Vloeken in de Spinozistische kerk – een zondagbeschouwing met Spinoza

Af en toe bereikt mij n.a.v. een of meer blogs via de e-mail een vraag. Soms beantwoord ik die via de e-mail, maar soms doe ik dat liever via een blog. Daarvoor heb ik twee motieven: 1) misschien heeft nog iemand iets aan vraag & antwoord; 2) ik kan gecorrigeerd worden – of er is wellicht nog een andere zienswijze mogelijk. Eerst uiteraard de vraag, daarna mijn poging tot antwoord.

Onderwerp: uitgebreidheid en geest

Beste,
In de Ethica, van Van Suchtelen, zegt stelling 10 van deel 1 'Elk attribuut van een zelfde Substantie moet uit zichzelf kunnen worden begrepen.' Dus Geest en Uitbreiding moeten elk uit zichzelf begrepen worden. Ik benadruk het begrijpen, want ik zoek naar een klare (adequate) kijk op het feit dat U steeds benadrukt dat de Geest niet uit het lichaam ontstaat.  Oei, ik zie pas tijdens het typen dat een adequate kijk niet kan bestaan. Alleen een adequaat begrijpen.
Definitie 3 bij aanvang van deel 2 zegt 'Onder voorstelling (idee, beeld, gedachte maar vooral begrip) versta ik een waarneming van de Geest, die de Geest vormt doordat hij een denkend iets is.'
Vervolgens met stelling 11 'De eerste openbaring van het werkelijk bestaan van de menselijke Geest is niets anders dan de voorstelling van een werkelijk bestaand bijzonder iets.' Een voorstelling is het eerste niveau van ervaren en speelt zich volgens 'de kleine fysica' af op het onbewuste neuronale niveau, zie deel 2 hoofdstuk 13. Dit is nog geen Geest.
Het derde deel stelling 9 heeft het over het bewust worden van de Geest. 'Daar evenwel de Geest door de voorstellingen van de inwerkingen op het lichaam zich noodzakelijk van zichzelf bewust is, is hij zich ook bewust van dit streven.'

Nu mijn vraag.

Dus de overgang van 'voorstelling' naar Geest is voor U geen overgang van neuronale lichamelijke intensiteiten naar neuronenclusters die deze intensiteiten omzetten naar denken. En denken is volgens deel 5 stelling 9 'het wezen van de Geest bestaat uit Denken.'

Waarom volgt U deze neuronale kennis niet en wil U Geest en Uitbreiding gescheiden houden?

Het zou mij Blijdschap geven en mijn Handelingen steunen als u zo goed wil zijn hierop te antwoorden.

aanvulling bij mijn vorige schrijven

Beste,
Of is het stelling 5 van deel 2 dat Geest en Uitbreiding gescheiden houdt?
Het zijn van de voorstellingen hebben niet het voorgestelde of de waargenomen dingen tot werkende oorzaak. Maar God zelf voorzover hij een denkend iets is. (Een voorstelling kan in de eerste vorm van kennis nog geen begrip zijn, toch? Een denkend iets komt tot begrippen.)
De Substantie kan al denkend een voorstelling van zijn eigen wezen vormen, niet omdat hijzelf onderwerp is (van de voorstelling) maar omdat hij een denkend iets is. Dus de Substantie is oorzaak intern over zichzelf.
Het werkelijke zijn van de voorstelling is een bestaanswijze of modus van het denken, dwz een modus die Gods denkend wezen openbaart.

Ok, dit kan ik volgen.

Sluit het voorgaande uit dat ik toch iets (bijvoorbeeld neurobiologisch technisch) kan zeggen over een waargenomen ding? Dat neuronen fire (affectiones) neuronen wire (affecten van de verwerking van de inwerkende aandoening) creëert en zo een neuronencluster veroorzaakt die kan denken ergens in mijn 100 miljard neuronen complex. En ik dus eigenlijk zeg dat materie of mijn lichaam mijn denken of geest (even met kleine letter) vormt. Vloek ik nu in de Spinozistische kerk?

