Het Spinoza-brevier van Carl Gebhardt

Tot heden heb ik het schrijven van een blog over de Duitse Spinoza-geleerde Carl Gebhardt uitgesteld. Ik wilde eerst meer over hem te weten komen. Wat ik tot heden over hem las, laat een enigszins aparte, eigenzinnige man zien van wie ik mij afvraag in hoeverre zijn grote interesse in en kennis van de gnostiek zijn kijk op Spinoza mogelijk in de weg zat. Maar over dat alles hoop ik ooit nog eens te schrijven.

In dit en een volgend blog loop ik daarop vooruit door het te hebben over een heel merkwaardig boekje van zijn hand: Spinoza, Von den festen und ewigen Dingen. Uebertragen und eingeleitet von Carl Gebhardt. Het verscheen bij dezelfde uitgever, Carl Winter te Heidelberg, en in hetzelfde jaar, 1925, als zijn grote vierdelige uitgave van de werken van Spinoza in het Latijn en (KV) het Nederlands. Deze Spinoza opera [Im Auftrag der Heidelberger Akademie der Wissenschaften hrsg. von Carl Gebhardt], werd dé opvolger van het werk van Van Vloten en Land dat weer de opvolger was van de uitgave van C.H. Bruder, en jarenlang (en nog wel) gebruikt en geciteerd als hét standaardwerk van de werken van Spinoza.

Dat Gebhardt dit werk als Spinoza-brevier bedoelde blijkt uit diverse gegevens. Het boekje heeft om te beginnen het uiterlijk en ongeveer de formaten van een kerkbrevier (dat vooral bestaat uit de 150 psalmen) zoals dat door katholieke monniken en priesters dagelijks gelezen wordt (werd?). Het is gebonden in zwart linnen met goudopdruk. Het bevat een goudgeel leeslint en het papier is bijna-dundruk. Op de eerste pagina van het Nachbericht noemt Gebhardt de term Spinoza-Brevier zonder dat hij daar zégt dat hij dit boekje als zo’n brevier aanbiedt. Hij verwijst daar alleen maar naar een eerdere – niet gelukte – poging (door wie? Dat horen we niet. Het boekje heeft in het geheel geen verwijzingen), een poging dus om een uittreksel van de essentiële teksten te brengen. Maar je kunt eigenlijk niets weglaten en dan met een verzameling losse aforismen komen, aldus Gebhardt.

        

 

Wat hij nu in dit boekje poogde te brengen is de hele filosofie van Spinoza, zoals we die in de Ethica, de brieven en andere werken  vinden, maar dan in een doorlopende betoogtrant, waarin alles zijn plaats krijgt, zij het in iets andere volgorde. De definities, axioma’s staan dus niet – genummerd – op een rijtje voorop, maar worden vermeld en herhaald waar ze te pas komen. Ook passages uit de brieven geeft hij een plaats in de tekst waar dat nuttig is. Zonder verwijzingen in de tekst; alleen in de kop van elke pagina staan de vindplaatsen vermeld van de teksten die hij daar in niet geometrische betoogtrant brengt. Hij last geen commentaar in en parafraseert niet, maar geeft de originele Spinoza – alleen op zijn manier door elkaar gehutseld. Eenvoudiger wordt Spinoza er overigens niet van. Eigenlijk kan het boekje alleen maar gelezen en begrepen worden door iemand die al goed thuis is in het werk van Spinoza en juist die zal er geen of nauwelijks behoefte toe voelen om dat te doen. Je komt dan ook nauwelijks verwijzingen naar het boek tegen.

Er wordt nóg een signaal afgegeven dat je met dit boekje een Spinoza-brevier in handen hebt en dat is de lange “Einleitung / Was ist Spinozismus?” Dat is om vele redenen een nogal merkwaardige inleiding in het Spinozisme. Maar er zitten ook bijzonder interessante en nuttige tekstdelen in die helpen om Spinoza te verstaan. Door mijn (tot heden) enigszins negatieve en wantrouwende houding tegenover Gebhardt liep ik de kans om hetgeen de auteur hier allemaal te berde brengt ronduit belachelijk te maken. Maar ik (h)erkende naast vele discutabele beweringen een flink aantal grandioze uitzichtjes op Spinoza.

