Spinoza over 'de steen in de blaas van een kind' – een steen des aanstoots

In mei van dit jaar had ik een serie blogs over de drie verschillende steenmetaforen die Spinoza een bijzondere plaats in zijn geschriften gaf en die daarin een sprekende en levendige rol vervullen [zie de verwijzingen aan het eind van dit blog]. Maar er is nóg een steen. Dat ik die over het hoofd had gezien is niet zo verwonderlijk. Ik had in Gebhardt op ‘lapis’ gezocht, maar er is nog “de steen in de blaas van een kind” (infans, qui calculo cruciatur), die Spinoza noemt in zijn laatste bief van 6 februari 1676 aan Oldenburg – die brief waarin hij ook zegt het terecht te vinden dat iemand die door een dolle hond is gebeten wordt afgemaakt. Op Oldenburg komt dit blijkbaar zó wreed over dat hij leest dat die hond wordt afgemaakt. In die brief dus, licht Spinoza toe “dat niemand God er een verwijt van kan maken dat hij hem een zwakke natuur, bijvoorbeeld een onbeheerste geest, heeft gegeven. Evenals het namelijk van een cirkel dwaas zou zijn te klagen dat God hem niet de eigenschappen van een bol heeft gegeven, of van een kind dat door de steen gekweld wordt dat God hem niet een gezond lichaam heeft gegeven, … etc. ”

Ik kwam deze steen tegen in een boek waarin de auteur op wel vier plaatsen op die steen terugkwam. Ik noem diens naam nog niet en zal over dat boek en die auteur later schrijven. Intussen ben ik benieuwd of een bezoeker van dit weblog wellicht 'n idee heeft uit welk boek ik dit heb, wat dan een indicatie ervoor zou zijn dat dat boek nog gelezen wordt. [In dit blog 'verklap' ik de auteur]

Als laatste opmerking over die passage, we zijn dan bijna aan het eind van het boek, schrijft die auteur: “Spinoza’s spreken over de steen in de blaas van het kind lijkt absurd en zelfs afschuwelijk.” Waarna hij het weer eens gaat uitleggen aan de hand van zijn lezing van Spinoza. Toen hij de eerste keer de hier gegeven passage aanhaalde, vroeg hij zich af wat Spinoza deed en lichtte toe: “In Spinoza’s denken is het wereldraadsel opgelost. Alles wat is, is volmaakt. Het gruwelijke is slechts schijn. Het kan alles teruggeleid worden tot gebrek aan inzicht. Het kind met de steen in de blaas zal verblijd zijn, als het het inzicht heeft, dat de steen in de blaas in het geheel van de Goddelijke ordening niet gemist kan worden.”

Dit klinkt nogal cabaretesk, grotesk. Vijftig pagina’s verder komt de auteur dan met de vraag of dit herleiden van de steen in de blaas van dat kind tot de orde van de Goddelijke harmonie geen “rationele imaginatio” is. Dat gaat mij weer wat te ver. Ik denk eerder dat er sprake is van te weinig rationale imaginatio, namelijk een die er rekening mee houdt dat die “goddelijke harmonie” in voortdurende ontwikkeling is, dat de medische wetenschap voort zal schrijden en er een tijd komt waarin aan de steen in de blaas iets te doen is. Het is dus maar goed dat de kinderen die gekweld werden door een steen in hun blaas bleven klagen, zodat in de “goddelijke orde” toch iets verbeterd kon worden, wat op zich ook weer een aspect van de veranderingsmoge-lijkheden binnen “goddelijke orde” is. Zij hebben immers conatus...

Iemand die zich eerder eveneens kon opwinden over die uitspraak van Spinoza over de steen in de blaas van een kind was Conrad Busken Huet in Het land van Rembrand. Studiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw [2 delen in 3 banden. H.D. Tjeenk Willink, Haarlem 1882-1884] “Meer waarde heeft de bedenking dat in Spinoza's wijsgeerig stelsel het dusgenaamd wereldraadsel te zeer vereenvoudigd wordt, en men boven zijne Ethica haast even goed Much ado about nothing zou kunnen schrijven. Indien werkelijk het vraagstuk slechts uit één term bestaat, en men de kous van het menschelijke enkel binnenstbuiten heeft te keeren om te doen gevoelen dat smart en wroeging vooroordeelen zijn, dan loonde het bijna de moeite niet daarover een traktaat te schrijven met zoovele Q.E.D's er in, egel met syllogismen in plaats van pennen.

Vermoedelijk moet deze eenzijdigheid van Spinoza uit zijne levensomstandigheden verklaard worden. Ware het jongentje met den steen in de blaas, aan hetwelk hij het regt betwistte God voor zijne slechte gezondheid aansprakelijk te stellen, zijn eigen zoon geweest, veelbelovend en beminlijk jong mensch, hij zou de klagten van den knaap, krimpend van pijn, niet op één lijn gesteld hebben met het raaskallen van een levenloozen cirkel, die de Voorzienigheid aanklaagt geen bol van hem gemaakt te hebben.” [Bij DBNL]

Overigens kon Busken Huet veel waardering voor Spinoza opbrengen.

Het zou me overigens niet verbazen als zou blijken dat de bovenbedoelde auteur dat van die steen in de blaas van een kind niet zelf ontdekt had, maar dat hij meehuilde met Busken Huet.  

_____________

1 mei 2011: De drie stenen van Spinoza [1]

2 mei 2011: De drie stenen van Spinoza [2] De "doelgericht" vallende “dodende” steen

3 mei 2011: De drie stenen van Spinoza [3] De "niet van zintuigen beroofde" steen

4 mei 2011: De drie stenen van Spinoza [4] De geworpen steen "die, indien bewust, zou denken zichzelf vrij voort te bewegen"

Aanleiding was het blog van 30 april 2011: Leo Shestov over met bewustzijn begiftigde stenen