Pieter van de Griend (1922 – 2001) zag 't praktische van Spinoza's Ethica
Het ontroerde mij dat ik, - via een citaat dat Bop Hoekstra, deelnemer aan de SKL, uit zijn vroegere studieboek, aan ons toezond - voor het eerst op de hoogte kwam met het werk van deze man, die aan zijn andragogische werk meer en meer de filosofie van Spinoza ten grondslag trachtte te leggen. Daarom 'verdient' hij dat hier een blog aan hem wordt gewijd.
Pieter C. van de Griend, geboren
in Heerlen waar hij de HBS b deed, ging in 1940 scheikunde studeren
in Delft, welke studie hij door de oorlog niet afmaakte. Na de oorlog was hij
vanaf 1946 een aantal jaren leraar natuur- en scheikunde. In 1949
studeerde hij in Delft af als scheikundig ingenieur. Daarna ging hij
sociale psychologie en pedagogiek studeren aan de Universiteit van
Amsterdam. Promoveerde in 1963 op het proefschrift Leiderschapsvormen
in de schoolklas. Hij werd in 1966 lector en vanaf 1970
buitengewoon hoogleraar aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam
toegepaste groepspsychologie en gesprekstechniek. Daarnaast was hij
wetenschappelijk adviseur bij het Ministerie van Justitie op het
gebied van communicatieprocessen. Ook na zijn emeritaat in 1988 bleef
hij lesgeven o.a. aan de Internationale School voor Wijsbegeerte om
zijn aanpak van intermenselijk begrip te verspreiden.
Mentaliteitentheorie
Van
de Griend ontwikkelde een eigen praktijktheorie over de problematiek
van tussenmenselijke relaties. Deze noemde hij mentaliteitentheorie -
een term die hij ontleende aan Du Boeuff en Kuiper. ‘Mentaliteit’
staat voor de subjectieve ervaring die mensen hebben van zichzelf in
relatie tot anderen, met inbegrip van gedrag dat met die ervaring
verband houdt. De mentaliteitentheorie is zowel van een hoog
abstractieniveau als tevens direct praktisch toepasbaar, met name als
het gaat om het persoonlijk functioneren van mensen in relatie tot
elkaar. In 1994 richtte hij de Stichting Onderwijs Mentaliteitenleer
(S.O.M.) op om zijn gedachtegoed verder te verspreiden. Deze
stichting werd na zijn dood voortgezet. Op de website
biedt ze PDF's van Van de Griend's werken, alsmede verdere
uitwerkingen. [Wiki]
Zijn werken
In het
perspectief van de angst. Grondvormen van tussenmenselijk
functioneren [H. D. Tjeenk Willink bv Groningen, 1975 - PDF];
Relatievormen en zelfkennis [Swets & Zeitlinger,
Lisse, 1983 - PDF];
Ons aller probleem, de medemens. Over het wederzijds onbegrip
in menselijke relaties [Amsterdam/Lisse, Swets & Zeitlinger,
1991 - PDF];
Omgaan met angst [Nelissen, 1996 - PDF];
De ecologische nis van de mens [Budel, Damon, 1998 - PDF]
Spinoza
Hij
ziet Spinoza's Ethica
als een boek over zelfkennis, zoals hij ook zijn eigen werk ziet als
bijdragen tot het achterhalen van kennis over de ingewikkelde
verhouding van ieder mens met zichzelf en met anderen. Hij ging meer
en meer de Ethica
gebruiken.
In zijn
Ons aller probleem, de
medemens (1991) gaf
hij in een voetnoot een toelichting op zijn ontdekkingen (via werk
van Du Boeuff en het fenomeen van angstreductie bij H.S. Sullivan)
van de vier mentaliteiten, hetgeen leidde tot zijn In
het perspectief van de angst.
Vervolgens schrijft hij: "Daarna ging ik mij (meer) bezig houden
met praktijkwerk op basis van de theorie. Verder drong het scherper
tot mij door [...] dat de mentaliteitenleer eigenlijk een
antropologische theorie is, wat de zaak veel gecompliceerder maakte.
