Tractatus theologico-politicus in de IVKO-school

Op de voorjaarslezingen van de Vereniging Het Spinozahuis komen altijd flink wat leden af. De lezingenreeks had dit jaar als opzet om de Tractatus theologico-politicus (TTP) niet zozeer tekstueel te behandelen, maar om de plaats en betekenis aan de orde te stellen van dit werk in resp. de zeventiende eeuw en onze tijd - het theologische en het politieke aspect van de TTP in telkens aparte lezingen.                  Secretaris Theo van de Werf aan de inschrijftafel

 

De IVKO-school aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam is een historische herinneringsplek: het was een geheim tussenstation waarheen joodse kinderen van wie de ouders in de tegenoverliggende Hollandse Schouwburg voor hun deportatie bijeengebracht waren, naartoe werden gesmokkeld. Voor de kinderen was er een opvang in het tegenover Hollandse Schouwburg gelegen gebouw en via de tuin en de kelders konden vele kinderen naar deze school in veiligheid worden gebracht, waarna ze naar onderduikadressen werden gebracht. Theo van der Werf bracht deze feiten onder onze aandacht.  

Wiep van Bunge opende de reeks lezingen met de lezing getiteld: Historisch: hoe verhoudt de TTP zich tot de theologie in de 17e eeuw.

Ik geef mijn korte samenvatting van zijn lezing. Van Bunge deelde de TTP in vier delen in, waarvan het laatste [de hoofdstukken 14 en 15] door velen als het hart van de TTP wordt gezien omdat het daar over de relatie, de scheiding filosofie – theologie gaat en dat deel wellicht de filosofische context vormt waartegen de rest van de TTP moet worden gelezen. Als drie theologische clusters noemde spreker [A] hoofdstukken 1 t/m 7 en 12 + 13, welke gaan over de bijbelse basis van de transcendentie. [B] H 8 t/m 11 gaan over de geschiedenis van de Schrift en [C] 16 t/m 20 over de politieke consequenties van de godsdienst.

 

Over het eerste deel [A] was hij het uitvoerigst. In de bijbel worden de ontstaansgeschiedenis en de lotgevallen van de joodse staat geschetst. God zou via de profeten (als belangrijkste Mozes) zijn voorkeur voor het joodse volk hebben getoond. Daartoe gaf hij hen boodschappen die niet via natuurlijke weg te verkrijgen waren. Zo gaf Mozes het volk z’n staatswetten en morele wetten. Spinoza’s voorstelling van dit alles is vernietigend: hij schrapt al het bovennatuurlijke. Volgens hem kunnen alle gebeurtenissen volledig natuurlijk worden verklaard. Bijvoorbeeld wat betreft de profeten. In H 1 definieert hij profetie als zekere kennis door God aan mensen geopenbaard, door woorden of beelden. In H. 2 dat die profeten zelf niet begrepen wat hun overkwam. De bron is God, maar daar wisten ze niets van; ze stelden God voor als een mens, zelfs een grillig mens met voorkeuren e.d. Tussen de regels door geeft Spinoza zijn eigen visie over natuur en ‘bovennatuur’. In de TTP worden de zienswijzen dienaangaande verondersteld, niet bewezen, als in de Ethica. Natuurwetten zijn universeel. De idee dat God in staat zou zijn daar tegenin te handelen noemt hij superstitie. Hoe de menselijke verbeelding werkt? Op ondoorgrondelijke wijze, vraagt zo’n kennis, daar hebben we in de huidige stand van de wetenschap nog geen kennis van. De realiteit van de beschreven gebeurde dingen trekt Spinoza niet in twijfel. Die profetieën werkte namelijk wel goed uit, omdat de profeten het goed bedoelden. Hun morele kwaliteiten valt niets te verwijten; alleen is duidelijk dat zijzelf hun profetieën niet begrepen.

 

Vervolgens besprak Van Bunge de twee gemeenschappen waarmee Spinoza te maken had en die hem beiden veroordeelden: de joodse gemeenschap deed hem in 1656 in de ban, de protestantse gemeenschap verbood zijn TTP in 1674. Beide religieuze gemeenschappen waren in die periode bezig hun orthodoxie te (re)construeren: de ooit maraanse Portugezen in Amsterdam zochten contact met Venetiaanse rabbijnen; de protestanten verdedigden hun orthodoxie sinds de Dordtse Synode van 1619, waarbij de predestinatieleer, de “onweerstaanbare genade van de voorbeschikking”. Voor beiden waren de profeten van extreem belang: voor de joden (be)vestigden die de joodse uitverkiezing, voor de protestanten waren zij de vooraankondiging van de komst van Jezus de Messias. Er waren eenzaten die veel overeenkomst zagen tussen Spinoza’s determinisme en de protestantse predestinatie en beider ontkenning van de (betekenis van) de vrije wel (Willem Deurhof, Fred. Van Leenhof), maar die werden ‘ontmaskert’ en eruit gewerkt. In de eerste vuistdikke theologische weerleggingen stuitte vooral H. 7 op verzet; daarin stelt Spinoza dat hij zijn conclusies uit de Schrift zelf had bereikt – dat hij de bijbel zichzelf had laten uitleggen. Spinoza mengde zich in een debat in zijn eigen tijd waarin het ging over de juiste lezing van de bijbel: de rationalisten (hij neemt als voorbeeld Maimonides) versus de literalisten (Ibn Ezra), waarbij het hem waarschijnlijk om tijdgenoten ging: Lodewijk Meyer (die de filosofie de uitlegger van de Schrift wilde laten zijn) resp. Voetius (die al vanaf de jaren 1640 de meest letterlijke uitleg voorstond). Meyers boek kreeg tientallen weerleggingen; kortom Spinoza nam een standpunt in deze discussie in. Spinoza zei wel dat hij de Schrift zichzelf wilde laten uitleggen, maar achter zijn benadering van bijvoorbeeld wonderen, zat zijn rationele filosofie verborgen.

