The Young Spinoza binnenstebuiten

Intussen heb ik The Young Spinoza uit en kan ik mijn bespreking van het boek afronden. Voor ik dat doe en het in mijn boekenkast opberg, wil ik in dit blog eerst nog een aantal hoofdstukken tezamen bespreken die over (vooral) de Korte Verhandeling gaan.

Daniel Garber bespreekt in “Spinoza’s Cartesian Dualism in the Korte Verhandeling” dat Spinoza in de KV nog enig dualisme laat zien tussen lichaam en geest. Daarin zou hij minder beïnvloed zijn door Descartes zelf, maar meer door het contemporaine cartesianisme (zoals Regius). De idee is dat niet de beweging op zich, maar de richting ervan beïnvloed kan worden. Garber  benadrukt dat we er alert op moeten zijn of Spinoza door Descartes zelf of door cartesianen beïnvloed kan zijn. Opmerkelijk vind ik dat Garber niet de notie van de vis directionis erbij haalt die Spinoza in de PPC a.h.w. uitvindt.

Colin Marshall wijst er in “Reason in the Short Treatise” op dat de rede in de KV nog niet de volle klare en onderscheiden kennis is, maar er –als met een ladder naar op weg brengt (KV II/4,8 en II/26,6). De rede laat ons een zaak zien zoals hij buiten het intellect is {KV II/4 met noot bij §1), wellicht ook dat Spinoza het daar dan als ‘waar geloof’ typeert. In de Ethica, daar wijst Marshall ons op, is die verwijzing naar het externe verdwenen. In de KV is de rol van de rede in het controleren van de passies beperkt tot alleen die welke voortkomen uit opinies vanuit horen zeggen, niet die uit de ervaring (KV II/26,2). De rede is in de KV scherper gescheiden van de intuïtieve hoogste kennis (klare kennis) dan in de Ethica. De auteur is van mening dat hét kenmerk van de rede in de Ethica, het feit dat de dingen in het deel en in het geheel zijn (de notiones communes), gekozen is om de relatie van de rede met de dingen buiten ons ook in diezelfde (ideeën van) dingen in ons te herkennen. [De auteur maakt nogal werk van de hypothese  die hij in Spinoza leest van de “psychische kracht van het metafysisch meest nabije” die ik hier enkel voor mezelf noem om er later misschien nog eens aandacht aan te geven]. Marshall zette zijn PDF online [cf. blog over hem]

Valtteri Viljanen onderzoekt in “Spinoza’s Essentialism in the Short Treatise” zoals de titel al zegt, het essentialisme in de KV, d.w.z. hij bekijkt hoe Spinoza erin over essenties of naturen schrijft – ofwel dat wat de dingen in hun kern of wezen zijn. Terecht accentueert hij dat denken over (onveranderlijke) wezenheden die dingen of i.h.a. iets buiten de idee ervan in het verstand hebben, nodig is om de werkelijkheid intelligibel te hebben. Hij meent te kunnen laten zien dat Spinoza op hoofdlijnen w.b. essenties door heel zijn werk heen consistent is, maar dat hij wat deontologische status van essenties en van de mate van zelf oorzaak te kunnen zijn in de Ethica een verschuiving plaats heeft in de richting van dat essenties van individuele dingen niet pas ontstaan bij het bestaan van de dingen in de duur, maar eeuwig bestaan. Opvallend is dat waar de KV de eerste positie beschrijft (dat de essenties pas komen te bestaan bij het tot existentiekomen ervan, wordt dit niet gebruikt om de interpretatie van Ethica 2/8 en 2/8s nog eens onder de loep te nemen, maar wordt op dit punt een wijziging van denken van Spinoza aangenomen t.a.v. de onderscheidbaarheid van ideeën en formele essenties van nog niet of niet meer bestaande dingen.
Ik vind het al met al een niet erg overtuigend hoofdstuk. Ook al niet door het onkritische beweren dat uit wat Spinoza in de KV schrijft over het berg-dal voorbeeld, hij daarmee individuele en niet soort-essenties zou voorstaan. Dat dóet Spinoza wel, maar kun je aan die passage niet aantonen, waar je daar juist het omgekeerde uit kunt concluderen.

In het hoofdstuk “Spinoza’s Early Anti-Abstractionism” laat Samuel Newlands zien hoe Spinoza gedurende zijn gehele filosofische loopbaan een fel bestrijder was van en waarschuwer tegen de neiging om vanuit abstracta, te denken, zoals met universalia die alleen maar in de geest gevormd worden als hulpmiddelen om dingen te onthouden of als hulpconstructies bij het denken. Het gevaar is er dat die bedachte dingen als reële dingen worden beschouwd. Spinoza levert die strijd het felst in zijn vroege geschriften, vooral de TIE en de PPC. Later ging Spinoza hier iets genuanceerder mee om en zag hij dat er ook vormen van gemeenschappelijke noties waren die niet alleen in de geest bestonden, maar die ook in de werkelijkheid aan te treffen waren. Hij ziet ze dan niet meer als ‘helemaal niets’ maar kent ze een metafysische status toe: n.l. hun geest-afhankelijkheid als entia rationis geeft ze een plek in zijn systeem.

Newland plaatst Spinoza in de oude geschiedenis met z’n uitlopers naar de nieuwe tijd, van de universaliënstrijd, waarbinnen Spinoza uiteraard niet de realistische positie aanhangt, maar ook niet de extreme nominalistische positie. Newland ziet Spinoza eerder als een conceptionalist. Bij wie de entia rationis wel een aanleiding vinden in, maar niet gefundeerd worden door de dingen buiten het verstand. Later (cf. brief 12 aan Lodeijk Meijer) gaat hij de abstracties meer als entia imaginationis zien. Deze werken al dan niet goed of beter. Met name wat betreft attributen, (formele) essenties en gemeenschappelijke noties, word thet genuanceerd. Dan blijkt er conceptualisme in soorten. Merkwaardig is dat Newland hier verwijst naar een onderscheiding die Suarez muntte en die Spinoza toegepast zou hebben, n.l. distinctio rationis ratiocinantis (het onderscheid van de redenerende rede – die helemaal binnen de rede blijft) en de distinctio rationis ratiocinantae (het onderscheid van de beredeneerde rede – die zich baseert op aanleidingen in de werkelijkheid). Maar bij Spinoza draait hij ze precies om, zonder toelichting, zodat er misschien een vergissing van Newland in het spel is.
Hij is een van de weinigen die het besprokene door Spinoza praktisch ziet toegepast worden  in z’n Ethica en politieke theorie, n.l. onze neiging om abstracties te reïficeren.

Newlands hoofdstuk staat als PDF op internet. Hij verwijst daarin naar zijn komende artikel “Spinoza on Universals” [in: Stefano Di Bella & Tad M. Schmaltz, The Problem of Universals in Modern [under review - PDF]