In de inleiding komt hij met de stelling dat Spinoza een godsdienst heeft willen stichten! Hij wijst daartoe om te beginnen op de hoofdvraag van de TIE: “Wat moet ik doen om zalig te worden”, en op het antwoord van Spinoza in de laatste stelling van de Ethica: “Gelukzaligheid is niet de beloning voor de deugd, maar de deugd zelf; enz.”
Vervolgens komt hij met een heel verhaal over hoe de naar Amsterdam uitgeweken van hun oorspronkelijke geloof beroofde maranen met hun ‘Zwiespalt des Bewu
ßtseins’ op zoek moesten naar de juiste inhoud van het jodendom, waarbij de invulling vanuit het oostjoodse, het ‘Aschkenasierungsprozeß’ via Morteira, hun eveneens vreemd was. Spinoza zou zich dus voor een taak bij deze zoektocht hebben gesteld.

Vervolgens komt hij, ingebed in een cultuurhistorische beschouwing over de Antieke wereld, de Middeleeuwen, Renaissance en Barok met allerlei criteria over bijbehorende wereldvisie en levenshouding als ‘begrensdheid’ en ‘gevormdheid’, ‘statisch’, qua levensgevoel ‘optimistisch’ (Renaissance) versus gerichtheid op ‘oneindigheid’, ‘ongevormdheid’, dynamisch en qua levensgevoel ‘tragisch’ (Barok), waaraan men m.i. maar het beste voorbij kan gaan. Hij zet tegenover elkaar: de twee grote richtingen in de Barok wat betreft godsdienstvorming, n.l. de Contrareformatie, ofwel Ignatius en de jezuïeten met in de kunst  El Greco, versus Spinoza en Rembrandt. Spinoza is dus voor Gebhardt ‘ächte Barock”, maar dan wel totaal anders dan die van de katholieke Contrareformatie en het protestantisme.
Wellicht voelde Gebhardt de noodzaak tegenover de uniformering van het brevier door de Contrareformatie (Pius V stelde in 1568 het ene Breviarium ‘ad usum Romanum’ in) een tegenhanger te bieden. Opvallend is dat hij de door Hegel uit Spinoza’s teksten opgedoken formule “omnis determinatio est negatio” opvat als dé Barok-formule van Spinoza. Maar interessant is ook dat hij Spinoza’s filosofie niet als statische leer ziet (waar het accent op het wiskundige op zou duiden), maar daaraan voorbij het dynamische laat zien, door het accent op de goddelijk kracht: God is de actuosa essentia. "Wer die Wesenheit jedes Einzeldings in einem Streben  findet, hat die Welt nicht statisch, sondern dynamisch gefaßt."(p. XVIII). En het tragische zit dan in de worsteling met de vraag: hoe komt het eindige tot in het oneindige. "Der ächte Barock aber ist die empfundene Tragik des Einzeldings, das zur Unendlichtkeit entwerden möchte und doch im principium individuationis gebannt bleibt." (p. XVII)

Tegenover de traditionele en de in de Contrareformatie hernieuwde religie met z’n visie op een transcendente God, schept Spinoza de religie van de immanente God. En vervolgens komt Gebhardt dan met een schets van de hoofdlijnen van het Spinozisme waarbinnen hij met een flink aantal boeiende inzichten komt die je (mij) helpen om Spinoza beter te begrijpen. Maar daartoe krijg je alleen toegang als je bereid bent hem alle speculatieve typeringen en zelfs onzin te vergeven, daar doorheen te kijken en het terzijde te stellen en je open te stellen voor wat Gebhardt werkelijk van Spinoza geleerd heeft en treffend weet te verwoorden. Daarop kom ik terug en breng ik zo mogelijk een aantal citaten uit die inleiding.

Voor nu is duidelijk, uit alle tekenen die ik gaf en zeker ook uit deze inleiding, dat Gebhardt werkelijk het voornemen had met een brevier te komen voor hen die zich willen toewijden aan de godsdienst van het Spinozisme. En die poging vind ik bepaald niet geslaagd. Maar wat een werk heeft die man daarvan gemaakt. Dát kan ik zeker wel waarderen.

Vervolg in deel 2

Reacties

Dit brevier was mij onbekend. De inhoud, zoals je die vertelt, is wel erg curieus en tegen de goesting van menig Spinoza-vriend. Ik deel je bezwaren. Echter, de titel spreekt mij nu juist wel erg aan! De RES FIXAE ET AETERNAE vormen de kern van Spinoza's WETENSCHAP, zoals hij zelf in de TIE te kennen geeft. En met Spinoza als stichter van een godsdienst zou ik ook nog wel raad weten, mits Gebhardt daarmee de 'ware religie' bedoelt, die van de politieke verwerkelijking van recht en naastenliefde. Of dat zo is, Stan, hoop ik nog van je te horen.