Die complicaties voerden onder andere naar de intensieve studie van
Spinoza, van welke filosoof ik steeds meer de relevantie besefte,
niet alleen in verband met de mentaliteitentheorie, maar voor
menswetenschap überhaupt. Die ontwikkeling voerde naar een tweede
boek over de materie: Relatievormen
en zelfkennis (1983).
Dat boek leverde goede diensten in verband met voortgezet en
geïntensiveerd praktijkwerk, maar juist daardoor traden ook de
tekorten aan het licht. In wezen komen die hier op neer, dat ik wel
allerlei complicaties had ingevoerd, maar zonder die ook duidelijk op
te lossen en te herleiden tot een heldere kern die volledig logisch
was doordacht. Daartoe te komen was de moeilijkste fase van het werk,
die heeft geleid tot dit boek. Daarvan is de omvang beduidend minder
dan het vorige, omdat het ook noodzakelijk bleek te zijn mij los te
maken van allerlei invloed van andere auteurs, waarvan ik eerder
rekenschap probeerde te geven. Met een uitzondering, waarmee ik terug
ben bij de inspirerende idee van Du Boeuff. De term mentaliteit heb
ik in eerdere publikaties laten varen ten gunste van allerlei andere:
grondvorm, intentionaliteit, houding, structuur, patroon, oriëntatie.
Echter is het woord mentaliteit, in de letterlijke betekenis van
geestesgesteldheid, het enig juiste. [p. 190-150]"
En
inderdaad komt Spinoza het meest voor in zijn Relatievormen
en zelfkennis (1983).
Daarin betoogt hij, dat werkelijke zelfkennis ontstaat in het
inzicht verwerven in de karakteristieke eigen manier, waarop men in
de relaties met anderen is betrokken. Mensen zijn bedreigend voor
elkaar, maar hebben elkaar ook nodig. Hij behandelt de vier
relatievormen, grondhoudingen of mentaliteiten van waaruit mensen
omgaan met zichzelf en met elkaar - ofwel het intra- en
interpersoonlijke proces: afhankelijk, onderwerpend, isolerend,
conformerend. Dat zijn geen typologieën, maar concepten om jezelf en
anderen te begrijpen. Hij bespreekt het angstreductiemechanisme en
het empirisch fundament van de theorie; angst is voor hem hét
grondfenomeen. In een tweede deel worden toepassingen besproken aan
de hand van enige literaire werken en vanuit de eigen
praktijkervaring van de auteur.
Dat boek heeft een laatste paragraaf, "De actualiteit van Spinoza en de mogelijkheid van het autonome zelf", waarin hij Spinoza ziet "als een toppunt van zelfbewustwording, waarin culturele bepaaldheid in emotioneel opzicht in ieder geval zeer vergaand is overwonnen." En hij schrijft (dit was het citaat dat Bop Hoekstra verspreidde):
"De
opvatting, dat het volstrekt abstracte systeem van dat boek [de
Ethica] alleen maar kan zijn ontstaan op de basis van
zelfkennis en bewustheid van eigen emoties vind ik ook in een notitie
van Appuhn bij een Franse uitgave van de Ethica. Appuhn stelt dat het
werk dientengevolge ook alleen maar kan worden begrepen als de
neerslag van levenservaring. De lezer die er argeloos aan begint en
die aanstonds stuit op het substantie- en attribuutbegrip, waarbij
hij zich niets concreets kan voorstellen, die verder geheel in beslag
wordt genomen door de worsteling met de logische structuur van
definities, axioma's, stellingen en bewijzen, zal er nauwelijks toe
komen, in dat alles de levenservaring van de schrijver en de
immanentie van Spinoza's Godsbegrip te herkennen.
