Spinoza in Hans Küng's Het jodendom: "achter Spinoza kunnen we niet terug"

Eind mei, begin juni verscheen Hans Küng’s Het jodendom. Wezen, geschiedenis en toekomst. Daarmee is de Nederlandse vertaling van de trilogie van deze grote theoloog compleet. Eerder verschenen Het christendom en De islam.

Das Judentum. Die religiöse Situation der Zeit verscheen in 1991. Twintig jaar later dan kwam de vertaling van dit werk dat echt als een handboek is opgezet, met allerlei handige schema’s en overzichten. Het is een werkelijk indrukwekkende prestatie.

 

Hans KüngKüng maakt erg vaak gebruik van de term ‘paradigma’ om aan te geven of een bepaalde verandering een ingrijpende omslag, een nieuwe manier van aankijken tegen … betekende. Zo vindt hij de kabbala, waarvan hij een kort overzicht schetst, geen paradigma en iets dat uiteindelijk wegebde.

Hij geeft ook een relevante schets van Spinoza (§ 'De zaak Spinoza en modern godsverstaan'). Hij typeert hem als: “een van de diepste en meest consequente denkers van een modern levens-, natuur-, wereld- en godsgevoel, die tegelijkertijd waarschijnlijk de meest beschimpte [meistbeschimpfter] filosoof van de vroege nieuwe tijd was.” (p. 233)

Hij vermeldt dat Spinoza’s ‘ethisch traktaat’ door menigeen als “begrippenpoëzie” wordt gezien. Vervolgens geeft hij een schets van het “godsbegrip van het moderne paradigma” dat – via de joodse filosoof Baruch de Spinoza – in de loop der tijd in hoge mate ingang heeft gevonden. En nadat hij daarvan een samenvatting heeft gegeven, zegt hij dat daarover nog veel is te zeggen, maar: “Dit wil ik echter nu al kwijt: achter Spinoza kunnen we niet terug.”(p. 238) Dan citeer ik hier zijn puntsgewijze typering van dat “godsbegrip van het moderne paradigma” (p. 237):

   God is geen bovenaards wezen boven de wolken, in de fysieke hemel! Die naïef-antropomorfe voorstelling is sinds Copernicus en Galilei achterhaald. God is geen ‘hoogste ween’, dat in de letterlijke of ruimtelijke zin ‘boven’ de wereld (‘bovenwereld’) woont.

   God is ook geen buitenaards wezen achter de sterren, in een metafysische hemel! De verlicht-deïstische voorstelling maakt vanuit Spinoza gedacht een inadequate indruk. God is geen verobjectiveerd tegenover dat zich in geestelijke of metafysische zin ‘buiten’ de wereld in een buitenwereldlijke transcendentie (‘achterwereld’) bevindt. Veeleer:

   God is in deze wereld en deze wereld is in God! Het gaat om een eenduidig werkelijkheidsverstaan. God is geen deel van de werkelijkheid als hoogste eindige naast het eindige. Veeleer is hij het oneindige in het eindige, de transcendentie in de immanentie, het absolute in het relatieve. Juist als de Absolute kan God met mens en wereld een relatie aangaan: “relatie’ net in de zin van zwakheid, van afhankelijkheid, van slechte relativiteit, maar van kracht, van onbeperkte vrijheid, van absloute souvereiniteit. Zo is God de absolute, die relativiteit insluit en schept, die, juist als vrijheid relaties mogelijk maakt en relaties realiseert. God als de absoluut-relatieve, transcendent-immanente, allesomvattend-allesbeheersende werkelijkheid, de meest werkelijke werkelijkheid in het hart van alle dingen, in de mens, in de mensengeschiedenis en in de wereld.” [vetdruk van Küng]

Het lijkt, vooral onder het derde aandachtsbolletje, nogal gegoochel met woorden – typisch theologie? Hoeveel Spinoza is hierin nog te herkennen? Opvallend is dat Deus sive Natura niet wordt besproken. Later (p. 504) voegt hij aan de typering een “heilbrengende levensmacht in het universum” aan toe. Ik krijg de indruk dat hier een beeld wordt geschetst van datgene wat latere generaties, deels uitgaand van, deels in kritiek op Spinoza aan modern godsbegrip hebben getracht te ontwikkelen.
Hoe dan ook: je kunt zeggen dat in Spinoza zeker niet de atheïst wordt gezien waar Jonathan Israël in zijn trilogie van uitgaat.