Waarom kreeg Spinoza het stempel van afkeuring?
De Frankfurter Allgemeine Zeitung heeft vandaag een boekbespreking van Patrick Bahners over dit werk:
Heinz Dieter Kittsteiner: „Die Stabilisierungsmoderne“. Deutschland und Europa 1618-1715. Einleitung von Jürgen Kaube. Hanser Verlag, München 2010. 446 S., Abb., geb., 29,90 €.
De bespreking begint ermee dat in het Jubeljaar van de Reformatie 1817, de jonge Leopold Ranke en enthousiaste lezer van Fichte, een tekst over Luther samenstelde die niet uitgegeven is en als „Lutherfragments“ bekend staat. “Die wissenschaftliche Weltanschauung und die postreformatorische Frömmigkeit sind zwei Gestalten der neuzeitlichen Subjektivität, die sich selbst zum Gegenstand macht, indem sie sich ihrer objektiven Bedingungen vergewissert.” Leopold Ranke vraagt zich af: “Was hat bewirkt, dass man den Spinoza verschrieen?“ [Het stempel van afkeuring gaf]Het voorliggende boek is het eerste deel van wat een onafgemaakt meerdelig werk over de Duitse geschiedenis had moeten worden door Heinz Dieter Kittsteiner. Ik neem een deel uit de bespreking over waaruit blijkt dat Kittsteiner in zekere zin een antwoord gaf op Ranke’s vraag. In volgende delen had hij er verder op door willen gaan, zo blijkt.
“[…]
Gottesliebe und Nächstenliebe
Der lutherische Cartesianer Musäus verteufelte den Anonymus als Zerstörer der Heiligen Schrift: Er messe die Bibel an der Vernunft und behalte vom Glauben nichts zurück als Gottesliebe und Nächstenliebe. Kittsteiner, der bei Reinhart Koselleck eine Habilitationsschrift über die Entstehung des Gewissens durch Verinnerlichung des Weltgerichts schrieb, spricht der Umdeutung des zornigen Gottes in den Gott der Liebe den Status einer welthistorischen Zäsur zu. Der Pietismus fungiert daher in seiner Deutschen Geschichte als Avantgarde. In der Verdammung Spinozas kamen die Heilsverwalter aller Bekenntnisse überein, weil er die Religion vom Kultus trennte. Das „Minimalprogramm einer Religion der Liebe“ war in Spinozas Augen „allein geeignet, Stabilität und Freiheit zustande zu bringen“.
Groteske Fehlfunktion der welthistorischen ÖkonomieAn dieser Stelle der Darstellung versteht man, warum Spinoza unter den Kirchenparteisoldaten nicht nur unbeliebt, sondern verschrieen war. Im Westfälischen Frieden hatten die Konfessionen darauf verzichtet, ihrer jeweiligen Wahrheit mit Gewalt die ausschließliche Geltung zu verschaffen, die ihr dem Begriff nach zukam. Kittsteiners Erklärungsansatz dafür, dass es überhaupt irgendwann zum Frieden kam, ist ein Paradox, das auf eine groteske Fehlfunktion der welthistorischen Ökonomie schließen lässt. Die konfessionelle Blockbildung, die 1618 die Reichsverfassung gesprengt hatte, wurde zur Basis der Ordnung von 1648. Der Frieden hatte dieselbe Ursache wie der Krieg: Gerade die Verbindung von Religion und Politik erzwang am Ende einen „nüchternen, säkularen Interessenausgleich“. Das Skandalöse an Spinozas politischer Theologie war die Auflösung dieser Paradoxie durch die Offenlegung des Geheimnisses der europäischen Verfassung: Stillschweigend hatten die Bekenntnisse ihren öffentlichen Charakter schon abgelegt und sich in die Innerlichkeit zurückgezogen.
