Hippolyte Taine (1828 –1893) gezakt wegens zijn Spinozisme

Van deze Franse filosoof, historicus, schrijver en criticus, tijdgenoot van Ernest Renan (1823 – 1892), is de uitspraak:

              “Hegel est un Spinoza multiplié par Aristote.”

Ik trof de uitspraak aan in René Wellek: Geschichte der Literaturkritik, 1750-1950, [Theil III, Walter de Gruyter, 1977]: "Hegel ist ein mit Aristoteles multiplizierter Spinoza." Dit vond ik wel een fraaie typering en dit werd de aanleiding voor dit blog, dat ik voorbereidde door eerst gisteren het blogje te brengen met de vraag wie deze uitspraak kende.

Google brengt je naar een pagina van Welleks boek die door books.google niet in beeld wordt gebracht zodat verder speurwerk nodig is. Mark Wijering achterhaalde toch dat het citaat kwam uit “sa vie et sa correspondance (1903-1907). Rob van der Hoeden meldde dat de uitspraak staat aan het slot van een brief die Taine op 16 november 1851 aan Prévost-Paradol schreef. Blijkbaar was Hippolyte Taine zelf ook wel tevreden over zijn vondst, want in zijn boek Les philosophes français du XIXe siècle [Hachette, 1857] schreef hij op blz 126 over Hegel:

C'est Spinoza multiplié par Aristote, et assis sur cette pyramide de sciences que l'experience moderne construit depuis trois cents ans. [Dit is Spinoza vermenigvuldigd met Aristoteles, en zittend op de piramide van de moderne wetenschap die de moderne ervaring gedurende  drie honderd jaar opbouwde.] [books.google]

Tot zover de aanleiding voor dit blog.

                               

Hippolyte-Adolphe Taine was twaalf jaar toen zijn vader, een gevestigde advocaat, stierf. Begiftigd met wetenschappelijke interesses, maar met een geringe erfenis werd hij naar een kostschool in Parijs gestuurd. Hij was gek op leren en stak niet alleen boven z’n medeleerlingen maar ook z’n leraren uit. Hij werd diep beïnvloed door Spinoza en verloor zijn geloof toen hij vijftien was. Hij ontwikkelde een naturalistische kijk op de wereld. Hij was een briljant student aan de École Normale Supérieure, doceerde gedurende een jaar filosofie aan een collège en schreef een doctoraalsthese over Fontaine. Hij zakte in 1851 voor de 'aggregation' (een reeks examens aan de École Normale Supérieure) daar z'n conservatieve examinatoren zijn ophemeling van Spinoza's morele systeem 'absurd' vonden. Zij hadden moeite met het feit dat hij hun meest fundamentele concepties over vrije wil en moraliteit ontkende en betoogde dat mensen niet meer dan het product waren van hun ras, hun tijd en hun omgeving. Taine leek in hun ogen het concept van individualiteit en morele verantwoordelijkheid aan te vallen en de opvatting dat mensen hun eigen wereld creëerden in te ruilen voor het geloof in het determinisme. Kortom zijn antiklerikalisme, z’n weerstand tegen de toen dominante school in de Franse filosofie en z’n toewijding aan Spinoza, alsmede zijn interesse in Hegel maakte hem anathema voor het universitaire establishment. Op 24-jarige leeftijd verliet hij de universiteit en besloot als journalist en essayist van z’n pen te gaan leven.

Hij ontwikkelde zich tot een gezaghebbend literair criticus en essayist en werd de voorbode van de grote 19e eeuwse naturalistische schrijver Emile Zola (1840-1902).

