Spinoza's Credo (in TTP XIV) is minimaal of maximaal - het is maar hoe je het bekijkt
De afgelopen dagen heb ik mij, in plaats van binnens- of buitenshuis het Sinterklaasfeest te vieren, bezig gehouden met het herlezen van de Tractatus theologico-politicus in de vertaling van F. Akkerman. Dit met in mijn achterhoofd enige kwestie die er enigszins in zijn blijven rondzweven.
Eén van die kwesties was bijvoorbeeld de vraag, waarover ik op 12 oktober 2009 het blog schreef: Is Spinoza's Credo (in TTP H XIV) minimaal of maximaal?
Voor de kwestie en de daarover met Wim Klever gevoerde discussie, verwijs ik naar dat blog. Hier volsta ik met de ‘oplossing’ van het vraagstuk die al lezend bij me bovenkwam. Zoals zo vaak het geval is met ‘welles-nietes-kwesties’ geldt ook hier: de innemers van elk van beide standpunten hebben gelijk. Het is maar hoe je het bekijkt. Het hangt er namelijk vanaf vanuit welk standpunt je het vraagstuk bekijkt: vanuit het eerste-persoon-enkelvoud-perspectief of vanuit het eerste-persoon-meervoud-perspectief. Anders gezegd: vanuit het individu of vanuit het collectief (de politieke gemeenschap).
Vanuit het individu (het eerste-persoon-enkelvoud-perspectief) betreffen de door Spinoza gegeven zeven artikelen van het universele/katholieke geloof het minimum.
Iemand kan er van alles bijgeloven en ieder is ook volkomen vrij in het interpreteren van wát hij gelooft, bijvoorbeeld wát God is, en hoe je zijn ‘voorbeeld van een waarachtig leven’ kunt zien en of God de dingen bestuurt in vrijheid of vanuit noodzakelijkheid etc.: dat maakt ieder voor zichzelf uit. [TTP 14, § 11]. En men mag gerust in ‘de eenvoud van zijn hart dwalen’; de Schrift veroordeelt niet onwetendheid, maar alleen weerspannigheid. Iemand mag zonder probleem daarbij dingen geloven die geen schijn van waarheid hebben. Het is dan zelfs beter dat hij niet weet dat ze onwaar zijn, anders zou hij maar opstandig worden… [TTP 14, § 8]
Maar iedereen moet wel tenminste de zeven aangegeven geloofspunten aanhangen, wil zijn gehoorzaamheid en het heil van, de rust in, de staat (en dáár gaat het Spinoza om) niet in gevaar komen.
Vanuit de gemeenschap (het eerste-persoon-meervoud-perspectief) betreffen de door Spinoza gegeven zeven artikelen van het universele/katholieke geloof het maximum.
Vanuit het collectief gezien mag van iedereen verwacht worden dat hij tenminste deze zeven geloofsartikelen onderschrijft, maar mag ook niet méér geëist worden. Vanuit het collectief betreft het een maximum en mag er geen op te leggen en af te dwingen nieuw geloofsartikel aan worden toegevoegd. Hiermee is de rust in de staat te garanderen. Immers strijd over uitleg en eventuele toevoeging van dogma’s veroorzaakt maar onrust in de staat.
En daar Spinoza zijn TTP helemaal vanuit de vrede in de staat schrijft, waarvoor een demarcatielijn tussen theologie en filosofie nodig is en waarbij duidelijkheid nodig is over wie het op het terrein van de (uiterlijke) praktijk van de godsdienst voor het zeggen heeft (de hoogste autoriteit in staat), daarom heeft degene die insisteert op het maximum-karakter iets meer gelijk, als hij maar oog heeft voor de juistheid van opvatting vanuit die andere positie.
Dit leek me nuttig hierover aan de orde te stellen.
Intussen heb ik er - in tegenstelling tot een jaar geleden - in het geheel geen moeite meer mee dat dit – zoals Matheron het aanduidde – ook voor het spinozisme van toepassing is (dat daarmee dan wel enigszins met een geloof wordt gelijkgesteld). Kortom dat Spinoza die geloofsartikelen ook als op hemzelf (en dus ook mij) van toepassing zag – gezien de interpretatievrijheid.
De eenvoudige van geest kun je beter niet lastig vallen met het doen-alsof (die kan maar beter niet weten dat de antropomorfe uitleg niet waar is). De wijze heeft iets minder moeite met een beetje doen-alsof en bij het zevende dogma, dat gaat over vergeving der zonden voor de berouwvolle, het zijne te denken… Die weet immers dat zonde en berouw helemaal niet aan de orde zijn.


