Spinoza wees de weg uit het getto

OmslagfotoHet boek had ik al m’n handen genomen en gezien dat Spinoza er veel in voorkomt, maar aanschaf stelde ik nog even uit (er ligt nog zo’n stapel). Maar de bespreking door Jos Palm vandaag in de boekenbijlage van Trouw doet me besluiten de bezoekers van dit weblog  via enige citaten alvast op dit boek te attenderen:

Michael Goldfarb: De weg uit het getto. Drie eeuwen emancipatie van de joden in Europa. Vert. Willem van Paassen. Meulenhoff, Amsterdam. ISBN 9789029087483; 416 blz. € 29,95

De joodse gemeenschap in het 17e eeuwse Amsterdam woonde wel niet letterlijk in een getto, maar wel in een geestelijk-cultureel getto. Jos Palm:

"Goldfarb begint bij een van de eerste Joden die uit het Jodendom stapte, om niet te zeggen dat hij er door zijn eigen orthodoxe Amsterdamse gemeenschap uitgeschopt werd: Spinoza. De filosoof is voor de auteur om drie redenen een zinnebeeldig en daadwerkelijk invloedrijk voorbeeld. Ten eerste wist hij dankzij zijn geestelijke superioriteit op eigen kracht een plaats te veroveren in een intellectuele schaduwgemeenschap. Daarnaast analyseerde hij haarscherp de geestelijke zwakheid van zijn tijd: een even onberedeneerd als totalitair godsgeloof. En ten slotte stelde hij, zijn eigen ervaringen indachtig, dat het doel van de staat was om vrijheid te garanderen voor al zijn ingezetenen. Spinoza was zogezegd de eerste Jood die ‘een kunstje’ flikte waarvan de goj [sic, moet zijn gojim] niet terug hadden. Hij legde als buitenstaander uit hoe onbeholpen hun wereldbeeld in elkaar stak, wat er aan hun wereld ontbrak (principiële tolerantie) en eigende zich aldus een positie toe die hij als getto-Jood nooit verkregen had.

Welbeschouwd was met Spinoza alles al gedaan, maar velen moesten nog in zijn voetspoor treden en het zou nog ruim een eeuw duren voordat dat de gelijkstelling voor de wet tijdens de Franse Revolutie in 1791 voor het eerst geregeld werd. Het was Napoleon die dit vervolgens verordonneerde aan een niet overdreven willig Europa. [...]

Elke Jood had zijn eigen systeem om voor zichzelf een plaats te creëren, schrijft Goldfarb. De methodiek van Sartre − de eigenheid als voertuig − was weinig in zwang. Rahel Varnhagen, de dochter van Moses Mendelssohn, bekeerde zich tot het christendom. Datzelfde deden Heine en zijn negentiende-eeuwse tijdgenoot en publicist Ludwig Borne. En ook dirigent en componist Gustav Mahler liet zich dopen (hij ging over op het katholicisme dat dichter bij zijn opvatting van klassieke muziek stond). Ze etiketteerden zichzelf als christenen, niet uit innerlijke, maar uit burgerlijke noodzaak. Ondertussen gaven ze er de ontvangende samenleving er in het spoor van Spinoza van langs. Varnhagen in haar literaire salons, Heine en Borne in hekeldichten en akelig scherpe artikelen, Mahler met schokkende uitvoeringen van Beethoven. Dat de buitenstaander de enigszins zelfgenoegzame bourgeoisie nog meer pijn kon doen bewezen de cultureel-geëmancipeerde Joden die het westerse wereldbeeld op hun kop zouden zetten: Marx beroofde de samenleving van de godsvrede tussen arbeid en kapitaal, Freud van de christelijk-harmonieuze psychologie die terugging op Plato, en Einstein van alle zekerheden over alles. De drie grootste erfgenamen van Spinoza, kortom, veroorzaakten, een omkering van alle westerse waarheden. Op den duur moest zulks tot rotzooi leiden, op het werk, in het hart en in het heelal."

Update 5 juni 2011: inmiddels is de bespreking op de Trouw-website geplaatst

Aanvulling 13 april 2014

VoorkantDe oorspronkelijke titel luidde:
Michael Goldfarb, Emancipation: How Liberating Europe's Jews from the Ghetto Led to Revolution and Renaissance. Simon & Schuster,  2009 - ISBN 978-1922247339

Michael O'Loughlin review 12 april 2014 in Irish Times: Michael Goldfarb tells this great story with brio and telling detail – but misses the bigger picture  [bij gelegenheid van herdruk bij ook Scribe - 978-1-4165-4796-9]:
"Goldfarb tells this great story with brio and a journalist’s eye for the telling detail, but unfortunately he misses the bigger picture. He concentrates on France, Germany and Austria, but the vast majority of European Jews lived in the east, in regions of Poland and Russia, the so-called Pale of Settlement. There, to the dismay of their enlightened coreligionists, they clung to their identity and “Oriental” ways.
One of the problems of emancipation was that it did not cover the entire population and was never more than partial. In the 1920s Arthur Koestler argued that European Jews like himself faced a choice: assimilate completely or emigrate to Palestine. Most of them rejected both alternatives."

Reacties

Kleine correctie van een foutje van Jos Palm in zijn recensie in Trouw. Rahel Varnhagen was niet de dochter van Moses Mendelssohn, maar van de juwelier Levin Markus, die z'n gezin als een despoot bestuurde. Rahel ging wel om met dochters van Moses Mendelssohn.

Ik dacht ergens te gelezen hebben dat Mahler Katholiek werd omdat hij anders niet in aanmerking kon komen om in Wenen concertmeester te worden. Uiterlijk, als zodanig heeft hij zich ook in zijn muziek niet op die tour begeven.

Hoi René,
In dit boek van Goldfarb is op blz 357 te lezen: "Na anderhalf jaar rondtrekken [als dirigent] werd Mahler beroemd. Toen in 1896 de post van dirigent van de Weense Hofoper vrijkwam, had hij de statuur om te solliiteren. Artistiek directeur van de hofopera was de belangrijkste positie in de muziekhoofdstad van de wereld. Het was een keizerlijke benoeming. Een Jood kon die post niet bekleden. Mahler stond zodoende voor dezelfde keuze als Mendelssohn, Börne en Heine voor hem, dezelfde keuze waar Freud voor zou komen te staan als hij een vaste aanstelling aan de universiteit wilde krijgen. Mahler werd in 1896 katholiek gedoopt."
Hij bracht vernieuwing door z'n eigen composities en door Beethoven's symfonieën af te stoffen en 'als nieuw' te brengen. En daar waren vele conservatief georiënteerde mensen het niet mee eens - die vonden dat allemaal te joods. Ook al was iemand gedoopt, hij of zij bleef maatschappelijk gezien worden als jood.