkel aan andere bronnen voldoende had om tot radicale geloofstwijfel te komen, zoals uiteraard Hobbes, maar ook Isaäc la Peyrère en zelfs de in 1619 terechtgestelde Italiaanse vrijgeest Lucilio Vanini. Uit diens dialogen De admirandis naturae (1616) citeert hij bijvoorbeeld doodleuk een zeer lasterlijke passage over de zwakzinnigheid van christenen, een ironisch commentaar op Mattheüs 5:3 (“zalig zijn de armen van geest”): “Daarom, wanneer iemand loom en onverschillig bij zijn echtgenote aanligt, verwekt de samenkomst de zwakke geest tot zaad waaruit kinderen worden geboren die stom en onbekwaam zijn, en daarom voor het christelijk geloof, die aan de armen van geest gelukzaligheid belooft, voldoende geschikt zijn om te worden opgevoed.” (Mede dank aan Jacob van Sluis voor de vertaling.) Van Berkel was (naast Gisbertus Voetius) vermoedelijk een van de weinigen in de Republiek die Vanini goed lazen.

In een andere voetnoot onthult Van Berkel dat hij grote maar vergeefse moeite heeft gedaan om het beruchte blasfemische traktaat De tribus impostoribus ofwel De drie bedriegers in handen te krijgen. Al eeuwen lang gingen er in geleerd Europa geruchten dat een of andere atheïst een werk zou hebben geschreven waarin de grote religiestichters Mozes, Jezus en Mohammed werden ontmaskerd als politieke opportunisten, die zich voordeden als profeten aan wie God zich had geopenbaard teneinde hun machtspositie en wetten door het gewone, bijgelovige volk aanvaard te krijgen. Van Berkel schreef zelfs een brief aan Thomas Browne om te vragen of hij het werk misschien gelezen of in bezit had. Maar het zou nog een jaar of 25 duren voordat een Duitse geleerde een eerste Latijnse versie van De tribus op papier zou zetten, en nog eens 30 dertig jaar daarna zou er pas een eerste Franse versie verschijnen, die in de titel naar Spinoza verwees: L’esprit de Spinosa, waarvan de latere edities verschenen onder de titel Traité des trois imposteurs. De thematiek echter, zo maakt deze voetnoot van Van Berkel wel duidelijk, was al prominent aanwezig in de jaren 1660, de tijd waarin grote werken uit de Nederlandse Verlichting tot stand kwamen, zoals Koerbaghs Bloemhof en Ligt en Spinoza’s Tractatus theologico-politicus.

Over deze voetnoten van Abraham van Berkel heb ik in september 2014 een voordracht gehouden op het congres “The Dutch Legacy. Radical Thinkers of the 17th Century and the Enlightenment” in Marburg (zie blog). Het uitstekende laatste nieuws is dat alle congresbijdragen in de loop van dit jaar gepubliceerd gaan worden door Brill. Daarbij zullen in mijn eigen bijdrage ook de gegevens over Van Berkels bibliotheek worden meegenomen. Toch is het de moeite waard hier alvast het volgende te vermelden.

De veiling werd kort tevoren aangekondigd in de Oprechte Haerlemse Courant van 12 december 1686: “Den 16 December sullen tot Leyden, by Johannes de Vivié, verkocht werden de Boecken van Abraham van Berckel, in sijn Leven Rector der Latijnsse Schole tot Delf, bestaende in seer uytsteeckende Literatores en andere treffelijcke Boecken. De Catalogus sal in 2 a 3 dagen te bekomen zijn tot Amsterdam by D. van Dalen, Haerlem Beverwijck, Delf Voorstad, Rotterdam B. Bos, Dordrecht Goris, Hage Troyel, &c.” De grote hoeveelheid klassieke auteurs in de catalogus weerspiegelt ongetwijfeld Van Berkels werkzaamheid sinds 1669 als classicus. Ook zijn er uiteraard veel medische titels. Verder vindt men wat suspecte boeken betreft de Politike Discoursen van de gebroeders De la Court, enkele titels van Hobbes (hoewel opvallend weinig Engelse werken voor iemand die goed Engels kon lezen), de Praeadamitae (1655) van La Peyère (ook in bezit bij Bouwmeester en Spinoza), de Dialoghi d’amore (editie Venetië 1607) van Leone Ebreo (ook in Spinoza’s boekerij) en het door de Staten van Holland verboden Van de apostasie, dat is van den afval der christenen (1659) van de jurist Lancelot van Brederode (1583-1668), waarin het calvinisme fel bestreden werd. Abraham van Berkels oudste en kostbaarste boek was misschien “Een seer oude raare Kronijk van ’t begin des weerelds af, vol fig. gedrukt Anno 1493 in ’t Latijn” (een incunabel zouden we nu zeggen). Werken van o.a. Koerbagh en Vanini ontbreken, maar dit kan te maken hebben met het helaas fragmentarische karakter van de catalogus.

 

                                                                                Michiel Wielema

Reacties

Uiteraard gun ik Michiel, dat hij om mijn enthousiasme lacht, maar hij zal toch ook begrijpen dat mijn opwinding te maken had met verbazing over de grote hoeveelheid wetenschappelijke titels in Bouwmeesters boekerij, die - zoals de twitteraar J.M.M. van de Ven mij mailde - nog maar kort geleden gedigitaliseerd was. En die naar mijn inschatting een imposante en relevante achtergrond biedt voor zijn relatie met Van den Enden en Spinoza en de aanspreektitel "doctissimo" van de laatstgenoemde. Wie het laatst lacht, lacht best.

Uiteraard ben ik ook heel blij met de digitalisering van dit soort bronnen, maar het duur betaalde Spinoza Web maakt zich belachelijk door deze vondst te claimen terwijl nu blijkt dat een onbezoldigd, zelfstandig vorser als Frank Mertens hier al 2 jaar aan werkt en de hele catalogus al volkomen heeft uitgeplozen. Ik zie met veel plezier uit naar zijn bevindingen.

Zo ver was ik niet ingewijd, Michiel, in de ins en outs van het huidige onderzoek, dat ik niet meer van nabij volg. Wat ik hier van jou las m.b.t de inhoud van de Van Berkel Catalogus vind ik heel nuttige informatie tegen de achtergrond van zijn leven. Mij persoonlijk zou, denk ik, zijn Harderwijker inaugurele oratie nog het meest interesseren om na te gaan in hoeverre hij vertrouwd is met de klassieke bronnen of in welke zin hij ze weet te verwerken, dit vanuit mijn interesse voor het Neo -Latijn.

In een mail aan mij voegde Frank Mertens aan Michiels waarschuwing om voorzichtig te zijn met interpretatie van veilingcatalogi nog toe dat, hoewel dat verboden was, boekverkopers wel eens geneigd waren om overtollige boeken die ze nog in stok hadden mee op te nemen in de veiling en de catalogus. Dat zou bv. een verklaring kunnen zijn waarom een vrij groot aantal titels in Bouwmeesters catalogus twee of meer keer voorkomen.
Ondanks dergelijke noodzakelijke waarschuwingen om de inhoud van boekenveilingcatalogi met een korreltje zout te nemen, blijven het waardevolle bronnen, zoals Michiel zelf ook aangeeft als hij spreekt van het ‘helaas fragmentarische karakter’ van de veilingcatalogus van Abraham van Berckels bibliotheek.