Het onaffe gedachte-experiment van G.E. Lessing

Eigenlijk wil ik van dat hele (in mijn ogen onspinozistische) begrip ‘parallellie’ af. Maar ook moeten we er niet de term ‘harmonie’ voor gebruiken. Paralellie en harmonie zijn uitvindsel van Leibniz die in beginsel van toch een gescheiden bestaan van attributen uitging - die dan voorts als in een van eeuwigheid vooraf gevestigde harmonie samen optrekken - een zeer fantastisch bedenksel. Terwijl de Spinozistische attributen zich in éénzelfde beweging als (slechts) diverse aspecten zich automatisch in één orde en uiteraard gelijke opeenvolging in modi uitdrukken - het betreft één wordingsproces. [Zo schreef ik op 23 maart 2011 in een blog dat wel 26 reacties kreeg).
Welnu, over dit onderwerp kwam Lessing in correspondentie met Moses Mendelssohn met een aardig gedachte-experiment.Het iets uitgebreidere klad ervan is door Lessings broer als fragment opgenomen in Lessings verzamelde werken onder de titel: “Durch Spinoza ist Leibniz nur auf die Spur der vorherbestimmten Harmonie gekommen.” Die titel is wat verwarrend, want lijkt een bewering van Lessing. Het is echter een bewering van Mendelssohn die Lessing wil bestrijden. Mendelssohn was bezig om Spinoza vooral uit te leggen, te herformuleren, in de geest van Leibniz. Hij wilde a.h.w. Spinoza 'redden' door hem in te passen in de dominante Leibniziaanse-Wolffiaanse filosofie van zijn dagen. Lessing, die intussen na intensieve studie van de Ethica in zijn Breslauer tijd, wellicht meer van Spinoza was gaan begrijpen, ging daar tegenin. In dat fragment liet hij zien dat Spinoza juist niet als een voorloper van de ontdekking van de ‘voorbestemde harmonie’ moest worden gezien, daar dat een probleem 'oploste' dat voor Spinoza juist helemaal niet bestond: lichaam en geest zijn juist geen gescheiden fenomenen waarvan het ‘mysterieuze’ samengaan dient te worden verklaard. Het zijn immers niet ‘twee dingen’, maar de verschillende beschouwingswijzen van één ding. En om dit toe te lichten kwam Lessing met het volgende gedachte-voorstel:
Wollen Sie mir ein Gleichnis erlauben? Zwei Wilde, welche das erstemal ihr Bildnis in einem Spiegel erblicken. Die Verwunderung ist vorbei, und nunmehr fangen sie an, über diese Erscheinung zu philosophieren. Das Bild in dem Spiegel, sagen beide, macht eben dieselben Bewegungen, welche ein Körper macht, und macht sie in der nämlichen Ordnung. Folglich, schließen beide, muß die Folge der Bewegungen des Bildes, und die Folge der Bewegungen des Körpers sich aus einem und eben demselben Grunde erklären lassen.
En hier stopt de tekst. Uit hetgeen voorafging is duidelijk dat met de twee ‘wilden’ Spinoza en Leibniz bedoeld zijn. Ook is duidelijk dat het spiegelbeeld staat voor ‘de geest’ van het lichaam voor de spiegel. Maar Lessing werkt de verschillende manieren waarop Spinoza en Leibniz de eenheid verklaren niet uit; voor een goede verstaander zou dat redundant zijn? Bij Willy Goetschel is te vinden hoe Th. W. Danzel het voorbeeld in de geest van Lessing uitschreef:
Dit voorbeeld komt bij mij zo aan, dat ik voortaan ook liever niet meer van ‘harmonie van lichaam en geest’ wil spreken.
Hoe nauw Spinoza’s filosofie luistert en hoe voorzichtig je moet zijn en hoe makkelijk je weer discutabele wijzen van spreken in je uitleg introduceert, bewijst Lessing door in zijn uitleg het volgende te schrijven: “weil die Seele nichts als der sich denkende Körper, und der Körper nichts als die sich ausdehnende Seele ist.“
Het is aardig bedacht, maar zo kun je dat ook weer niet zeggen – dat is de attributen weer door elkaar hutselen.
Lees hier het betreffende korte tekstfragment: Gotthold Ephraim Lessing: Durch Spinoza ist Leibniz nur auf die Spur der vorherbestimmten Harmonie gekommen. An Moses Mendelssohn 1763, Erstdruck in: Karl Lessing: G. E. Lessings Leben, Berlin (Voss) 1795.
Willy Goetschell, Spinoza's Modernity. Mendelssohn, Lessing, and Herine. University of Wisconsin Press, 2004, p. 193.