Speurtocht naar Spinoza in de Haagsche Gemeentearchieven

Op dinsdag 30 oktober 1984, een mooie, vrijwel onbewolkte zonnige en fris-warme dag waarop een zwak windje woei [cf.], begaven zich tweeëntwintig jongerejaars studenten van de Erasmus Universiteit te Rotterdam naar het Gemeente Archief van Den Haag om er in tweeënvijftig banden (uit de hele verzameling van negenhonderdzevenenveertig banden met notariële akten), die de periode beslaan waarin Spinoza in deze stad woonde (1670-1677) en die nog niet geïndexeerd waren, na te speuren of de naam van Benedictus de Spinoza erin voorkwam. Het betrof een propaedeutische oefening onder auspiciën van de Centrale Interfaculteit, die onder leiding stond van hun hoogleraar M. J. Petry en van de secretaris van de Vereniging Het Spinozahuis, G. van Suchtelen.

In maart van dat jaar had dr. M. J. Petry in het Haagse Gemeentearchief een notariële akte aangetroffen met daarop de handtekening van Spinoza. Deze tot dan onbekende akte dateerde van 1 februari 1673 en bevindt zich tussen stukken van notaris Johannes Beeekman. [Zie afbeelding van transscriptie]. Het was voor het laatst in 1921 geweest dat in het Haagse Gemeentearchief naar documenten betreffende Spinoza was gespeurd. Toen had de toenmalige secretaris van de Vereniging Het Spinozahuis, dr. Willem Meijer, er een drietal ambtelijke stukken ontdekt, waaronder een akte uit het dossier van notaris Alexander Ennis, gedateerd 21 oktober 1671, welke een geldelijke kwestie betrof, maar wat verder niet veel informatie over Spinoza opleverde. Hij schreef erover in het eerste nummer van Chronicon Spinozanum (1921).

      
                          [klik op afbeelding voor vergroting]

Alvorens Petry over zijn vondst publiceerde, wilde hij eerst nagaan of er wellicht nog meer van zulke stukken in het Gemeentearchief van Den Haag te vinden zouden zijn. Met deze ‘oefening’ werd de groep studenten a.h.w. als een net door de archieven gehaald om Spinoza eruit te vissen. Men kan zich de lichte nerveuse opwinding van studenten en begeleiders voorstellen: zou er een nieuw document boven water komen? Maar ze hadden pech: er werden geen stukken met de signatuur van Spinoza aangetroffen. Wel kwam de naam van Hendrick van der Spijck, Spinoza's huisheer, verscheidene keren voor, maar niet in zaken die met Spinoza in verband stonden.

Het artikel dat Petry en Van Suchtelen hierover schreven ging dus verder over dat ene stuk van 1 februari 1673. Ze gingen alles na over degenen die in die akte voorkwamen. Ze schreven: “De vondst van deze akte bewijst dat de gebanvloekte Spinoza binnen de betrekkelijk korte tijd van ongeveer vijftien maanden (eind 1671 en begin 1673) tenminste tweemaal door een notaris werd aangezocht als getuige op te treden. Het ligt voor de hand hieruit te concluderen dat hij in zijn woonplaats als een betrouwbaar en gezaghebbend man bekend stond.”

Meestal zie je in bibliografieën (b.v. Steven Nadlers Spinozabiografie, en Baruch de Spinoza, Lebensbeschreibungen und Documenten, Meiner, 1998) het artikel vermeld dat Petry en Van Suchtelen in 1985 publiceerden in het eerste nummer van Studia Spinozana 1 (1985), p 359-369: Michael Petry & Guido van Suchtelen, “Spinoza and the military: a newly-discovered document.”

