Hoe Jan Bresser weer uit Spinoza’s vriendenkring verdween
In het lemma Spinoza, Baruch, in de Encyclopædia Britannica [11e editie van 1911] dat door A.S. Pringle-Pattison geschreven werd [cf. wiki, cf PDF, en cf.] is de volgende passage te lezen over de periode na zijn ban die Spinoza nog in Amsterdam moet hebben doorgebracht:
A number of the younger men in Amsterdam - many of them students of medicine or medical practitioners - had also come to regard him as their intellectual leader. A kind of philosophical club had been formed, including among its members Simon de Vries, John Bresser, Louis Meyer, and others who appear in Spinoza's correspondence. Originally meeting in all probability for more thoroughgoing study of the Cartesian philosophy, they looked naturally to Spinoza for guidance, and by and by we find him communicating systematic drafts of his own views to the little band of friends and students.
John Bresser? En in een eerdere tekst van James Martineau lees je, waarschijnlijk ook in zijn A study of Spinoza van 1882, maar in ieder geval in zijn Types of Ethical Theory van 1885, op p. 246 van het eerste deel: [cf. books.google]
Je vraagt je af: heb ik wat gemist? Behoorde ene John Bresser tot Spinoza’s Amsterdamse vriendenkring? Wie was dat? De naam Bresser (zonder voornaam of voorletters) komt in de briefwisseling voor: Schuller laat in zijn brief van 14 november 1675 (Br. 70) aan Spinoza weten dat de heer Bresser, uit Kleef teruggekeerd, een grote hoeveelheid bier uit zijn vaderland hierheen heeft gezonden en dat hij hem gesuggereerd heeft een half vat aan Spinoza te schenken - wat Bresser, met de allervriendelijkste groeten aan u, beloofd heeft te zullen doen. In zijn antwoord van 18 november al schrijft Spinoza: “Onze zeer waarde vriend, de heer Bresser, wens ik geluk met zijn aankomst, of liever terugkeer [Adventum sive reditum Domini et amici colendissimi Bresseri gratulor]; voor het beloofde bier dank ik hem zeer en ik zal hem dat ook naar beste vermogen vergelden.” [Br. 71]
Vriendelijke woorden, waaruit je nu niet direct kunt afleiden dat er van echte vriendschap sprake was; en zeker niet dat deze Bresser al bijna 20 jaar eerder tot de Amsterdamse Spinozakring zou hebben behoord.
Wat je op vele plaatsen tegenkomt – want de Elwes-vertaling kom je overal op internet tegen – is de voetnoot bij brief 42 (nu 37) aan I.B. met daarbij deze aantekening:
“I. B. has been identified by some with John Bredenburg, a citizen of Rotterdam, who translated into Latin (1675) a Dutch attack on the Tractatus Theologico-Politicus, but the tone of the letter renders this improbable. Murr and Van Vloten think that I. B. may be the physician, John Bresser, who prefixed some verses to the "Principles of Cartesian Philosophy." [bv hier en b.v. in books.google]
Johannes van Vloten verzon wat
Bij het speculeren wie de J.B. van die brief zou zijn, had Johannes van Vloten in
zijn Benedicti de Spinoza Opera quae
supersunt onmia Supplementum [Fredericum Muller, 1862], waarin hij de KV,
het onterecht aan Spinoza toegeschreven stuk over de Regenboog, alsmede enige recent
ontdekte en niet eerder uitgegeven brieven bracht, aangenomen dat het om de Bresser
moest gaan die in de brieven van november 1675 werd genoemd. [Cf.] De voornaam Jan wordt er niet bij vermeld. Dat laatste
ook niet in zijn Benedicti de SPINOZA, Opera Quotquot Reperta Sunt.
Recognoverunt J. van Vloten et J.P.N. Land. Hagae Comitum, M. Nijhoff,
1882-1883, waarin hij de brieven hernummerde. Bij brief
XXXVII (olim XLII) kwam bij de geadresseerde J.B. alleen de notitie tussen
haakjes: (Bressero, ut videtur [naar het schijnt]).
Van der Linde vulde dat verder in
Dat het om de arts Jan Bresser zou gaan, was te vinden in de Benedictus Spinoza Bibliografie van Dr. A. van der Linde [Martinus Nijhoff, 's Gravenhage, 1871 - cf. archive.org], waarin op blz. 1 bij de PPC te lezen is:
"De verzen Ad Librum, blz 5 verso, zijn van Jan Bresser, Med. Doctor. Cf. (Baumgartens) Nachrichten von einer Hallischen Bibliotheek. Erstes Stück. Halle bey Johan Justinus Gebauer. 1748."
Meinsma kwam met ander verhaal
Dan kwam K.O. Meinsma in 1896 met zijn Spinoza en zijn kring. Historisch-kritische studiën over Hollandsche vrijgeesten (Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage, 1896) met daarin deze uitgebreide voetnoot over wie die J.B. was:
"De Murr veronderstelde — toen hij in 1802 Spinoza's Annotationes ad Tract Theol. Polit. uitgaf — dat deze J. B. de Rotterdammer Johannes Bredenburg zou geweest zijn, in de latere geschiedenis van het Spinozisme wel bekend. Spoedig werd de onjuistheid dier bewering aangetoond, daar Bredenburg van beroep wever was, eerst na 1670 latijn leerde, en zeker niet genoegzaam geoefend was om daarin een woordenspel in dichtvorm te vervaardigen. Prof. Van Vloten, als altijd vlug met conjecturen, wees op het feit (Supplementum, p. 302), dat in een lateren brief aan Spinoza (bij Van Vloten en Land. Ep. LXX, p. 236) een zekere Bresser genoemd wordt, en had dus spoedig de veronderstelling gereed. J. B. = Jan Bresser, M. Dr. Dr. A. van der Linde, de nauwkeurige opsteller der Bibliografie, nam deze gissing terstond aan als een bewezen feit, (Zie de noot bij No 1 der bibliogr.) en liet my daardoor eenige weken naar een boekje zoeken, (Baumgarten’s Nachrichten) waarin geen woord omtrent dien Bresser staat. Toen mijn onderzoek naar dien man geen resultaat opleverde, welde natuurlek de gedachte op , dat Van Vloten zich ook hier vergist had: en zoo is het. In onze Studenten- Albums is in dien tjjd geen Bresser te vinden; in de goed bijgehouden Series Medicorum Amstelod, (op 't Amst. archief) is geen Dr. Bresser te vinden, in de Puyboecken, enz. is geen Jan Bresser te vinden. De bedoelde was dus geen Med. Dr. en kan even goed Adriaan of Klaas geheeten hebben. Bleef alzoo de vraag, wie was J. B. die bovenstaand gedichtje vervaardigde, en met wien Spinoza later een brief wisselde? (Ep. XXXVII). Daar Meijer de voorrede schreef voor de Principia moest de man, die er een gedichtje bijvoegde, wel een goede kennis of vriend van hem zijn. Meijer bezingt zelf, in het meergemelde Hs Johannes Bouwmeester, