Pieter Balling (? – ca 1669) was Spinoza’s vriend voor 100% Spinozist? [4] De Brief aan Balling over de voortekenen (Br. 17)

Dit wordt een extra blog in de reeks over Pieter Balling. Ik heb in het eerste blog slechts kort verwezen naar de brief die Spinoza aan zijn vriend schreef om hem te troosten naar aanleiding van het verdriet om zijn zoon. Ik heb wel even overwogen of ik niet méér over die brief moest schrijven, maar achtte dat voor het doel dat ik mij gesteld had niet per se nodig.

Zojuist echter ontving ik van Adrie Hoogendoorn die voor de HOVO in Lochem vanaf volgende maand een cursus zal geven over De Briefwisseling van Spinoza, zijn tekst over brief 17 met de toestemming die desgewenst deels of geheel op dit weblog te gebruiken.
Adrie maakt altijd veel werk van het samenstellen van een gedegen syllabus bij zijn cursussen. Dat blijkt ook weer uit de uitgebreide tekst waarin hij deze brief aan Balling beschrijft en analyseert – een genoegen om mee te maken. Die Lochemse cursisten mogen zich in hun handen wrijven bij een docent die zich zoveel moeite geeft, om zich gedegen voor te bereiden niet alleen, maar het resultaat ervan ook in begeleidende teksten neer te slaan.

Deze tekst - deze samenvatting, toelichting en commentaar - over de brief van Spinoza aan Pieter Balling, die daarmee uiterst serieus wordt genomen, heeft mij zeer geholpen om de inhoud ervan beter te leren kennen. Ik hoef dat op mijn beurt hier niet nog eens samen te vatten en verwijs naar de syllabustekst die ik - met dank aan Adrie Hoogendoorn - heb geplaatst op benedictusdespinoza.nl  - NB deze site is opgeheven; document op 30 sept. 2016 naar hier verplaatst

Deze bijdrage maakt de reeks over Pieter Balling beduidend completer.

Aanvulling 28 maart 2012

Gisteren verscheen op dit Franse 'Blog de Démocrypte' een omvangrijke studie over deze brief van Spinoza aan Pieter Balling, met veel informatie over 'voorspellende' en andere dromen.

Reacties

Heb Adrie 's toelichtingen op brief 17 met genoegen en instemming gelezen. Alleen verbaast het mij dat niet even wordt teruggegrepen op de eerste pagina van de TTP, waar Spinoza het omineuze karakter van bepaalde verschijnselen relateert aan het "flucturen tussen hoop en vrees" [voorgevoelens] bij lieden die mateloos de onzekere, want vergankelijke, goederen van de fortuin begeren.

Wim,
Het 'heen en weer geslingerd worden tussen hoop en vrees' wordt in mijn toelichting op Br17 genoemd onder punt 4, het psychologische verklarings-mechanisme van de vereenzelvigings-these. Ter verduidelijking zal ik in de definitieve versie aan toevoegen dat hoop en vrees vallen onder de associatie-these van Spinoza, en sympathie en antipathie onder de imitatie-these.

Aansluitend bij het mooie stuk van Adrie. Wij lazen brief 17 met enkele ouders in onze studie- groep. De verklaring dat een ouder veel kennis opbouwt rond het streven naar zelfbehoud van hun kind vanuit verbondenheid werd goed herkend (ook door niet-ouders). Deze ADEQUATE kennis van de vader zit meestal in een nietsteeds-bewust deel van het verstand (niet alles kan steeds vóór in het bewustzijn zitten). Hier is verder ook niets mystieks aan. De kennis van zuchtjes, toonhoogte, bleekheid, blossen van je naasten is in de loop van de tijd gegroeid. Het is wel verbazingwekkend dat het intuïtieve deel van het verstand zo veel kennis snel kan opbouwen, maar dat geldt ook voor het leren van taal. Dus wij gingen denk ik voor een vereenzelvigings-these, via de spiegelneuronen. Op bovenstaande link (onder 'Rieuwertsz-groep' en bij 'NIL', beide staan rechts) leg ik ook een verband naar 'Hoe men wijs wordt' (Klever over Bouwmeester). Hopelijk bent u het er eens, Wim Klever, dat ik hier een verband zie?!

Ik wijs hierbij op een toevoeging aan het eind van het blog