Was de dichter J.C. van Schagen (1891 - 1985) wel Spinozistisch?

Naar aanleiding van het blog van gisteren over “Bene agere et laetari” stuurde Adrie Hoogendoorn mij het ex libris van "dichter-spinozist" J.C. van Schagen. Het is afkomstig uit de brievenbundel: 'Je moet het zwijgen' (1987).

De randtekst luidt “male agere et laetari  -  ex libris J.C.J. van Schagen”

Het dateert van 1936, midden in een periode waarin hij niets publiceerde. Tussen 1928 (Litanie, poëzie) en 1946 (Flarden van den wind, proza) gaf hij niets uit. We zien een scheepje op woelige golven en dan daarboven die omkering van de uitspraak van Spinoza: male agere et laetari.

Agere is niet ‘passief ondergaan’, maar is (actief) ‘handelen’. Het gevaar, datgene waarvan je weet dat het riskant en misschien wel niet goed voor je is, wordt opgezocht en dat zou dan gelukkig maken. Zeg maar: de belevingskick van het opzoeken van het gevaarlijke. De kick van wetens en willens doen wat - misschien - niet goed voor je is.

In het blog dat ik 20 augustus 2009 aan hem en zijn gedicht Narrenwijsheid (1922 in tijdschrift, 1925 als dichtbundel) wijdde gaf ik aan dat Schagen niet opviel als iemand die van een Spinozistische blijheid getuigde. Ik wees er op (als enige van degenen wier commentaar ik kon vinden) dat Schagen in de tekst van Spinoza die hij als motto boven zijn gedicht Narrenwijsheid had gezet, de woorden ‘bene agere et laetari’ had weggelaten. Dat was natuurlijk niet toevallig gebeurd; dat betekende iets.

Dit ex libris van tien jaar later onderstreept nog eens de van de Spinoza-wijsheid afwijkende narrenwijsheid van de dichter. Hij weet het en kiest ervoor. En hij nodigt aan het slot van het vierde gedicht van de cyclus Narrenwijsheid de lezer uit: “Kom mede, in de golven.”

Kortom, J.C.J. van Schagen verzette zich tegen Spinoza - was het niet met hem eens, zoveel is duidelijk.

Reacties

Stan,
Ol denk dat Van Schagen zich in de cyclus 'Narrenwijsheid niet tegen Spinoza verzette, maar dat hij juist beseft dat alles wat voortreffelijk is even moeilijk als zeldzaam is (E5p42s).

Gedicht I: dit gedicht begint met 'Niets is dat niet goddelijk is', en eindigt met: 'ik ga maar en ben'. Ertussenin een mooie constaterende evocatie van de regen, die geabstraheerd is van de aandoeningen.

Gedicht II: dit begint met: 'Ge had God en de wereld lief / toen sprong uw bretel los'. Spinozistischer kan haast niet, vooral als je in aanmerking neemt dat de scientia intuitiva zeldzaam en moeilijk is, en je voortdurend afgeleid wordt door de equivalenten van losspringende bretellen. Het vervolgt met: 'ge breidet de armen uit om het Al te omvatten / maar toen trok een trek van wrevel over uw gelaat'. Zo gaat het door, en het eindigt met: 'het is niets', n.l. je bretel en je wrevel.

Gedicht III: dit gedicht is een exposé over de aantrekkelijkheid van het sublieme in de wereld: bij top hoort afgrond, bij storm de bliksem, bij uiterst leven de dood, en het eindigt met: 'zo tart ik dagelijks weer mijn onmacht tot de wanhoop'. Zo zijn wij toch dagelijks bezig Stan, ook als je je hoofd vol Spinoza hebt?

Gedicht IV: dit gedicht getuigt van acceptatie: 'niets is laag, niets is bespottelijk, zelfs gij en ik niet', en verderop: 'goddelijk is de uieschil op het trottoir, goddelijk het natte lucifertje'. en op het einde zegt hij dat we zo rechtvaardig, edel, schoon, goed en liefderijk waren, maar God vergaten, m.a.w. het voor ons zelf deden. De laatste drie regels: 'kom nu zelf, alleen / kom mede nu, verbreek het bindsel / kom mede in de golven'. Deze geven alle drie de onthechtheid weer van, naar ik aanneem Spinoza's derde vorm van kennis.

Goed geanalyseerd, Adrie, Van Schagen heeft veel begrepen van Spinoza en gaat een heel eind met Spinoza mee. Tegelijk denk ik dat hij Spinoza enigszins idealiseert en zich dan tegen dat beeld van die 'ideale mens' verzet. Net zoals Santayana een heel eind meegaat en zich dan verzet. Namelijk tegen hun beeld van Spinoza als een 'bijna heilige' die a.h.w. oproept tot 'bene agere, et laetari'. Alsof Spinoza alle passie wil vernietigen. Zij vergeten dan dat Spinoza, in zijn model van de ideale mens, de wijze wel degelijk ook ziet genieten van het leven, maar dan het liefst zonder zich helemaal over te geven aan en slaaf te worden van zijn passies. Santayana en Van Schagen willen ook ruimte voor het je in de golven werpen en het je laten meeslepen. Zoals ik (en misschien ook jij) me soms, enigszins laat meslepen door mijn Spinoza-fascinatie...