Auch den Kittsteiner hat man verschrieen. Nicht als Verderber der akademischen Jugend; die Zunftoberen fürchteten ihn nicht. Er hatte als Philosoph begonnen, mit einer Doktorarbeit über die Denkfigur der unsichtbaren Hand, und als echten Historiker wollte man ihn nicht gelten lassen. Er beharrte nämlich darauf. dass nach vollendeter Kritik der teleologischen Selbsttäuschung der geschichtsphilosophische Grundgedanke der indirekten Lenkung des Geschehens durch akkumulierte Handlungsfolgen für die Arbeit des Historikers in doppelter Hinsicht bedeutsam bleibe: als Chiffre für die Frage nach dem Sinn des Ganzen und als Inbegriff der alles bestimmenden modernen Wirklichkeit, des totalen Marktes. Seine Kollegen hatten Ranke dagegen so verstanden, dass die Geschichtswissenschaft eine Gegengründung zur Geschichtsphilosophie sei. Tatsächlich hatte Ranke die Spuren seines jugendlichen philosophischen Enthusiasmus verwischt. Eine anti-intellektuelle Einstellung gehört seitdem zum professionellen Habitus des deutschen Historikers.” [Dit is slechts een deeltje uit de boekbespreking in de FAZ van 2 oktober 2010]
Aanvulling 10-11-2010
Recensie van Thomas Maissen in de Neue Zürcher Zeitung van 10 nov. 2010


Reacties
Stan,
Ik heb de gehele recensie 2x gelezen, en eerlijk gezegd is veel wat er in gezegd wordt voor mij onbegrijpelijk, dus naar ik aanneem voor de meeste krantenlezers ook. Wat ik er wel uit begrijp is echter interessant: de Vrede van Westfalen = Münster, van 1648 bevestigde niet alleen de politieke status quo van dat moment, en dus de soevereiniteit van de Nederlanden, maar ze maakte ook op politieke wijze een einde aan de absoluutheids-aanspraken van de godsdiensten, die zo'n belangrijke oorzaak waren van oorlog, opstand en vervolging. M.a.w. de politiek eigent zich het primaat toe over de godsdienst. Daartoe diende de God der wrake van de fanatieke clericalen te veranderen in de God van de (naasten-)liefde. Spinoza's 'leerstellingen van het algemeen geldige geloof' uit TTP14.10 vormden daarvoor het programma. De recensent noemt ze het "Minimalprogramm einer religion der LIebe', en deze alleen kan stabiliteit en vrijheid tot stand brengen. Eigenlijk een fraaie situering van Spinoza's filosofie in het pan-Europese vredesproces naar vrijheid en verlichting.
Adrie Hoogendoorn 03-10-2010 @ 17:55
Adrie,
Zoals jij het samenvat lijkt het net alsof de Westfaalse vredestichters van 1648 voor ogen stond om "de God der wrake van de fanatieke clericalen te veranderen in de God van de (naasten-)liefde." Daar zijn volgens mij geen aanwijzingen voor. Wat men wel nastreefde was "die Bewältigung der politischen Unsicherheit durch Zähmung der Religion" (een zinnetje uit de recensie), maar niet door godsdiensten te dwingen naar de liefde-modus over te schakelen, maar door het principe van "Cuius regio, eius religio" (wiens gebied, diens godsdienst). Het werd al in 1530 toen Karel V de Augsburgse Lutherse Confessie overhandigd kreeg door hem ter tafel gebracht - een principe dat beoogde tenminste godsdienstvrede binnen een territorium te krijgen. Dit principe werd bij de Vrede van Augsburg (1555) gehanteerd waarbij vorsten tussen lutheranisme en katholicisme konden kiezen. In de Vrede van Westfalen (1648) werd het beginsel nog eens bevestigd en werd daar ook het calvinisme aan toegevoegd. En sindsdien heeft dat principe een grote invloed uitgeoefend, zowel op de staats- en territoriumvorming als op de onderschikking daarbinnen van de godsdiensten - en dat al vooral in Duitsland.
Wel aardig te zien hoe Kittsteiner Spinoza's bijdrage in het politiek temmen van de godsdiensten door er de angels uit te halen, kennelijk op waarde wist te schatten.
Stan Verdult 04-10-2010 @ 00:58