En toch: voor
wie de worsteling met de materie niet opgeeft, en dat zijn er in de
loop van 300 jaar heel wat geweest, krijgt het werk een geheimzinnige
en onuitputtelijke fascinatie, omdat in de hoogbouw van de logische
structuur iets anders tot uitdrukking komt: het peilen van de diepste
grond van de menselijke ervaring. Terecht is de Ethica wel een
begripspoëem genoemd: is niet een gedicht in taal
uitgekristalliseerde ervaring? In de terminologie van dit boek: aan
Spinoza is de confrontatie tussen logica en ervaring op het gebied
van de zelfkennis op uitzonderlijke wijze gelukt en dan blijkt die
confrontatie te leiden niet alleen tot zelfkennis in een
gebruikelijke en beperkte betekenis van het woord, maar ook tot
transformatie van het gekende zelf, zodat dit mede kennis van het
menszijn, van het aan alle mensen gemeenschappelijke omvat."
Reacties
Het is een welverdiend eerbetoon in het Spinoza-kader en ik verbaas me over wat je in korte tijd van Van de Griend hebt weten te achterhalen. Het klopt helemaal. Ik heb hem leren kennen toen hij in de 80'er jaren beginnende rechters trainde in communicatieve vaardigheden. Dat waren voor alle deelnemers erg confronterende trainingen. Nee, geen communicatietechnieken, vaardigheden of trucjes leren, maar leren kijken naar jezelf en naar je angsten. Door jezelf te begrijpen en door jezelf te accepteren zoals je bent, verander je al. En verandert je communicatiestijl. Dat hield hij ons voor. Zijn Spinoza-fascinatie fascineerde me toen al, maar het duurde 25 jaar voordat ikzelf rijp was voor het werk van Spinoza. Jammer dat Van de Griend is overleden, ik had graag nog eens met hem willen praten over onze inmiddels gedeelde interesse. Misschien zijn er andere lezers van dit blog die meer informatie hebben over de relatie Van de Griend-Spinoza, bijvoorbeeld in de vorm van materiaal over lezingen of voordrachten die Van de Griend ooit hield over Spinoza?
bob hoekstra 20-10-2013 @ 17:15
Dank, Bop, voor je mooie bijdrage.
Ik hoop dat je oproep tot iets leidt.
En nog bedankt voor het attenderen op Van de Griend.
Ik vond het bijzonder te zien hoe hij Spinoza inpaste in zijn aanpak van komen tot zelfkennis en je opstelling in je communicatie met anderen.
Stan Verdult 20-10-2013 @ 18:39
Niet een twee drie over de relatie Van de Griend - Spinoza; dan zou ik fundamenteler onderzoek moeten plegen; wel over Van de Griend zelf in het werk van zijn leerlinge Froukje D. Wirtz. Zij schreef: Achter het masker van de persoonlijkheid, Gids tot zelfkennis voor individu en coach; uitgegeven bij Nelissen in 2006. Vooral de literatuurverwijzingen op de pags. 147 t/m 149 kunnen voor Spinozafoerscher een Fundgrube worden (hij komt er niet in voor)
Wel mevrouw Dessaur, bij wie ik in de zeventiger jaren in Nijmegen een paar colleges volgde. Zij schreef "De droom der rede" (uitgegeven bij Querido in 1984) en doet in mijn ogen ogen Spinoza en andere rationalisten af in een paar regels op pag. 124 en 125. Toch vermeld ik haar hier omdat deze eigenzinnige criminologe ook vandaag rechters nog wat te zeggen zou kunnen hebben. In haar alias Andreas Burnier leefde en werkte zij vanuit vanuit de, per definitie irrationele, verbeelding. Hoe onnaspeurbaar kan een vrouw/man zijn. Ik had in die jaren een vriendin (van mijn vrouw) die haar mooie borsten af liet zetten vanuit ideologische motieven. "Zonde!", heb ik haar gezegd op haar ziekenhuisbed in het St. Elizabethsgasthuis in Arnhem waar zoveel Airbornes dertig jaar eerder in de gangen sneefden. Ja, ik weet, ik ga te ver; waar is Spinoza nog...Deus sive Natura... en de ideologie van de maakbaarheid van het eind van de 20e eeuw waar ik een adept van was... Groet, ArisZ
aris zeilstra 25-10-2013 @ 21:33
Mensen zijn hun hele leven lang bezig zichzelf vorm te geven in relatie tot anderen. Dat levert onzekerheid op. In de relatievorming streven mensen dan ook naar zekerheid. Waar komt dit zekerheidsstreven nu eigenlijk vandaan? Een verklaring zoekt Van de Griend in de evolutietheorie. Hij haalt Spinoza aan om zijn verklaring te verduidelijken.
