Wat bedoelt Spinoza in TIE§40 met 'onnutte dingen'?

Op deze vraag kom ik n.a.v. het werkelijk mooie en zeer leerzame hoofdstuk van Michiel Lebuffe, “Spinoza’s Rules of Living’, in: Yitzhak Y. Melamed (Ed.) The Young Spinoza [p. 92 – 105].

Ik heb mij voorgenomen om successievelijk over wat ik uit dit boek opsteek te bloggen en niet pas aan het eind, wanneer ik het boek uit heb, met een bespreking te komen.

Lebuffe gaat in dat hoofdstuk op zoek naar de betekenis van de leefregels die Spinoza in de inleiding van de TIE geeft en naar de overeenkomsten en verschillen met de leefregels die Spinoza in Ethica 5/10s aanbeveelt [certa vitae dogmata].

De NDPR-reviewer Justin Steinberg haalt er alleen het thema uit van de “dual commitments to intellectual elitism and good citizenship" (p. 93), maar Lebuffe behandelt twee thema’s en als eerste en eigenlijk belangrijkste, de relatie tussen passies en kennis. De lezer wordt meegenomen in een goed leesbare beschouwing, waarin duidelijk wordt hoe de Spinoza van de TIE de samenhang tussen passies en kennis die hij daar nog naast elkaar behandelt, nog niet helder voor de geest stond en pas geleidelijk aan op weg naar de Ethica, de passies als inadequate ideeën ging zien en aldus de beheersing van passies via groei van betere kennis behandelde. In de TIE stelt hij voor om de passies aan de kant te zetten en op weg te gaan naar het doel van de hoogste kennis en daartoe onderweg enige leefregels in acht te nemen, want de kenniszoeker moet ondertussen wel leven.

Lebuffe onderscheidt in de TIE twee leefregels, waarbij het wat hem betreft dus gaat om de relatie tussen ‘t passionele en de methode van kennisverwering, die hij aanduidt met two-step view [1. ’t passionele streven achterwege laten en 2. met kennisverwerving beginnen] en de bootstrap view (je opwerken vanuit een zelf startend proces). Die laatste leest hij in TIE§40. Ik geef de Latijnse tekst en daarna de vertaling door Theo Verbeek.

TIE§40 Deinde, quo plura mens novit, eo melius et suas vires et ordinem Naturae intelligit: quo autem melius suas vires intelligit, eo facilius potest seipsam dirigere et regulas sibi proponere; et quo melius ordinem Naturae intelligit, eo facilius potest se ab inutilibus cohibere, in quibus tota consistit methodus, uti diximus.

Vervolgens zal de geest, naarmate hij meer kent, ook beter zijn eigen vermogens zowel als de orde van de natuur begrijpen; echter, hoe beter hij zijn eigen vermogens begrijpt, hoe gemakkelijker hij zichzelf kan sturen; en hoe beter hij de orde der natuur begrijpt, hoe gemakkelijker hij onnutte dingen kan ontlopen – en daarin bestaat de ganse methode, zoals we al zeiden.

In voetnoot schrijft Verbeek: “Wat zijn de onnutte problemen die we kunnen vermijden naarmate we meer van de natuur begrijpen? Het vervolg suggereert dat het om metafysische en vooral theologische problemen gaat. Het onderliggende idee is dus dat we naarmate we meer van de natuur begrijpen beter inzien dat er buiten de natuur niets kan bestaan." Wim Klever vertaalt met ‘nutteloze zaken’, en gaat in zijn toelichting niet in op de vraag naar wat dat zouden zijn, maar voor hem is het vanzelfsprekend dat Spinoza bedoelt dat wie de natuur echt onderzoekt, zich niet meer met “voormalige theologie en scholastieke filosofie” bezighoudt.

Opmerkelijk is dat Lebuffe, zonder er ook maar enig woord aan te wijden, er vanuit gaat dat Spinoza hier met ‘useless things’ doelt op de passies. Dat is voor hem kennelijk zo’n vanzelfsprekendheid dat hij op de kwestie dat dit een interpretatie is niet eens meer ingaat. Hij kan er gelijk mee hebben, maar dan had hij daaraan toch even een beschouwing moeten wijden. Dat hij dat achterwege laat doet enigszins afbreuk aan zijn verder zeer interessante hoofdstuk.

Het voordeel voor ons is dat we hiermee twee suggesties hebben voor wat Spinoza hier voor ogen moet hebben gestaan. Ik denk dat de veronderstelling (resp. zekerheid) van de Nederlandse vertalers sterkere papieren heeft, vooral daar Spinoza na §11 in de hele TIE (Lebuffe wijst daar zelf op) niet meer terugkomt op het punt dat passies ons bij de zoektocht naar kennis in de weg kunnen zitten.

Beide interpretaties raken elkaar uiteraard wel doordat theologie en scholastieke filosofie op met passies geladen vooroordelen berusten. Maar dan zijn we niet thuis bij de Spinoza van de TIE, maar verklaren we de jongere Spinoza vanuit de latere: vanuit de TTP en de Ethica.