Robert Misrahi: Het geluk volgens Spinoza

Op 1 mei 2010 plaatste de website Le Monde des Religions een tekst van Robert Misrahi: Le bonheur selon Spinoza - Le désir éclairé par la raison. Ik neem deze hieronder graag in vertaling over, daar ik het als een kernachtige samenvatting van Spinoza’s Ethica zie.

Robert Misrahi is Spinoza-specialist en emeritus professor van de filosofie en ethiek aan de Universiteit van Parijs I (Sorbonne), hij is de auteur van Le Bonheur, essai sur la joie (Hatier, 1988) en van Spinoza (Interlaken, 2005). La jouissance d'être. Le sujet et son désir (2009). Wij kennen hem vooral van de inmiddels niet meer verkrijgbare 100 woorden over de Ethica van Spinoza (2007).

Le désir éclairé par la raison 

HET GELUK VOLGENS SPINOZA

De door de rede verlichte begeerte

Voor allen die hun leven inzetten en hun autonomie opbouwen, door zichzelf te bevrijden van de afhankelijkheid van de ‘passies,’ is geluk bereikbaar – dit is door Spinoza niet als een ascetische moraal gedacht, maar als de vervulling van een existentieel welzijn door middel van kennis.

Spinoza (1632-1677), drukt in zijn belangrijkste werk, de Ethica, een dubbele zekerheid uit: 1e de mens, waarvan de essentie de begeerte is, wil de vreugde beleven van te bestaan en te handelen, en 2e de mens heeft het in zijn macht om zijn begeerte door het denken en het aanboren van gelukzaligheid te regelen. Zonder de begeerte op te geven, kan het geluk als "gelukzaligheid" bereikt worden, dat wil zeggen, een volmaakte en permanente vreugde. Spinoza is de enige Europese filosoof die een rationele ethiek voorstelde, die tegelijkertijd een ethiek van de grootst mogelijke vreugde is.  

Bij Descartes, Kant, Hegel, Schopenhauer, Heidegger, Sartre (zo kostbaar nochtans, wat de vrijheid betreft) is geluk afwezig. Spinoza, biedt ondertussen, na Aristoteles en Epicurus, het geluk aan iedereen, want iedereen kan denkwerk verrichten en z’n leven ontplooien in een maatschappij waarin sprake is van vrijheid van meningsuiting en tolerantie. Anders dan alleen de aanroeping van het zonneleven en bevrijde sensualiteit, is het een doctrine en een grondige analyse van geluk die Spinoza biedt.

Het betreft in eerste instantie een leer over het zijn (ontologie): er bestaat slechts één zijn, en dat is de natuur, eeuwig, noodzakelijk en oneindig. We kunnen het God noemen, "Deus sive Natura."

Het is in deze unieke wereld dat de mens zijn leven heeft te leiden. Deze natuur is zowel materieel ("uitgebreidheid") als geestelijk. Spinoza is niet "materialistisch" of "idealistisch:" hij heeft het over de werkelijkheid zelf, maar dan in al zijn aspecten.

Het tweede kenmerk betreft de leer over de mens (antropologie). Ook hier is er een volledige eenheid van lichaam en geest: het zijn twee gelijktijdige gezichten van de ene werkelijkheid. Spinoza levert het begrip van de ziel in om het door het begrip van het bewustzijn te vervangen: de geest is lichaamsbewustzijn. Niet meer, niet minder. Daaruit ontstaan, via verdubbeling, zowel de capaciteit om te kennen als de macht van de reflectie. Elk individu is een verenigde essentie: de begeerte. Spinoza was de eerste moderne filosoof die de centrale betekenis van de begeerte erkende en de legitimiteit ervan hoog hield. De begeerte is de fundamentele dynamiek van het individu: het is de conatus, de poging om in zijn bestaan te volharden. Het voortbestaan is de rechtmatige uitoefening van tevredenheid en vreugde. Het is vanaf hier dat een ethiek zal worden uitgewerkt. Geluk is in de eerste plaats het behoud van zijn bestaan en het zoeken naar hetgeen voor het eigen zelf van nut is, specifiek en enkelvoudig. Dit zullen de eerste vormen van vreugde betreffen.