In 1856 schreef hij het Essai sur Tite-Live dat hij opdroeg aan de Académie française ( waarvan hij in 1878 lid werd) en dat hij begon met: «L'homme, dit Spinoza, n'est pas dans la nature comme un empire dans un empire, mais comme une partie dans un tout; et les mouvements de l'automate spirituel qui est notre être sont aussi réglés que ceux du monde matériel où il est compris.» [htm]

Kortom, hij droeg zijn Spinozisme graag en op een prikkelende manier uit. Bijvoorbeeld in De l’Intelligence (1870), waarin hij zijn theorie over de menselijke geest baseerde op zijn monisme en determinisme en sprak van ‘menselijke moleculen’. Hij sprak er zich in uit tegen de ‘substantialisatie van het zelf’ en de reïficatie van abstracties. Het zelf zag hij als niets anders dan een reeks mentale gebeurtenissen. Hij zag het mentale en fysieke als twee zijden van eenzelfde zaak, als “twee vertalingen van eenzelfde tekst”. Hij bleef schrijven in de lijn van Spinoza, maar apart over Spinoza heeft hij zover ik kan nagaan, niet gepubliceerd.

Volgens Stefan Zweig, die in 1904 een dissertatie schreef over "Die Philosophie des Hippolyte Taine" (Wien 1904) was en bleef Taine doordrongen van het "universellen Determinismus" van Spinoza: "Der Gedanke einer universellen Notwendigkeit, die ebenso den Menschen wie die Natur umfasst und die Einheitlichkeit des Systems in der Methode spiegelt, erfüllt gänzlich das Werk Hippolyte Taines (...)." Evenals "die Identifizierung der Wirkung mit der Ursache." Daarin zou hij zelfs verder gaan dan Spinoza: "er sucht Thatsachenbeweise zu geben, wo Spinoza eine Hypothese stellt." [Zo is te vinden bij Natascha Weschenbach*]

Noten en bronnen

*Natascha Weschenbach: Stefan Zweig und Hippolyte Taine: Stefan Zweigs Dissertation über "Die Philosophie des Hippolyte Taine" (Wien 1904). Volume 2 van Studia imagologica: Comparative Literature and European Diversity. Rodopi, 1992 [books.google]

Taine, Hippolyte French, 1828-1893 in Encyclopedia of the essay

The Artificial Self: The Psychology of Hippolyte Taine. By HILARY NIAS. Oxford: Legenda, European Humanities Research Centre, MHRA. 1999. 259 pp. [books.google]

JEAN BUGAREL: HISTOIRE du LYCÉE de NEVERS. RECHERCHES, ÉTUDES, DOCUMENTS: Hippolyte Taine à Nevers. 1851 – 1852 [PDF]

Info bij bookrags en hier

 

Reacties

Bravo, Stan, voor je keurige notitie over Hyppolite Taine. Pierre Francois Moreau heeft ook ooit iets over zijn Spinozisme geschreven of voorgedragen, maar ik kan het niet zo gauw terugvinden. Zijn bepaling van de mens als (aliquod) 'automa spirituale' ( in het eerste citaat dat je geeft) is een referentie naar de TIE, zoals je wellicht weet. Waardevol is ook zijn Spinozistisch verzet tegen de 'reificatie van abstracties' dat je kunt beschouwen als een bijdrage tot onze discussie over Spinoza's nominalisme elders op dit blog. Van Taine valt veel te leren en heb ik ook wat geleerd, Echter, als gepromoveerd zijnde op Aristoteles en als oud-Hegeliaan durf ik de stelling aan dat zijn uitspraak dat Hegel zoiets is als Spinoza vermenigvuldigd met Aristoteles grote onzin is. Noch Spinoza noch Aristoteles is een factor van enige betekenis in Hegel's dialektiek, tenzij je bereid bent te onderschrijven dat de Hegeliaanse dialektiek ALLES in elkaar draait.

Bedankt, Wim, ik wíst dat je ongeveer zo zou reageren op die uitspraak van Taine die ik zo naar voren haalde. Het ís ook grote onzin, maar ik vind het schitterende onzin: een niets betekenende zinloze overdrijving die een essayistisch literator wat mij betreft mag opschrijven. Je kunt filosofen sowieso niet vermenigvuldigen... Maar kennelijk lukte het Taine lange tijd voor zowel Spinoza als Hegel bewondering te hebben. Maar uit het weinige dat ik van Stefan Zweig vond, kreeg ik de indruk dat Taine uiteindelijk Spinozist was.