Het Spinoza-brevier van Carl Gebhardt [2]

De titel van het boek, waarover ik het in een vorig blog had, ontleende Gebhardt aan de “reeks van vaste en eeuwige dingen” [seriem rerum fixarum aeternarumque] die Spinoza in de Tractatus de Intellectus Emendatione in de paragrafen 100 en 101 bespreekt. Wat Spinoza daar zal bedoelen is ernaar verwijzen dat de wetenschap niet op zoek is naar de oneindige reeks concrete veroorzakingen van individuele, singuliere verschijnselen, maar naar de algemene (vaste en eeuwige) natuurwetten die in die verschijnselen werkzaam zijn. Tamelijk algemeen wordt aangenomen dat Spinoza deze verwijzing in de Ethica uitdrukt in de oneindige modi (beweging en rust w.b. de uitgebreidheid en oneindig intellect w.b. het denken). Dat laatste doet Gebhardt ook, waar hij schrijft “[…] die unendlichen Weisen, die Spinoza auch die festen und ewigen Dinge genannt hat.” (p. XXV) Voor Gebhardt is hier geen twijfel (terwijl het toch aan aanname is). Méér zegt hij niet over de titel van zijn ‘Spinoza-Brevier’.

In de avondeditie van Het Vaderland van 9 juli 1925 verscheen een recensie van W.G. van der Tak over dit boekje. Hij gaat niet in op de titel, zegt niets over de vele tekenen die ernaar verwijzen dat Gebhardt hiermee een Spinoza-brevier op de markt wilde brengen. De manier om Spinoza zo weer te geven als Gebhardt hier deed, vindt hij als poging geniaal, maar ook hij vindt dat we er niet veel aan hebben en beter de werken zelf van Spinoza kunnen lezen. Ook hij geeft commentaar op de kunsthistorische constructie van Gebhardt en is het er niet mee eens om Spinoza als godsdienststichter te zien, maar in de argumentatie gaat hij in de fout door te beweren dat Spinoza onder “godsdienst” slechts verstond: “de gehoorzaamheid aan Gods geboden, zooals die gekend werden uit eenige openbaring.” Dat is inderdaad zoals Spinoza verwijst naar de reëel bestaande religies. Maar dan vergeet Van der Tak dat Spinoza het ook had over de “vera religio” zoals hij zijn eigen filosofie zag als de kenniszoektocht waarmee de “echte godskennis” te bereiken was. Verder zegt Van der Tak niets erover of er in die inleiding ook nog iets interessants over Spinoza op te steken is. Voor ik daarop in een volgend blog inga (ik wil eerst leren met een OCR-editor te werken, die ik ook nog moet verwerven) breng ik hier een link naar die recensie van Van der Tak die ik bij de KB op de krantensite vond en die ik heb bewerkt zodat hij is uit te printen en hier als PDF heb geplaatst.

Hier de inhoudsopgave:

Das erste Buch / Vom Weg der Erkenntnis
Das zweite Buch / Von Gott
Das dritte Buch / Von Natur und Ursprung des Geistes
Das vierte Buch / Von Ursprung und Natur der Affecte
Das fünfte Buch / Von der Knechtschaft des Menschen oder von den Kräften der Affecte
Das sechtste Buch / Vom Staat und von der Gedsellschaft
Das siebente Buch / Vom Vermögen des Verstandes oder von der Freiheit des Menschen

De delen van de Ethica krijgen door deze opzet dus een andere nummering. In Boek 1 behandelt hij de TIE en Spinoza’s kennisleer, en daardoor verschuift de nummering, terwijl hij een Boek 6 inlast waarin hij hetgeen Spinoza in de Ethica over staat- en gemeenschapsvorming zegt, uitbreidt met informatie uit de TTP en TP.

             

Vervolg in deel 3

Reacties

'rerum communes proprietates vel ... deum'.
amor intellectualis dei = 'amor erga rem immutabilem et aeternam' (beide 5/20s).
Me dunkt, duidelijker kan Spinoza het toch niet zeggen dat wij bij de 'res fixae et aeternae' gewoon aan de 'constanten' van de natuur moeten denken, die alles bepalen en zich in alles maniefesteren.

Ik ben het een paar keer zeer oneens geweest met Wim Klever, maar ik vind dat hij hier met de omschrijving 'die alles bepalen en zich in alles manifesteren', toch wel treffend verwoordt hoe het oneindige betrokken is op het eindige.