Spinozistische vriendschap

Gisteren was de derde bijeenkomst in het kader van de VHS-voorjaarsstudiebijeenkomsten over de Briefwisseling. Wiep van Bunge sprak over ‘Vriendschap: vrienden en vijanden.’ Hij deelde een vel papier uit waarop hij literatuur en vooral vele citaten over vriendschap uit die brieven bijeen had gezet.

Dat vriendschap in de 17e eeuw enerzijds een belangrijk aspect is waarbij allerlei plichtplegingen gehanteerd werden (“erudiete diplomatie” werd betracht), maar ook dat vriendschap werd ervaren als een omstandigheid waarin geleerden oprecht en vrij hun eerlijke mening kunnen geven, bewijst deze – overigens bescheiden qua omvang  - correspondentie van Spinoza. Er is het belang van een persoonlijk, ondersteunend sociaal netwerk waarbij vriendschap diende om banden binnen een gemeenschap te smeden. Spinoza’s vriendschappen passen in dat patroon. Door de ban uit de joodse gemeenschap was hij zeer kwetsbaar geworden, zodat hij sterk afhankelijk werd van vriendschap. Maar dat die vriendschappen beperkt van omvang bleven – en zo ook de correspondentie – heeft hij mogelijk als bevrijdend ervaren.

Vriendschap is eigenlijk het thema van het laatste stuk van Ethica IV
Alleen vrije mensen kunnen echt vrienden zijn. Vrije mensen zijn zij die onder leiding van de rede willen leven en op zoek zijn naar waarheid en begrijpen. Aan hun oprechtheid erken je vrije mensen, dus echte vrienden. Van Bleyenburgh die Spinoza begint aan te spreken met de beleefdheidsfrase ‘Onbekende vriend’, zag hij toen hij hem beter leerde kennen niet als vrij, waardoor hem het voortzetten van de ‘vriendschap’ niet mogelijk werd.

Bij Spinoza zullen zeker ook aspecten als wederzijdse vriendschappelijke gevoelens van genegenheid en van sociale zekerheid hebben meegespeeld. Spinoza zag het immers als ook volstrekt redelijk om toe te geven aan je (ware) natuur en je (welbegrepen) gevoelens, maar…

Het specifieke van de Spinozistische vriendschap
… hét criterium voor vriendschap voor Spinoza is het samen op zoek zijn naar de waarheid, samen elkaar stimuleren om naar de dictaten van de rede te leven. De intellectuele (en niet zozeer de sociaal-gevoelige) variant van vriendschap, de verbondenheid in redelijkheid, is – goedbeschouwd, volgens Van Bunge – exclusief voor Spinoza.

Anders dan de drie soorten vriendschap die Aristoteles onderscheidt (menselijke betrekkingen gebaseerd op genot, op nut of op het goede, waarbij de laatste ethisch de meest hoogstaande vorm van vriendschap is), is ware vriendschap bij Spinoza gebaseerd op een verhouding van redelijkheid. Ware vriendschap is bij Spinoza alleen weggelegd voor filosofen. Want “slechts in zoverre de mensen onder leiding van de rede leven passen zij door de natuur voortdurend en noodzakelijk bij elkaar” (4/35)

In het nagesprek, waarin ik voor het eerst de rol van gespreksleider bij een groep toebedeeld kreeg, hadden we het vooral over vriendschap en eigenbelang (4/35c2), dat Spinoza zuinig geweest zal zijn met vriendschap, daar die hem wat moest opleveren – van voordeel moest zijn. Dat het accent op de rede-geleidheid niet strijdig hoeft te zijn met gevoelsmatig genieten van het genegenheidsaspect van vriendschap (bij de opsomming van waar de wijze van kan genieten in 4/45s, smakelijk voedsel, aangename dranken, geuren etc., had hij ook het genieten van vriendschap kunnen noteren). Uitvoerig bespraken we hoe Spinoza over altruïsme denkt. Het bestaan van puur altruïsme, iets louter doen om het belang van een ander met uitschakeling van eigenbelang, erkent Spinoza niet; dat ziet hij als jezelf en anderen wat wijsmaken: altijd zoeken we ons eigenbelang, maar daarin begrijpen wij dat het willen delen met anderen daar deel van uitmaakt.

