Tweede Verhandeling over de verbetering van het verstand

Gisteren was de tweede cursusdag van de voorjaarscursus, voor de 18e maal georganiseerd door de Ver. Het Spinozahuis en de 2e maal over de Tractatus de intellectus emendatione (TIE; Verhandeling over de verbetering van het verstand). Deze keer werd de inleiding verzorgd door emeritus professor Herman De Dijn. [Zie hier het vorige blog]. Het was handig dat we vooraf zijn ‘leeswijzer’ ontvangen hadden. De Dijn gaf als zijn ontboezeming dat indertijd zijn eerste indruk over de TIE was: “Wat een warboel.” Hij heeft er vervolgens zijn levenswerk van gemaakt om het werkje te verstaan. Hij ging het als een soort detectiveverhaal lezen: als je elke clou volgt krijg je tenslotte de oplossing. Zijn dissertatie gaat over de TIE, waarin hij een uitvoerige commentaar op alle paragrafen ervan biedt: Spinoza. The Way to Wisdom [West Lafayette (Ind.), Purdue University Press, 1996]

Hij ziet de TIE als een verhandeling over de relatie tussen kennis en ethiek – ethiek dan in de antiek-Griekse betekenis van het zoeken te beantwoorden van de vraag: wat is het goede leven voor mij; en dat via het leren kennen van jezelf, want zelfkennis leidt tot het goede leven.

Herman De Dijn

Spinoza gaat niet, als Descartes, uit van twijfel, maar van vertwijfeling – existentiële vertwijfeling à la Kierekegaard. Spinoza start met een ethische problematiek, wat hij niet doet als een louter herneming van het Griekse denken, want hij weet dat ‘goed’ en ‘kwaad’ niet bestaan. Dus de vraag naar het goede leven nu te denken in een context waarin goed en kwaad gedachtedingen zijn.

Spinoza stelt zich op het standpunt van elckerlyc. Waar men volledig opgaat in het nalopen van genot, wellust en eer loopt men stuk op een soort waanzin. Het leven is een risky bussiness. Waar zijn de goederen van het echte goede, waar vinden we geneesmiddelen die van de verslaving afbrengen?

Men was in de 17e eeuw zeer bezig met zoeken naar zekerheid en naar kansrekening. Voor iemand als Pascal ging de wetenschap de echte oplossing van deze kwestie niet bieden; vandaar zijn weddenschap, zijn belang hechten aan het geloof. Spinoza echter wedt op de wetenschap hij gokt op een zelfkennis die leidt tot heil. Daarom is de filosofie voor hem een ethica die antwoord geeft  op de diepste vraag: wat is het goede leven – en dat onder de wetenschap dat ‘goed’ en ‘kwaad’ geen objectieve, wetenschappelijke begrippen (meer) kunnen zijn.

Hij is dus op zoek naar een filosofie, een theorie die als praktijk van leven kan werken.

Welnu, (het niet in de natuur objectief bestaande) goed en kwaad ervaar je in je leven. De wetenschap van de levende wezens, zeker de menswetenschappen, kúnnen niet zonder die begrippen.

Let dan vooral op § 12 en 13, waar een omslag plaats heeft. Tot § 11 stelde Spinoza zich op het standpunt van elckerlyc; je kunt zeggen: van de leerling. Vanaf § 12 komt er een ander ‘ik’ dat vanuit het standpunt van de leraar antwoord geeft op hoe je aan de vertwijfeling kunt ontsnappen. Want, terwijl hij zo vertwijfelend aan het denken was, merkte hij dat hij zich daarover goed voelde. Dit nadenken over je leven levert een soort rust op – geeft inzicht dat er een denken is, een theoretiseren, dat praktisch werkt. Als je gaat nadenken over je plaats in de orde van de natuur (en tot God) wordt je sterker. Je krijgt inzicht in welke middelen, zeg arts and sciences,  nuttige hulpmiddelen zijn, maar dan, zegt Spinoza, vóór alle andere middelen, moet ik zorgen dat mijn denken op orde is, dat is: me bezig houden met logica. Maar dáárvoor dan weer is er een andere stap te zetten: die van de historiola mentis, oftewel de beschrijving van de soorten kennis die we kunnen onderscheiden.

Daarbij komt de vraag op: wat zijn de “gegeven ware ideeën”? Dat zijn die van de geometrie; daaraan kun je niet twijfelen. De voorbeelden die Spinoza geeft zijn dan ook dikwijls wiskundige voorbeelden. Toen we eenmaal wiskunde hadden, wisten we wat waarheid is, zegt hij in de Ethica. De ware methode is dus de geometrische methode; de logica is de reflectie, de analyse, het nadenken over de ‘gegeven waarheid’. 