H 8 t/m 11 [B] gaat over het auteurschap van de bijbel. Beide religieuze gemeenschappen konden niet accepteren dat twijfel aan Mozes’ auteurschap werd gezaaid. Spinoza is erg scherp en stelt dat de hele bijbel mensenwerk is. Hoe die boeken precies zijn ontstaan? Daarin valt enige gelatenheid te proeven (de data zijn weg – we zullen het nooit weten), maar ook enige wrevel (dat niet alle geleerden dat zien!)

[C] Waarom houdt Spinoza zich zo met theologie bezig? Hij laat zien dat theologie en filosofie elkaar niet kunnen raken, dat ze zich met heel verschillende onderwerpen bezig houden (de vroomheid resp. de waarheid over de werkelijkheid). Godsdienst is voor Spinoza persoonlijk vroom gedrag. Spreker ziet de TTP niet als een traktaat expliciet over godsdienstvrijheid. Daarom de lange excursie over de vestiging van de joodse staat als theocratie, waarbij Mozes voor zijn opvolging een verdeling van machten regelde. Ook daarin zit een actuele analyse van Spinoza’s eigen tijd, het stadhouderloze tijdperk, verborgen.

Tenslotte besloot Van Bunge dat een belangrijk verschil tussen onze tijd en de 2e helft van de 17e eeuw is: in de jaren na 1960/’70 is godsdienst opnieuw een individuele kwestie geworden en verdampten de zuilen. Het individualistische van nu maakt de TTP weer modern om dezelfde reden waarom het in de 2e helft van de 17e eeuw ouderwets begon te worden.

 

Ik moet zeggen dat dit laatste mij te snel ging. Om een stelling als deze te kunnen onderbouwen had eigenlijk meer geschetst moeten worden over hoe de religies in de 17E eeuw almaar meer collectief-institutioneel greep kregen op de eigen (vrije) geloofsopstelling van mensen.  

 

Overigens is een voordeel van het schetsen van enige grote lijnen dat de opzet die Spinoza met de TTP had duidelijker voor ogen komt dan bij het gedetailleerd lezen van de diverse hoofdstukken afzonderlijk.

 

Hierna en na de koffiepauze, werden we opgedeeld in kleinere groepen en konden we onze vragen en ideeën over de TTP en de lezing  met elkaar bespreken.  Ik overweeg daaraan een volgend log te wijden.

 

 

                                                             biblio Wiep van Bunge

Reacties

En dat -de lezing- heb ik nu weer gemist. Bedankt voor je samenvatting. Overigens vind ik dat als je een theorie-idee over de werkelijkheid hebt dat dan er helemaal niet zo'n groot verschil hoeft te zijn tussen filosofie en theologie. Filosofie is meer waar dan theologie, maar hoeft niet minder goed te zijn. Theologie kan behulpzaam zijn in praktische zin -maar dat moet dan volgens mij gepaard gaan met dwang (zoals vroeger!, nu?) of hangt samen met vooralsnog onvoldoende geesteskracht- maar heeft dus wel degelijk een plek in die theorie. Veroordelen hoeft dan niet, begrijpen des te meer. Ik vind Spinoza trouwens in een aantal opzichten spelen met de concepten, voor zover ik kan overzien:
ware theologie = filosofie / ware god = natuur / waar religieus handelen = politiek handelen. Hij keert alles gewoon om, munt alle begrippen weer opnieuw, hij zet daarmee alles en iedereen op het verkeerde been. Expres?

