Umberto Eco las in de Ethica een 'fabula'

Volgens mij verkoopt Umberto Eco in Lector in fabula over Spinoza’s Ethica enigszins fabuleuze onzin. Ik weet niet of Herman De Dijn (in: 'Umberto Eco in Leuven') iets dergelijks stelt in zijn bijdrage aan de in 1999 gehouden conferentie “Eco in fabula” waarvan in 2002 het boek verscheen F. Musarra, e.a. (ed.), Eco in fabula: Umberto Eco in the humanities. [Leuven University Press, 2002, p. 17-18].

Eco is naast romancier en nog veel meer, vooral semioticus. Een semioticus heeft iets van een tekenleraar: werkt met technisch vakmanschap, maar vooral ook met veel verbeelding. En die verbeelding speelde Eco parten toen hij de fabula van de Ethica ging fabuleren. Misschien zouden de vele boeken en vooral eredoctoraten van Eco mij moeten afschrikken - wat ik mij wel verbeeld hem tegen te spreken? Ik denk echter dat de universitaire wereld buiten Nederland een beetje heeft overdreven: zo vielen ze over elkaar heen om Eco eredoctoraten te verlenen [zie hier]. Dat terzijde – ik doe niet aan autoriteit en kijk alleen naar wat hij schrijft.

In Lector in fabula (Bert Bakker, 1989, oorspr. 1979) gaat het Eco erom de actieve rol van de lezer in het interpretatieproces te betrekken. Hij wil de lezer – zij het met beperkingen -  ín de tekst plaatsen. Nadat hij het over van alles heeft gehad, o.a. over dat een tekst een product is waarvan de interpretatie deel moet uitmaken van het generatieve proces, en over de rol van de ‘model-lezer’ die een auteur altijd bij zijn schrijven zal incalculeren als degene die medewerking zal verlenen om bij zijn actualisering van de tekst interpretatief dezelfde weg af te leggen als hijzelf (de auteur) bij het genereren ervan heeft afgelegd, schetst hij kort hoe volgens Aristoteles in zijn Poetica er in een vertelling slechts ‘één actant’ (handelende speler), een beginstand en een reeks zich in de tijd voltrekkende en uit oorzaken voortvloeiende veranderingen en tenslotte één eindresultaat hoeft te zijn.

En dan beweert hij dat ook in ogenschijnlijk niet-narratieve teksten een narratief niveau (een fabula) te onderscheiden is.  Om dat te illustreren neemt hij een stukje van de Ethica. [Een fabula is een reeks handelingen, geeft de logica van de handeling ofwel het basisschema van een vertelling].

Ik neem de tekst uit zijn Over literatuur [Bert Bakker 2003, oorspr. 2002] en plaats er passages uit Lector in fabula in vierkante haken tussen. Hij schrijft: 

“In mijn Lector in fabula heb ik getracht aan te tonen hoe er een fabula valt te ontdekken zelfs onder de (schijnbaar plotloze) tekst waarmee de Ethica van Spinoza begint: Per causam sui intelligo id cujus essentia involvit existentiam; sive id cujus natura non potest concipi nisi existens.

Hier is sprake van tenminste twee ingebedde fabulae. De een betreft een grammaticaal impliciete actant (ego) die de daad [handeling] van begrijpen of betekenen verricht en daardoor van een verwarde tot een helderder kennis van God komt. Bedenk dat als intelligo wordt opgevat als ‘ik begrijp’ of ‘ik erken’, God een niet door de daad [handeling] veranderd object blijft, maar als dat werkwoord wordt opgevat als ‘ik wil zeggen’ of ‘ik wil te kennen geven’, dan creëert de actant door het feit dat hij een definitie geeft zijn object van het discours (hij maakt het tot cultureel object).