Is het thema vriendschap verdwenen uit Ethica V?
Het interessantst en uitdagends was de door Van Bunge ingebrachte discussievraag: “Waarom verdwijnt het thema van de vriendschap in Ethica V?” Daarin kwamen in de bespreking twee benaderingen of antwoordlijnen naar boven:

[1] De eerste ging mee met de letterlijke bewering die meegenomen was in de vraag, namelijk dat het thema vriendschap in Ethica V verdwijnt. Het zou daar namelijk niet thuishoren. In het 4e deel had Spinoza de relatie tussen mensen besproken: hoe om te gaan met emoties over andere mensen, met wie samengaan, hoe je verhoudingen met anderen in de wereld vormgeven, hoe wijs te zijn etc. In deel V behandelt hij hoe iemand, hoe ik, als singulariteit, als dit bijzondere/particuliere ding mij intuïtief begrijp als onderdeel van het grote geheel van de natuur in z’n totaliteit, van God, waardoor ik de amor Dei intellectualis kan bereiken.

[2] De andere benadering ontkende niet de geldigheid van de eerste uitleg, maar wees erop dat het thema van de vriendschap, dat al uitvoerig behandeld was in deel IV, hier niet nóg eens behandeld hoefde te worden, maar daarmee niet uit deel V verdwenen was. Het is er impliciet, maar uitdrukkelijk in aanwezig, zoals alle in voorafgaande stellingen bewezen waarheden in de latere aanwezig blijven. Het líjkt wellicht verdwenen, maar ís dat niet en ligt aan deel V ten grondslag. Het zou ook wel vreemd zijn dat Spinoza die in zijn eerste geschrift, de TIE, spreekt over het bereiken van het hoogste goed (summum bonum) als het samen met anderen bereiken van het ware goed (verum bonum), dat is van de ware natuur, te weten de vereniging van het bewustzijn van de geest met de ganse natuur, dat hij - nu hij in Ethica V niet meer spreekt over dit summum bonum - het in vriendschap delen van de gelukzaligheid vergeten zou zijn of minder belangrijk zou achten. Ook aan het feit dat hij het in deel V behandelde niet voor zichzelf houdt en het opschrijft en zo met zijn mede-filosofen, d.w.z. vrienden deelt, kun je zien dat het thema vriendschap in deel V niet verdwenen is, maar is verondersteld.  
Dus, hoewel het vriendschapsthema niet meer uitdrukkelijk in deel V wordt behandeld is het daarmee nog niet terecht om te stellen dat het er dus uit verdwenen is. Het zit er impliciet (immanent) ín. Spinoza veronderstelt het en mag aannemen dat zijn lezers dat weten.

Reacties

AMICITIA is geen thema in de ETHICA.

Maar komt wel voor. Als wat dan als het geen thema is?
cf "vinculo Amicitiae" in 3/35
cf "et amicitiae conciliandae inserviunt" 4/Caput XIV et 4/CaputXVII
cf "Praeter homines nihil in natura movimus, cujus Mente gaudere, et quod nobis amicitia, aut aliquo consuetudinis genere jungere possumus;" 4/XXVI

Ja, zo zijn 'vinculum', 'conciliatio' of 'genus' ook geen themata in de Ethica, maar woorden (lichaansvormen of bewegingen) door middel waarvan Spinoza zijn lezer bewerkt of conditioneert, zodat hij over hoofdzaken denkt als Spinoza himself.

Zojuist ontving ik in mijn mailbox deze reactie op dit blog van een deelnemer aan de VHS-cursus, die liever niet onder eigen naam reageert, maar het er wel mee eens is dat ik deze reactie onder m’n eigen naam (dus eigenlijk anoniem) opneem [uiteraard laat ik de bozige beginpassage niet weg - dáár heeft Wim Klever het nu eenmaal zelf naar gemaakt).