Verheugd kijk ik uit naar Uw antwoord.

 

Voorafgaande aan mijn antwoord eerst het volgende.

Deze vragen illustreren wat mij betreft nog eens duidelijk de verwarring die kan worden opgeroepen door de vertaling van Van Suchtelen.

Op de Ethica vertaling van Van Suchtelen na, bezit ik alle Nederlandse vertalingen. De oorspronkelijke van Nico van Suchtelen is te raadplegen via internet, op meerdere plekken. Ik had al snel door dat er veel op aan te merken is en heb daarom altijd geweigerd om die aan te schaffen.

En met name bij de vertaling van ‘idea’ met ‘voorstelling’ kan er verwarring ontstaan. Ik heb er al vaker in een blog op gewezen dat ‘voorstelling’ veel te veel doet denken aan ‘beeld’ en ‘verbeelding’ en dan kom je dus precies op een verkeerd spoor bij het zorgvuldige onderscheid dat Spinoza tussen de drie kensoorten maakt.

De oorspronkelijke Van Suchtelen-vertaling heeft 2/Def3 als volgt

“Onder voorstelling versta ik een waarneming [conceptie] van den Geest, welke de Geest vormt doordat hij een denkend iets is.”

2, def 3, expl 3e - Ik zeg liever waarneming [conceptie] dan gewaarwording [perceptie], omdat het woord "gewaarwording" schijnt aan te duiden dat de Geest iets door een voorwerp ondergaat, terwijl het woord "waarneming" een eigen handeling van den Geest schijnt uit te drukken.

Dit is echt de verwarring ten top waar van Suchtelen idea (“voorstelling” bij hem) ook nog eens in verband brengt met ‘waarneming’ (wat eerder de vertaling van perceptio is) en aldus juist ook nog eens het punt dat Spinoza in zijn explicatio maakt mist.

Als de vraagsteller schrijft: 'Onder voorstelling (idee, beeld, gedachte maar vooral begrip) versta ik een waarneming van de Geest, die de Geest vormt doordat hij een denkend iets is,' dan hoort de term ‘beeld’ daar uitdrukkelijk niet tussen; een beeld is iets dat aan de uitgebreide/lichamelijke kant thuis hoort en niet aan de kant van het denken. We hebben wel ook een (inadequaat) idee van een beeld, maar het is van belang het lichamelijke aspect en het denk-aspect telkens goed uit elkaar te houden.

Hiermee ben ik al met antwoorden begonnen.

Dat ik zoals de vraagsteller is opgevallen, telkenmale waar nodig, benadruk “dat de Geest niet uit het lichaam ontstaat”, is niet omdat ik dat vind, maar is zoals Spinoza het leert. Zo moeten o.a. 1/10 en andere door vraagsteller aangehaalde plaatsen gelezen worden. Ik volsta hier met te wijzen op de conclusie zoals Spinoza die uit zijn uitgangspunten trekt in stelling 3/2

Nec corpus mentem ad cogitandum nec mens corpus ad motum neque ad quietem nec ad aliquid (si quid est) aliud determinare potest.
Van Suchtelen vertaalde: “Het Lichaam kan den Geest niet tot denken noodzaken, noch de Geest het Lichaam tot bewegen of tot rust of tot iets anders (indien er nog iets anders is).” Krop vertaalt: “Het lichaam kan de geest niet tot denken aanzetten en de geest het lichaam niet tot bewegen, rust of – indien dit bestaat – iets anders.”
Ik stel de vraagsteller voor deze stelling, het bewijs en het uitvoerige scholium door te lezen en goed tot zich te laten doordringen. Het gaat om de kern van het Spinozisme.