Reacties
Beste Stan, ik heb onze discussie van 12-10-09 nog eens opgeslagen en zie dat ik daar mijn opvatting goed heb neergezet en toegelicht. Ik heb er dus nu niets aan toe te voegen, behalve dan dat ik je zou willen verwijzen naar Rousseau, DU CONTRAT SOCIAL livre 4, ch. 8 (De la religion civile), dat mij nuttig lijkt ter toelichting (en niet zonderde invloed van Spinoza tot stand kan zijn gekomen). Het komt aardig overeen met het standpunt zoals je het vandaag formuleert. "Il y a donc une profession de foi purement civile dont il appartient au souverain de fixer les articles, non pas precisement comme dogmes de religion, mais comme sentiments de sociabilite, sans lesquels il est impossible d'etre bon ciitoyen ni sujet fidele. Sans pouvoir obliger personne a les croire, il peut bannir de l'Etat quiconque ne les croit pas; il peut les bannir, non comme impie, mais comme insociable, comme incapable d'aimer les lois, la justice, et d'immoler au besoin sa vie a son devoir.... Les dogmes de la religion civile doivent etre simples, EN PETIT NOMBRE, enonce avec precision sans explications ni commentaire. L'existence de la divinite puissante, intelligente, bienfaisante, prevoyante et pourvoyante, la vie a venir, le bonheur des justes, le chatiments des mechants, la saintet du contrat social et des lois, voila les dogmes positifs. Quant auxd dogmes negatifs je les borne a un seul: c'est l''intolerance: elle rentre dans les cultes que nous avons exclus.".
[Sorry ik kan hier niet de accenten krijgen].
wim klever 06-12-2010 @ 16:44
Stan,
Evenals Spinoza's ethiek omschreven kan worden als 'beschrijvende gedragsleer' (Klever's term), en deze gecorreleerd kan worden aan de 3 kennisvormen, is er naar mijn mening ook een 'beschrijvende godsdienstleer', die eveneens gekoppeld kan worden aan de 3 kennisvormen:
1. Aan de imaginatio: Bijgeloof (TTPVw.9). Dit is de gebruikelijke godsdienstbeleving. Ze berust op menselijke bedenksels, gelooft in de heiligheid van papier en inkt van de Schrift (TTP12), is gericht op de uiterlijke eredienst, en het is teleologisch: het gelooft in antropomorfismen – God is een persoon en handelt volgens een doel, en de mens is het doel van de kosmos.
2. Aan de ratio: Het algemeen geldige geloof (TTP14.10). Dit is een door Spinoza gerationaliseerde versie van het bijgeloof, door toepassing van de natuurwetenschappelijke methode op de Schrift. Het geloof is ontdaan van teleologie, want God is geen doeloorzaak en de mens is niet het doel van kosmos en schepping. Het geeft aan dat er een opperwezen is dat gerechtigheid en liefde liefheeft, en dat wij dienen te gehoorzamen en te vereren. Hij is één, alomtegenwoordig, heeft het hoogste recht op alles, en vergeeft de zonden aan hen die berouw hebben.
3. Aan de intuïtieve kennis: Godsdienst als rede-dienst (E4p37s1). Deze godsdienst is 'alles wat wij verlangen en doen en waarvan wij de oorzaak zijn, omdat wij een idee van God hebben, m.a.w. God kennen'. Alles wat wij denken, verlangen en doen, dat doen wij volgens de rede en vanuit het perspectief en vanuit de kennis van God = Natuur. Kennis van de Schrift is hiervoor niet nodig.
Wim,
Ik raak door je citaat weer onder de indruk van de literaire kracht van Rousseau, las indertijd geboeid zijn 'Bekentenissen', maar kan een zeker wantrouwen over zijn bedoelingen niet afleggen, omdat hij over de 'volonté generale' een collectivistische, normatieve en voluntaristische opvatting heeft, en Spinoza een individualistische en positivistische opvatting. Als we handelen tegen de volonté gnerale worden in Rousseau's staat 'gedwongen om vrij te zijn'. Zo niet bij Spinoza. Helaas staan de stalinistische showprocessen mijn sympathie voor Rouseau ernstig in de weg.
Adrie hoogendoorn 08-12-2010 @ 14:19
Adrie, wat je hier allemaal schrijft, sluit fraai aan bij de tekst DRIE GODEN die Wim Klever op mijn website publiceerde, zie de link
http://www.benedictusdespinoza.nl/lit/Klever_Drie_goden.pdf
En ook wat jij en Wim schrijven over Rousseau is interessant om te lezen, maar allebei de reacties gaan helemaal niet in op mijn blog!
-
Ik was best een beetje trots erop dat ik kon inzien dat de positie van Wim inzake het maximale karakter van de geloofsbelijdenis die Spinoza in hoofdstuk 14 van de TTP weergeeft de juiste was, maar dat ik daarbij kon begrijpen hoe of vanwaaruit anderen konden menen gelijk te hebben in hun bewering dat het een minimum-credo is. (Die mensen zijn immers ook niet dom)
-
Daar ging dit blog over en daarover hoor ik jullie niet.
Stan Verdult 08-12-2010 @ 14:47
Stan, ik ging niet op je maxi / mini beschouwing in, omdat ik het met je eens ben, en dan hoef je niet te reageren. Bovendien vind ik het niet een bijster interessante discussie. Het is een beetje een discussie die vergelijkbaar is met de vraag of Spinoza een pantheïst of een panentheïst is. Alles-God of Alles-in-God, voor beide is wel wat te zeggen.
Adrie Hoogendoorn 08-12-2010 @ 22:58