Echt kennen van de waarheid is: het wezen van de dingen kennen en dat is weer: een goede definitie kunnen geven. Als we alles weten kennen we het intellect. Maar, wat is de oorzaak van het intellect? En hoe kan ik van een eindige zaak een oneindige zaak kennen? De Dijn vertelt daarover in zijn boek een soort oplossing te geven, gelijkend op die van de Baron von Münchhausen. Het was hem opgevallen dat de passages vanaf § 91 door de meeste uitleggers van de TIE worden overgeslagen, wat wil zeggen dat ca 1/5e van de tekst wordt veronachtzaamd.

Herman De Dijn

De Dijn wijst erop dat Spinoza, zie zijn antwoord aan Ehrenfried Walther von Tschirnhaus, de TIE heeft willen afmaken. Het is dus onzin om te veronderstellen dat hij er als van een jeugdwerk afstand van had genomen. Het zou mooi geweest zijn als hij het had afgemaakt. Maar hij gaf er op een gegeven moment de voorkeur aan om, in de Ethica, opnieuw te beginnen - nu helemaal van vooraf aan op het standpunt van de volle wijsheid van de leraar en niet als bij de TIE met een pedagogie vanuit het standpunt van de leerling.

Hij kwam met een nieuwe Ethiek die het nieuwe denken (over het niet objectief bestaan van goed en kwaad) serieus nam en waarin hij de contouren van een nieuwe menswetenschap bood. Hij wilde niet zomaar het weten op zich vermeerderen, maar weten met een bepaald doel: Ethica – naar een goede manier van leven vanuit een ander zicht op wat goed en kwaad is voor ons.

Heel plezierig was, en dit was voor de eerste keer, dat er ruimte was om plenair nog enige vragen aan de inleider voor te leggen naar aanleiding van de inleiding. Secretaris Theo van der Werf gaf aan dat dit in die gevallen kon gebeuren, waarin de spreker binnen zijn tijd was gebleven – dan was er nog wat tijd over voor nagesprek.

Met in mijn achterhoofd de typering van Dijksterhuis in De mechanisering van het wereldbeeld (1950) dat er in de 17e eeuw een nieuw standpunt ten aanzien van de natuur moest worden veroverd (“het substantiële denken, dat naar het wezen der dingen vroeg, moest worden verruild voor het functionele, dat de gedragingen der dingen in hun onderlinge afhankelijkheid wil vaststellen, de behandeling der natuurverschijnselen in woorden worden opgegeven voor een mathematische formulering van de daarin waargenomen relaties.”) stelde ik de vraag hoe Spinoza voor wie toch vooral het goed zicht krijgen op de essenties der dingen als bijdrager tot de nieuwe wetenschappen kon worden gezien. De Dijn wees op het volstrekt niet-normatieve van Spinoza, waarin hij uiterst modern was; én hij wees erop dat het louter instrumentele (het zien op wat werkt en gebruikt kan worden) door Spinoza onder kritiek zou worden gesteld; hij zou voortdurend gewezen hebben op het zicht houden op het wezenlijke en niet alleen op het werkzame. (Ik hoop dat ik het antwoord goed heb weergegeven).

Daarna begon de pauze en konden we aan de boekentafel het nieuwe boek van Jan Krol, zijn hertaling van de Korte Verhandeling, aanschaffen. Daarover in een volgend blog.

Reacties

Bedankt, Stan, voor je uitvoerig verslag van de inleiding van de tweede Amsterdamse TIR-bijeenkomst. Ik heb daar vroeger in dezelfde school ook wel eens een inleiding op de TIE verzorgd in een geleijksoortige reeks. Ik herinner mij dat ik een iets andere benadering had gekozen. Maar gelukkig blijken De Dijn en ik nu niet zo ver meer uit elkaar te liggen, omdat ik zie dat hij zware nadruk heeft gelegd op het NIET-NORMATIEVE karakter van de TIE. Toch zijn er nog wel verschillen: de tekst is daarvoor te rijk. Ik zou niet graag bevestigen dat een soort 'existentiele vertwijfeling' het uitgangspunt is voor een betoog dat 'in retrospect' is. En ook niet De Deijn willen toegeveen dat het onzin zou zijn te veronderstellen dat Spinoza de verhandeling eigenlijk heeft willen afmaken, maar er niet meer toe is gekomen. Hij kwam tot het inzicht dat het project als geheel verkeerd was opgezet en eigenlijk een mislukking was; en begon daarom opnieuw, maar dan goed. Daar hebben we vroeger over gediscussieerd in STUDIA SPINOZANA, maar wat mij betreft vergeefs. - Maar via deze blog, die Herman wel zal bekijken, wil ik hem graag groeten en hem het beste toewensen voor zijn gezondheid.