Bart Leeuwenburgh legde meesterproef af voor een professoraat

Na mijn besprekingen [1 en 2] van het boek over Adriaan Koerbagh van Bart Leeuwenburgh, geef ik hier graag ruimte voor een gastblog, waarin Wim Klever zijn recensie van, wat zeg ik: laudatio over dit boek geeft. En inderdaad, het boek kan niet genoeg geprezen worden. In het vervolg is de laatste dus aan het woord.
Stan Verdult 

                                 * * *

Zeer enthousiast ben ik over dit geweldige boek, zoals ik ook in mijn tweet van twee dagen geleden kenbaar maakte: “Ik lees momenteel Leeuwenburgh's prachtige Koerbagh-biografie, die eerdere publikaties samenvat en overtreft door zijn zeer originele aanpak.” Het was voor mij een werkelijk genot om het te lezen. Ik vind dat Leeuwenburgh een fenomenale prestatie heeft geleverd, temeer ook daar hij, zoals ik uit internet-info opmaak, geen ambtelijke aanstelling voor het doen van wetenschappelijk onderzoek heeft. En aan deze uitgave liggen toch wel jaren van intensief bronnenonderzoek ten grondslag!

Ik heb bewondering voor zijn kennis van zaken en zijn voortreffelijke en onderhoudende stijl. Hij heeft een mooi arsenaal van woorden tot zijn beschikking (iets wat mij meer en meer komt te ontvallen). De behandeling van Koerbagh is zeer geschakeerd en lekker breed opgezet. Beter gezegd: naar mijn indruk zelfs compleet. Ik zou niet weten wat er aan de levensbeschouwing, althans voor zover de bronnen het toelaten, ontbreekt. De familieachtergrond, het netwerk van vrienden, studiegenoten en belangrijke sociale relaties; de toestand van de Republiek en de dominantie van de predikanten, de schetsen van het Utrecht van Voetius en de Leidse medische faculteit, etc. etc…. het is allemaal gedetailleerd en toch weer niet overdadig aan de lezer voorgesteld, die zo in staat wordt gesteld te zien hoe dat alles een pittige rol heeft gespeeld. De lezer krijgt een goed beeld van 'ontstaan en ondergaan' van Adriaan, gegeven de mechanismen die de auteur adequaat beschrijft. Van een flink aantal details was ik niet op de hoogte: ik heb op mijn ouwe dag nog wat bijgeleerd.

Inhoudelijke kritiek? Ik heb die niet. Het deed me goed te merken dat Leeuwenburgh 2x verwijst naar mijn "De Leidse Spinoza" [PDF]. Heb ik dat stuk dus niet voor niks geschreven. Ook verheugt het mij zeer dat er eindelijk iemand is die publiekelijk waardering toont voor mijn Meijer-Spinoza-interpretatie. Sjonge, wat heb ik daarvoor moeten strijden tegen de hele Spinoza-wereld! Hopelijk is dit een kentering. Hermeneutisch is Spinoza Meijeriaan, punt. De misverstanden van Fransen en Duitsers berusten op epistemologisch en historisch onbenul. Ik wijs hiervoor ook graag op de twee kolossale en waarlijk innovatieve delen van Roberto Bordoli’s studies - Ragione e Scrittura tra Descartes e Spinoza. Saggio sulla «Philosophia S. Scripturae interpres» di Lodewijk Meyer e della sua recezione [Franco Angeli, 1997] en zijn Etica arte scienza tra Descartes e Spinoza. Lodewijk Meyer (1629-1681) e l'associazione Nil volentibus arduum [Franco Angeli, 2001], waarin hij laat zien dat Lodewijk Meijer in zijn Leidse disputatie over de materie (1660) een "visione ENERGETICA della materia" ontwikkelde. Met die studie verhief hij Meijer terecht op het hoogste plan van de Verlichting - schandelijk dat die studies hier te lande nauwelijks aandacht kregen.

Ik werd zeer getroffen door Leeuwenburghs beschouwing over het 'woordenboekenvirus'. Prachtige term! Inderdaad was die infectie sterk bepalend in de relatie Meijer-Koerbagh. In dat verband zou een aanhaling van Van den Enden's filippica in de VPS (mijn uitgave-1992, p.155) zeker passend zijn geweest: "Want het nu niet dan al te klaerblijkelijk, en waer is dat al dit hedendaeghs Joodtsch en Pauselijk gebruyk, van oude, en versleete Boektalen sich tot niets anders uitstrekt, als om 't gemeen te doeken en dien volgende lijdigh te bedriegen".

Zelf ben ik enkele jaren geleden (2009) ook nog weer bezig geweest met Hudde en meen ik thans te kunnen aantonen uit combinatie van zijn brieven met Spinoza en de briefwisseling aan het einde van de eeuw tussen Van Limborgh en Locke dat hij een authentieke Spinozistische anti-Cartesiaan is, maar wel een angstige en schizofrene. Voor mij werpt dit licht op zijn laffe rol in het Koerbagh-proces. Zie mijn lange internet-artikel "Een curieuze kwestie" (PDF), dat ik  helaas niet bij De Zeventiende Eeuw kwijt kon. Ik betreur dit want ik verdedig daarin ook nog een niet onbelangrijk tekst-amendement in een van Spinoza's brieven [zie daarover dit blog].

Tot slot. Er zou eigenlijk een opvolger voor STUDIA SPINOZANA moeten komen, waarin je zulke vondsten kwijt kunt (zoals ik als coredacteur destijds Gerrit Jongeneelen's vondst 'Souverainiteyt' kon plaatsen).

Na deze kleine omwegen terug naar het boek. Zoals ik in de titel al aangaf: Bart Leeuwenburgh legde met Het noodlot van een ketter. Adriaan Koerbagh (1633–1669) zijn meesterproef af voor een professoraat  

 

Wim Klever

Het Willige Raspuys in Amsterdam