Dieren leven in een natuurlijke, soortspecifieke omgeving. Toen ze evolueerden tot mens, kregen ze verstand waarmee ze zich uit deze omgeving konden bevrijden. Ze kregen de vrijheid om hun eigen omgeving te scheppen. Ze riepen cultuur in het leven. Via cultuur regelden ze de interactie met hun medemens. Zo creëerden ze hun eigen sociaal culturele omgeving.
Aan hun zelf ontworpen sociale omgeving zijn mensen gebonden. Ze kunnen niet ontsnappen aan de manier waarop ze de relaties met hun medemens regelen. Daardoor worden ze gedwongen om zichzelf in relatie tot anderen vorm te geven. Dat roept angsten en onzekerheden op, die terug te voeren zijn tot bestaansonzekerheid: wie ben ik nu eigenlijk in relatie tot mijn medemens? Gelukkig hebben mensen een instinct om de onzekerheid hanteerbaar te maken: angstreductie en zekerheidsstreven.
Het instinctieve zekerheidsstreven manifesteert zich in een zeer gevarieerd gedragsrepertoire. Soms vertonen mensen gedrag dat lijkt op het gedrag van weleer toen ze nog als dieren in hun natuurlijke omgeving leefden. Dat gedrag kenmerkt zich door, wat Darwin noemt, ‘struggle for life and survival of the fittest’. Verschijningsvormen hiervan zijn: territoriumdrift, strijd om de macht, pikorde, haantjesgedrag etc. Lees bijvoorbeeld beststellers als ‘Hoe word ik een rat?’ van Joep Schrijvers en ‘De Prooi’ van Jeroen Smit om te ervaren hoe ‘beestachtig’ mensen zich kunnen gedragen in hun sociale omgeving. En ook spreekwoorden en gezegden grijpen terug naar ons dierlijk gedrag ('een beer van een vent', 'het zwarte schaap', 'een aangeklede aap', 'iemand schaapachtig aankijken', etc).
Helaas laat het instinct van het zekerheidstreven de mens in de steek. Het biedt geen echte zekerheid. Angstreductie en zekerheidsstreven dragen bij tot vermindering van onzekerheid maar nemen deze niet weg. Dat had Spinoza ook al gezien. In de Ethica omschrijft hij angst als ‘een begeerte om een groter kwaad dat wij vrezen door kleiner kwaad te vermijden’. De mens vermijdt dreiging en onzekerheid als groot kwaad door te vertrouwen op het kleinere kwaad van het zekerheidsstreven. Het kleinere kwaad wordt daarbij beleefd als veilig en zeker, niet beseffend dat deze beleving uitsluitend bestaat bij de aanwezigheid van het grote kwaad (de dreiging en onzekerheid). Het grote kwaad blijft dus bestaan in het zekerheidsstreven, niet meer manifest maar latent.
Als het instinctieve zekerheidsstreven tekort schiet, hoe kan dan toch echte zekerheid verkregen worden? Echte zekerheid kan verworven worden door het verstand boven het instinct te plaatsen, namelijk door daarmee objectieve kennis op te doen van het eigen functioneren in relatie tot anderen. Die zelfkennis geef het antwoord op vragen als: Welke omgangsvormen roepen spanning in me op? Bij wie voel ik me onzeker? Binnen welke cultuur pas ik minder goed? In welke situaties ervaar ik blokkades om me vrij te uiten? Zelfkennis leidt tot meer macht over het eigen bestaan. Dat wordt ervaren als een meer ontspannen en effectieve omgang met anderen.
Volgens Van de Griend maakt ware zelfkennis de mens 'vrij'. Ware zelfkennis leidt inherent tot kennis van het menszijn. Spinoza kon tot de Ethica komen omdat hij zelfkennis had in de betekenis van Van de Griend.
Wiebe Blok 20-03-2014 @ 01:01