Maar een jaar eerder al verscheen: G. van Suchtelen en M.J. Petry, “Spinoza en de officieren.” [In: Wijsgerig Perspectief 25 (1984/5), 4, p. 129-132]. Dat was mij niet bekend, maar daar kwam ik van op de hoogte doordat Marcel Leduc zijn medeleden van de Spinoza Kring Limburg scans van dat artikeltje toestuurde. Merkwaardig eigenlijk dat het in Wijsgerig Perspectief werd opgenomen, want er is weinig wijsgerigs aan het stukje te beleven. Het zou eerder passen in een tijdschrift als De zeventiende eeuw, maar dat begon pas in het volgende jaar te bestaan [eerste jaargang 1985]. Waarom de volgorde van de namen der auteurs verschillend is bij beide artikelen is mij onbekend.

In ieder geval ondersteunt deze vondst de bewering die Colerus in zijn biografie over Spinoza deed dat "hy zig hier in 's Gravenhage veele vrienden, zo onder Militaire, als andere personen van stant en aanzien, maakte, die garen met hem omgingen en redeneerden." [cf.]

Wim Klever veronderstelde in Mannen rond Spinoza - m.i. op geloofwaardige gronden - dat de in het notariële stuk vermelde sergeant Majoor [=luitenant kolonel] Ferdinand Le Fèvre wel eens dezelfde zou kunnen zijn als "de oude man" die de informant was die Stolle en Hallmann spraken in "De Bremer Hoofdman" in Amsterdam, die zoveel over Spinoza en zijn filosofie wist te vertellen en wiens naam aan het eind van hun verslag Le Fèvre blijkt te zijn. Dan moet die Le Fèvre wel vele intellectuele gesprekken met Spinoza in Den Haag hebben gevoerd. 

Toen hij, Wim Klever, "Krijgsmacht en defensie in Spinoza's politieke theorie" [in: Transaktie (Groningen), jg 19 (1990) nr 2, p. 150-166. cf. PDF] schreef was hem dit verband nog niet bekend, anders had hij het zeker wel vermeld in deze passage:

“Onder Spinoza's vrienden en kennissen treffen we opvallend veel officieren aan. Het militaire wereldje kon hem vanwege deze contacten niet onbekend zijn, al zullen deze officieren met hem meer over zijn filosofie dan over hun eigen beroep hebben gesproken. Een zekere Gabriel de Saint-Glen, kapitein in dienst van de Staten van Holland, was een ‘intimus' en vertaalde bovendien zijn belangrijke werk Tractatus theologico-politicus in het Frans. Spinoza had contacten met een zekere Frans Wilhelm, Vrijheer Baron van Nulandt, die evenals hij in natuurkunde geïnteresseerd was. Deze stond in 1672 aan het hoofd van een regiment staatse troepen en had toen als vrijwilliger een zekere baron von Tschirnhaus onder zijn banier, die vanaf die tijd met Spinoza in briefwisseling was. De Franse veldoverste, de prince de Condé, was in hem geïnteresseerd en nodigde hem tijdens het beleg van Utrecht uit naar die stad. Spinoza aanvaardde de uitnodiging, wellicht ook om Holland een politieke dienst te kunnen bewijzen, en kwam aldaar (27 juni 1672) gedurende twee weken in gesprek met de Hertog van Luxemburg en met de luitenant-kolonel Stouppe, die commandant van Utrecht was. Een recentelijk teruggevonden notarieel stuk bewijst bovendien dat hij in 1673 in verbinding stond met een zekere luitenant-kolonel Fullana, een beroepsofficier in dienst van de stad Amsterdam.” 
  

Reacties

Ik herinner mij nog goed de opwinding van collega Michael als de dag van gisteren en heb toen ook meteen aangeboden de vondst wereldkundig te maken in de eerste jaarband van STUDIA SPINOZANA, dat ik kort tevoren (samen met Walther, Moreau en Yovel e.a.) had opgericht.

I have to thank you for the efforts you've put in penning this site. I'm hoping to view the same high-grade content from you in the future as well. In truth, your creative writing abilities has motivated me to get my own site now ;)

Reageren

Naam   E-mail Mijn url
Voer onderstaande code hiernaast in:
2ace76
Onthoud mijn gegevens!