 

Geen bijgeloof, geen vooroordelen

Maar in het dagelijks leven loopt de vreugde tegen obstakels op: Spinoza levert dan ook kritiek op de "hartstochten" en het relationele leven, kritiek ook op bijgeloof en vooroordelen. Dit is het derde onderdeel van de leer die wij willen benadrukken: om toegang tot echte vreugde te krijgen, moet men autonomie opbouwen door zich te bevrijden van de gebondenheid aan de passies. Maar in tegenstelling tot idealistische idealen, gaat het Spinoza voor het bereiken van vrijheid, niet om onderdrukking van verlangen, maar om het beheersen van deze door reflectie verlichte begeerte. Het zijn niet de begeerte of de affectiviteit zelf die ons vervreemden, het zijn de onwetendheid en de verbeelding, die de begeerte misvormen en haar verslaving produceren. De ethiek van de vreugde is niet een ascetische moraal, maar een doctrine die tot de vervulling van een begeerte leidt, maar dan verlicht en bevrijd door kennis. De nieuwe ethiek kan zo ontstaan en zichzelf definiëren. Spinoza vat deugd aldus op: "Goed handelen (dat wil zeggen, intelligent en autonoom) en dan blij zijn."

Deze ethiek, vrij van de hartstochten, van vooroordelen en van conventionele opvattingen, verheft, met joie de vivre, ware vriendschap en echte loyaliteit, de zorg voor het leven en niet om de dood, de aanname van de wijze voorzichtigheid tegen de blinde overmoed, de kritiek op medelijden en wroeging, de verdediging van rechtvaardigheid tegen de naastenliefde, het sociale tegen het eenzame leven, en ten slotte het gewone genot: kunst, fysieke oefeningen, ontspanning. Deze inzet van vreugdevol leven is niet het resultaat van instinct, maar van verhelderende bezinning en geleide begeerte. Deze ethiek van vreugde blijft bestaan en bereikt wat ik noem een existentieel welzijn. Spinoza fundeert en illustreert dit alles met kracht, maar is uiteindelijk niet tevreden. Hij beoogt ook de toegang tot "de eeuwigheid." Dit is de vierde regel van de leer die ik wil benadrukken. Te vaak is het ‘t enige dat bewaard wordt. Gesitueerd in deze existentiële en florerende context (bezig met het geluk), kan dit "metafysische" onderzoek van onze innerlijk wereld in zijn volle betekenis worden gevat.

Meer dan zijn ethiek van de blijheid, biedt Spinoza ons wijsheid: een serene rust die tegelijk een perfecte blijdschap is. Hij noemt het beatitudo (gelukzaligheid), dat wil zeggen "geluk" samen met een "gevoel van eeuwigheid." Hij omschrijft het als "intellectuele liefde van God" ("Amor Dei intellectualis"). Het is niet een persoonlijke relatie met een persoonlijke God, maar een relatie van intuïtieve kennis tot de hele natuur. Het is verheven. Zij wordt in haar oneindigheid, haar noodzaak, haar almacht begrepen. Deze waarneming is zo nieuw en zo intens dat zij als een tweede geboorte is op te vatten.

 

Een denkbaar geluk

Dit is hetzelfde als een existentiële relatie tot een natuur waardig om God genoemd worden. Een diepe vreugde komt voort uit de overweging van de universele noodzaak en van het weten dat we een integraal onderdeel van de totaliteit van deze natuur vormen en dus van het zijn. De Ethica is het boek dat existentiële route biedt die de toegang verschaft tot dat genot van het zijn. Gelukzaligheid is denkbaar: het is blijheid, sereniteit, activiteit. Die mogelijk en toegankelijk is. Spinoza had het bereikt en biedt het ons aan. Hij weet dat de weg die erheen leidt moeilijk is (vol kritische hartstochten en conflicten, sociaal isolement en ideologische voorlopigheid), maar hij weet ook dat ze beschikbaar is: ieder mens is verlangen, en iedere geest kan toegang hebben tot reflectie.

Spinoza, Ethiek

"Blijdschap is de overgang van een mindere naar een grotere perfectie." (III, Definitie II)

"Een begeerte die voortvloeit uit de vreugde [...] is sterker dan een begeerte die voortkomt uit verdriet. " (IV, 18)

"Deugdzaam handelen is niets anders [...] dan handelen, om zijn bestaan te behouden ofwel onder de leiding van de rede te leven op basis van het zoeken van het eigen belang." (IV, 24)

"Geluk is niet de beloning van de deugd maar de deugd zelf, en we ondervinden geen vreugde omdat we onze zinnelijke verlangens verdringen, het is eerder omdat we de vreugde voelen, dat we deze verlangens kunnen beperken.  "(V. 42)

Robert Misrahi [van hier]