Spinoza’s zeer weinige Spaans

 

Diego Tatián, de Argentijnse Spinoza-geleerde  die vele publicaties over Spinoza op zijn naam heeft staan en over wie Miriam van Reijen in De Argentijnse Spinoza zulke lofwaardige dingen schreef, schrijft in zijn laatste boek, Baruch (2012) een enigszins melancholieke passage over Spinoza en het Spaans, zoals het alleen door een Spaanstalige geschreven kon worden. [Ik heb het van de Spinoza-site van de Mexicaan Alfredo Lucero-Montaño].

Ik vermoed dat het Diego ergens een beetje verdriet doet, dat hij bij Spinoza, die immers Spaans geleerd had en Spaanse literatuur in zijn boekenkast had, zo weinig in het Spaans gesteld tegenkomt. In feite zijn bij Spinoza - zo leer ik van hem - slechts drie woorden Spaans, te vinden in het XXe hoofdstuk van het Compendium gramatices linguae hebraeae – te weten de woorden pararse, pasearse, andarse die moeten helpen de Hebreeuse woorden hythyasseb, - Latijn se sistere (Hispanicè: pararse) - en hithal-lek, - Latijn se ambulationi dare (Hispanicè: pasearse, andarse) – te helpen toelichten. Hij heeft nog een typisch ingewikkelde Giorgio Agamben-uitleg uit diens En La potenza del pensiero, volgens wie “en particular del ladino—de ‘vértigo de la inmanencia’  en de  ‘movimiento de la autoconstitución y la autopresentación del ser’,” hetgeen mij enigszins boven de pet gaat.

Enfin, deze drie woorden zijn al het Spaans dat Diego Tatián in Spinoza kon vinden. Hij wijst erop dat bij Ets Haim, waar Spinoza z’n basisvorming kreeg, Spaans een verplicht vak was. Hij verwijst naar een door Bayle in de wereld gebrachte legende dat Spinoza na zijn verbanning uit de joodse gemeenschap een Apologie in het Spaans geschreven zou hebben. Als die al ooit bestaan heeft, is die voor altijd verloren gegaan. Hij stelt zich de vraag waarom Spinoza niet net als Menasse ben Israel, Abraham Pereyra en de Amsterdamse kabbalisten in hun Spaans schreef dat meestal enigszins laatdunkend als Ladino wordt aangeduid? Daarop geeft hij direct zelf het antwoord: daar Spinoza niet voor de joodse gemeenschap schreef maar zich tot anderen, niet-Spaanstaligen, richtte.  

Hij verwijst ernaar dat Spinoza in zijn in het Nederlandsch geschreven brief aan Willem van Blijenbergh liet weten dat hij het jammer vond z'n ideeën niet te kunnen geven in de taal “waarin ik ben opgebrocht” en waarvan men tegenwoordig meestal vermoedt dat dit hoogst waarschijnlijk het Portugees was. Maar hij wijst erop dat volgens K.O. Meinsma Spinoza dan wel in het Latijn schreef, maar in het Spaans dacht. En Tatián eindigt zijn stukje met de droeve vaststelling dat als de Ethica in het Spaans gedacht was,  dan moet de gepubliceerde Latijnse tekst beschouwd worden als een vertaling van een origineel dat voor altijd verloren is.
{Foto van hier]