Dag Stan,
Dat de heer Klever, die zichzelf nagenoeg onaflatend als een van de grootste Spinoza-kenners ooit wenst te profileren, vriendschap (amicitia) geen thema in Spinoza’s Ethica acht, is erg verbazingwekkend voor denk ik ieder ander die, al dan niet beroepsmatig, Spinoza’s Ethica grondig bestudeerd heeft. Het feit echter dat de heer Klever nagenoeg alle anderen die zich beroepsmatig met Spinoza bezighouden, doorgaans en vaak ook nog eens niet of onvoldoende beargumenteerd, de grond in stampt, zou met die overtuiging te maken kunnen hebben.

Ik zou hem daarom bij dezen graag willen wijzen op een passage uit EV10S, die onmiskenbaar het belang dat Spinoza hecht aan vriendschap voor het welzijn van de mens aangeeft: ‘Indien wij nu tevens doordrongen zijn van ons waarachtig belang en van het goede dat uit wederzijdse vriendschap en maatschappelijke omgang voortspruit, en bovendien overwegen dat van een juiste levenswijze de hoogste zielsrust het gevolg is (vlg. St. LII D. IV) en dat de mensen, evenals alle dingen, krachtens de noodwendigheid van hun aard handelen; dan zullen die Boosheid en die Haat, welke door kwade bejegening plegen te worden opgewekt, slechts een gering gedeelte van onze aandacht in beslag nemen en gemakkelijk worden overwonnen. En indien al de Toorn, die het gevolg is van zeer groot onrecht, niet zo licht wordt overwonnen, zo zal men hem toch, hoewel niet zonder tweestrijd, in veel korter tijd te boven komen, dan wanneer men dit alles niet van te voren aldus overwogen had, gelijk blijkt uit de stellingen VI, VII en VIII van dit Deel’ (vert. G. van Suchtelen). Alleen al deze passage (en er zijn vele andere) over vriendschap in Spinoza’s Ethica, toont het belang dat Spinoza aan intermenselijke vriendschap hecht. De heer Klever hoeft, ter geruststelling, hierop niet te reageren, want ik ben slechts een leek, n.l. een niet met hem concurrerende beta-wetenschapper die Spinoza interessant vindt en reeds vele jaren bestudeert.
Met vriendelijke groet,
N.N.

P.s. In Ethica V komt, zoals hier blijkt, vriendschap toch nog even ter sprake, i.t.t hetgeen Wiep van Bunge in één van zijn vragen suggereerde!

Klever heeft geenszins beweerd dat 'amicitia' in de Ethica niet voorkomt, evenmin dat Spinoza vriendschap niet een nuttige c.q. wenselijke gedragswijze zou kunnen zijn in omstandigheden waarin het nationale recht niet iets anders zou eisen. Doch: dat in Spinoza's tekst amicitia niet propositioneel of definitorisch aan de oppervlakte komt zoals bv GENEROSITAS of ACQUIESCENTIA. De anonieme bèta-wetenschapper herleze mijn reactie.

Wim,
je komt soms wel met zeer idiosyncratische/eigenzinnige beweringen. Eerst zeg je dat amicitia geen thema in de ETHICA is, daarna blijkt dat je daarmee bedoelt: het komt niet voor in de definities en/of stellingen. En zo is het net alsof wat jou betreft de Scholia, Appendix I en Prefationes IV & V en de Capita IV e.d. niet echt meetellen. In de Scholia etc. geeft Spinoza nadere uitleg, maar niet alleen dat. Soms behandelt hij ook onderwerpen (thema's!) die hij alleen dáár behandelt en dat zijn niet de geringste. Om maar iets te noemen: zijn aanval op het teleologisch denken en de antropomorfe godsvoorstellingen in Appendix I. Noem dat maar geen thema.
Vriendschap - zo vaak zegt Spinoza er iets over - is zeer duidelijk een thema.

OK. Laten we dan zeggen een secundair of ondergeschikt item, ter onderscheiding van items , die hij definieert of waaraan hij een propositie wijdt of in een aparte bes houwing nadrukkelijk aan de orde stelt. Vriendschap valt daar niet onder. Daarom zei ik kortweg dat het geen (apart) thema is.