Gr,

Rene

Nou Stan, ALS JE VERSLAG EEN CORRECTE WEERGAVE IS, moet ik concluderen, dat jullie je in Amsterdam hebt laten afschepen met een waardeloze causerie, om niet te zeggen: met baarlijke nonsens, over "de TTP in verhouding tot de theologie van de 17e eeuw". Plaatsvervangend krijg ik schaamte over zulk een uiteenzetting voor een leergierig gehoor. Ik wil dan mijn ogen nog dichtknijpen voor de willekeurige hocuspocus-indeling van de hoofdstukken, waarnaast men met evenveeel onrecht 5 andere indelingen kan zetten. Vergelijk bv. de belachelijke kabbalistiek van Akkerman in de inleiding van diens vertaling: "1 + 6 + 1 + 6 + 1 + 6, of als men wil 3 x 7 hoofdstukken"! Van Bunge ziet de kern van de TTP in de hoofdstukken 14 en 15, die over de scheiding van filosofie en theologie zouden gaan. Maar helaas, die hoofdstukken gaan helemaal niet over filosofie. Het woord 'philosophia' betekent in de 17e eeuw 'wetenschap' (vakwetenschap zoals natuurkunde in brede zin, tekstwetenschap ook en historische wetenschap, zoals in dit geval). En dat is iets totaal anders dan filosofie heden ten dage, dat min of meer samenvalt met het speculatieve gezwam van theologie. Spinoza bespreekt t.p. dus de verhouding van geloof en wetenschap en zegt - daar heeft Van Bunge gelijk in - dat die elkaar niet raken. - Maar dat deze vaststelling het hart of de kern van de TTP zouden zijn, kan men ernstig betwijfelen. Waarom niet de bestrijding van theologische vooroordelen in het voorafgaande, samengevat in hoofdstuk 13? Waarom niet de stelling over het onvoorwaardelijke 'ius circa sacra' van de overheid, iets wat hem blijkens een aparte toelichting in de voorrede er juist toe bracht om de TTP te gaan schrijven? - En wat doet Spinoza in zijn kritische bijbelwetenschap? Geeft men dat goed weer met 'schrappen van al het bovennatuurlijke' of liever met: 'nagaan waar het de profeten en Christus om te doen was, samenvatten wat de morele boodschap van de Schrift was'? Mijn haren (voorzover ik die nog heb) rijzen ten berge bij het lezen van de zin "Godsdienst is voor Spinoza persoonlijk vroom gedrag". Neen, en nog eens neen, dat is het volgens Spinoza niet. De openbaringsgodsdienst die hij in de TTP analyseert (we hebben het dus niet over de innerlijke of ware godsdienst van de hoogste kennissoort) is rechtvaardigheid en naastenliefde betrachten in collectief verband, staatkundig dus. Anders gezegd: God gehoorzamen door de wetten van je staat uit te voeren. De link, die Van Bunge legt met onze tijd door te zeggen dat "het individualisme de TTP weer modern maakt" is dus totaal misplaatst.
Een laatste, maar niet minder ernstige misvatting, in het praatje van Bunge is zijn mening dat Spinoza, ondanks zijn nadruk op het 'de schrift door zichzelf verklaren', de wetenschap of de ratio bij deze verklaring buiten de deur zou willen houden. En dat hij dus een ander standpunt zou innemen dan zijn goede en zeer geleerde vriend Lodewijk Meyer in diens PHILOSOPHIA S. SCRIPTURAE INTERPRES (1665). Hoewel hij op dit punt kan aansluiten bij enkele buitenlandse commentatoren (Moreau, Walther) is het toch een ernstige misvatting die door Spinoza zelf uitdrukkelijk wordt weersproken. "Hen die ontkennen dat de ratio of de wetenschap de uitlegger van de Schrift is, heb ik [in de TTP] evenzeer weerlegd als de sententie van Maimonides" (Brief 43). Kan het duidelijker? Men kan ook de voorrede van de TTP zelf aanhalen: "Vroomheid, verdomme, en godsdienst bestaan in absurde geheimen, en zij die de rede verachten en zich afkeren van het verstand als zijnde van nature bedorven, die lui worden, hoe verderfelijk toch, geacht een goddelijk licht te bezitten. Voorwaar, als zij slechts een vonkje van het goddelijk licht hadden, dan ...". Niet alleen plaatst Van Bunge Meyer volkomen ten onrechte aan de kant van rationalisten als Maimonides, die de Schrift verkrachten om haar in overeenstemming met een filosofie als die van Aristoteles te brengen, ook zit hij fout waar hij Ibn Ezra behandelt als een 'literalist' die door Spinoza zou worden bestreden. Niets is minder waar. Ibn Ezra wordt door hem als een magistrale en zielsverwante voorganger gezien en menigmaal aangehaald. Van Bunge is in de war. Het is rabbi Jehuda Alpakhar die door Spinoza wordt bestreden als een letterzifter, niet Ibn Ezra (zie hoofdstuk 15). (Hen die meer willen weten over Meyer en Spinoza, moge ik verwijzen naar het hoofdstuk "Lodewijk Meyer over wetenschappelijke hermeneutiek" in mijn boek MANNEN ROND SPINOZA. PRESENTATIE VAN EEN EMANCIPERENDE GENERATIE (Hilversum1997) 61-87).