Dit object, en de daarbij behorende attributen, is bovendien het subject van een andere [ingebedde] fabula. Het is een subject dat een daad stelt, waardoor het, door het feit dat het is, bestaat [Het is een subject dat bestaat via de handeling die het verricht, namelijk te zijn]. Het lijkt of er in dit avontuur van de goddelijke natuur niets gebeurt omdat er geen tijdsinterval [tijdsverloop] is tussen de actualisatie van de essentie en de actualisatie van de existentie (het is zelfs zo dat geen van beide ooit vanuit een reeds vóór de daad bestaande kracht tot de daad overgaat, omdat ze er al sinds eeuwig zijn), en evenmin wijzigt de existentie door zijn tussenkomst de essentie. We hebben hier natuurlijk met een uiterste [een extreem voorbeeld] te maken, waarin zowel daad [de handeling] als tijdsverloop zich op stand nul bevindt (is gelijk en oneindig) [is gelijk oneindig], en God al sinds eeuwig in zijn zelfopenbaring handelt [God handelt al sinds eeuwig in zijn zelfopenbaring], waarbij hij ononderbroken en sinds eeuwig het feit voortbrengt dat hij existeert door het simpele feit dat hij is. Het is weinig voor een avontuurlijk verhaal, maar genoeg voor de essentiële voorwaarden voor een fabula om zich te profileren. Er is misschien geen coup de théatre, maar dat is afhankelijk van de ontvankelijkheid van de lezer. De Model-Lezer van een dergelijk verhaal is een mysticus of een metafysicus, iemand die meewerkt aan de tekst en die in staat is uiterst intense emoties te ondergaan bij deze non-gebeurtenis die niet ophoudt hem diep te raken door het bijzondere karakter ervan. [Dat er niets nieuws gebeurt komt omdat ordo et connectio rerum idem est ac ordo et connectio idearum. Alles is gezegd.] Ook de Amor Dei Intellectualis is een brandende hartstocht, en men ervaart een voortdurende, verblufte verwondering bij het ontdekken van de aanwezigheid van de Noodzaak. [Deze fabula is om zo te zeggen dermate doorzichtig dat ze ons onmiddellijk tot een onwrikbare structuur van louter actanten leidt. Zij brengt ons ertoe een structuur van werelden te erkennen met slechts een enkel individu dat alle eigenschappen bezit en bovendien toegang heeft tot alle mogelijke werelden.]

Als onze tijd dus ontdekt dat ook elk filosofisch of wetenschappelijk discours als een verhaal gelezen kan worden, dan gebeurt dat misschien ook om dat wetenschap en filosofie zich meer dan in andere tijden (misschien zelfs om de crisis van de roman het hoofd te bieden) als grote vertellingen willen presenteren (zegt men). Hetgeen niet impliceert – ook al wordt dat wel eens gedaan – dat zij, door het feit dat zij verhalen zijn, niet meer in termen van waarheid beoordeeld hoeven worden. Ze hebben eenvoudigweg de bedoeling om, ook door middel van een narratief boeiende structuur, een of andere waarheid te vertellen.” [Over Literatuur blz. 247/248; Lector in fabula blz. 143/144]

 

 

Kanttekeningen

Hier is Eco, zoals wel vaker, meer aan het imponeren en cocqueteren met geleerdheid dan met communiceren. Hij levert twee zinnen in onvertaald Latijn, terwijl veel van zijn lezers die taal niet zullen kennen en nog minder iets van Spinoza weten.

Dat Spinoza in zijn hier geciteerde eerste definitie “de handeling van begrijpen of betekenen verricht en daardoor van een verwarde tot een helderder kennis van God komt” is toch wel een beetje onzin. Hier wordt eerder de uitkomst gegeven van wellicht een langdurig voorafgaande “handeling van begrijpen of betekenen”, waarvan dit het resultaat is.

Eco’s gebruik van de zinsnede ordo et connectio rerum idem est ac ordo et connectio idearum in Lector in fabula was onjuist, negeert de ‘gebeurtenis’ van de connectio en is misschien om die reden verdwenen uit de latere tekst. Kortom, eerder zei hij maar wat.

De passage over “alle mogelijke werelden” sleepte hij er (van Leibniz afgekeken?) maar bij. Misschien is ook deze als toch-niet-zo-toepasselijk later weggelaten. Met ‘mogelijke werelden’ moet je bij Spinoza niet aankomen.

Deze fabula-‘analyse’ aan de hand van één korte passage uit de Ethica is te weinig om als bewijs te kunnen gelden van de stelling “dat ook in ogenschijnlijk niet-narratieve teksten een narratief niveau (een fabula) te onderscheiden is.” Eco maakte er zich met een Jantje-van-Leiden van af.

Zijn Model-Lezer (mysticus of metafysicus) is zomaar een keuze uit de lange rij van mogelijke lezersrollen die in de historie opkwamen. Maar zouden nou precies deze door Spinoza als ingecalculeerde model-lezers gezien zijn? Waar baseert Eco dat op? De model-lezer was voor Spinoza veelmeer de filosoof-wetenschapper, geleerde en uiteindelijk: de wijze.

Dat de lezer een eigen rol speelt in de interpretatie van een tekst als de Ethica of de TTP is duidelijk. De geschiedenis van de filosofie heeft verschillende roltypen laten zien. De ‘wet’ "dat de competentie van de ontvanger niet noodzakelijkerwijs die van de zender is," is duidelijk; zij kunnen elk heel verschillende codes hanteren. En dat Spinoza zich daarvan bewust was, blijkt op vele plaatsen in de Ethica en de TTP.

Ik ben niet erg onder de indruk van deze ‘geleerdheid’. Enfin, hiermee is aan deze slordige tekst van Umberto Eco op internet aandacht gegeven. Daan Rutten, wetenschapsredacteur bij Erasmus Magazine, schreef daarin al eerder over Umberto Eco's "fascinatie voor ‘foute ideeën’, zijn honderdduizenden boeken in zijn bibliotheek, zijn liefde voor de fantasie." Het zegt genoeg.