Beelden vs ideeën
Vervolgens raad ik aan om het scholium bij 2/49 te lezen. Daarin legt Spinoza het verschil uit zoals hij het ziet tussen ideae (=begrippen van de geest), beelden en woorden. Beelden en woorden spelen zich af aan de lichamelijke kant; ook daarvan vormt de geest zich (inadequate) ideeën, maar die beelden en de ideeën ervan mogen niet als waren ze hetzelfde, met elkaar verward worden. De vraagsteller doet dat m.i. wel.

Er heeft geen “overgang van 'voorstelling' naar Geest” plaats, zoals vraagsteller het stelt. Een idee ís een activiteit van de geest - een uiting van de geest. De vraagsteller, zoals ook uit het vervolg blijkt (“Een voorstelling kan in de eerste vorm van kennis nog geen begrip zijn, toch?”), leest het zo alsof ‘voorstelling’ begint als een soort beeld aan de lichamelijke kant, die daarna – via verdere begripsvorming door de geest – a.h.w. overgaat in geest.

Ik denk dat de wens om neurobiologisch in de hersenen die overgangen te kunnen zien en aanwijzen, de vader is van de gedachte om Spinoza scheef te lezen. Dit idiosyncratische, scheve lezen blijkt heel sterk uit deze zin: “Een voorstelling is het eerste niveau van ervaren en speelt zich volgens 'de kleine fysica' af op het onbewuste neuronale niveau, zie deel 2 hoofdstuk 13. Dit is nog geen Geest.” Een idee is echter per definitie geest!

Zo te zien leest vraagsteller de eerste kensoort, die van de verbeelding, als activiteit van het lichaam, waaruit zich vervolgens de geest als ratio, tweede kensoort, ontwikkelt. Maar dat is niet zoals Spinoza het ons leert. Ik stel voor dat de vraagsteller nog eens rustig de stellingen 14 t/m 36 van het tweede deel van de Ethica, waarin Spinoza zijn filosofie over de imaginatio, ofwel “het functioneren van de menselijke geest op het alledaagse niveau” ontwikkelt, in zich opneemt.

Ik vermoed dus, nogmaals, dat de wens om de hersenen als bron van denken, daarin dus lichamelijke sporen van ontstaan van denken te kunnen postuleren, tot deze discutabele lezing aanzet. Maar hoe je het ook wendt of keert: met Spinoza in de hand zal het niet lukken om het denken in de hersenen aan te wijzen of precies te localiseren. Hersenen maken neuronen en verbindingen en ‘vuren’ signalen af of hoe neurologen dat alles omschrijven, maar vormen geen concepten, begrijpen d.w.z. denken niet. Concepten zijn begrippen die de geest actief vormt. De mens denkt (2/ax2), niet de hersenen denken.

Reacties

Beste,
Bedankt voor het uitgebreid antwoord. Spijtig te lezen dat de Van Suchtelen vertaling niet de beste is.
Het 'vuren' van signalen is dan alleen te begrijpen binnen het attribuut Lichaam of Uitgebreidheid. Gebeurt dit vuren voorafgaand aan alle drie de kennis niveaus? Of is dit het beeld dat wij in stelling 49 van deel 2 omschreven zien als 'Het wezen van beelden of woorden bestaat immers alleen uit lichamelijke bewegingen, die het begrip van het Denken in het geheel niet in zich sluiten.'
Verder ga ik uw aanwijzingen rustig doornemen.
Groeten

Beste Ursula,
Op beide vragen: "ja". Ja, er is altijd een lichamelijk aspect bij elke geestelijke activiteit (vrij zwevende spiritualiteit of iets dergelijks is er bij Spinoza niet), al lijkt die relatie via ideeën van ideeën mogelijk indirect [zie 2/20, 21, 22), maar het gaat altijd om kennis van het menselijk lichaam. Er zal altijd ook hersenactiviteit te bespeuren zijn bij alle kennissoorten. En ja, inderdaad, 'beelden of woorden bestaan alleen uit lichamelijke bewegingen, die het begrip van het denken in het geheel niet in zich sluiten.' En zo kunnen we uit de ermee gepaard gaande "hersenbewegingen" geen denken afleiden.
Succes met de verdere studie.

Stan,
Zonder mijn hersenen kan ik niet denken. Ik ben een denkend ‘ding’ zij Descartes al. Want zonder hersenen besta en leef ik niet. Mijn hersenen nemen actief waar. Ze vormen en bevatten concepten van zintuigelijke gewaarwordingen. Anders gezegd: mijn hersenen vormen zinnige beelden van wat ik zie, ofwel verstandige begrippen die ik in woorden en verstaanbaar geluid kan uitdrukken.
Stan zoals jij het opvat werken en denken hersenen niet. De correlatie tussen lichaam en geest, zijn en bewustzijn is dan niet werkelijk ofwel in mate van verstandig geedrag uit te drukken, terwijl dat toch de juiste ordening is die volgens Spinoza voor beide als onze lichaamstaal of zelfbewustzijn telt.
Stan hersenen die werken produeren voorstellingen en bepalen gedragingen. Ja ook verkeerde.

Overigens die vertaling over waarnemen is juist heel goed. Spinoza bedoelt er natuurwetmatige voorstellingen of wetenschappelijke concepten mee i.t.t. toevallige gewaarwordingen of percepties.

Ursula,
trek je maar niks aan van het warrige geschrijf van Bas B. die zich nu eenmaal voorgenomen heeft om hoe dan ook tegen mij in te gaan. Ik geef het op met hem in discussie te treden. Alleen dit:
Hersenen denken niet en vormen geen concepten.

Stan,
Denken en zijn, geest en lichaam zijn bij Spinoza niet los van elkaar te ordenen. Ze volgen een zelfde bewustzijnsordening. Hersenen werken of functioneren in die zin verstandelijk, die van jou doen dat niet. Ik maak zoals het hoort gebruik van jouw eigen motief 2 ik kan gecorrigeerd worden – of er is wellicht nog een andere zienswijze mogelijk.

Bas,
Dat geest en lichaam bij Spinoza niet los van elkaar bestaan, werd hier uiteraard alleen maar bevestigd, maar was het onderwerp niet. De vraag was of geest aan lichamelijke (hersen-)activiteiten ontspringt. Daar heb jij nog geen verstandig woord aan gewijd. (Ze volgen een zelfde bewustzijnsordening... ??? Dat is weer typisch zo'n Bastiaanse vaagpraat)

Stan,
Ik geef een verstandelijk beschouwende ordening van het eigen denken aan: nadenken ofwel reflecteren. Je verstand gebruiken. Zijn en denken wisselwerken dan. Er is geen hierarchie in de opvatting van Spinoza. Het werkt allemaal natuurwetmatig volgens de dynamiek van de natuur en dus ook van de menselijke natuur. De neurologen en neuropsychologen zeggen hier verstandige dingen over.

Een geest (iets lichamelijks, ding, mens, dier naar E2) neemt waar, vormt voorstellingen (concepten) omdat zijn hersenen lichamelijk werken. Zonder hersenwerking zijn geesten spoken. Stan daar geloven we toch juist met ons verstandige even nadenken niet meer in!

Hersenwerking is chemie en in die zin de geestelijke taal van ons lichaam. Dat is geen wartaal maar de cellige taal die het gedrag van de dingen, mensen, dieren, planten stoffelijk (moleculair) regelt. Spinoza noemt dat naar verstandsverhoudingen van de geest of in ons geval de macht van het menselijk verstand (E5).

Beste,
De neurobiologie kan dus best ware dingen zeggen maar blijft binnen het attribuut Lichaam omdat beeld en woord daar thuis horen. De Geest als attribuut staat daarbuiten hoewel Geest en Lichaam samen moet begrepen worden. Ze zijn beide modi van de Substantie. De Geest is niet de woordenstroom waarin beelden worden gecommuniceerd. En dat omdat deze laatste niet adequaat zijn.

Goed gezegd, Ursula, zo is het.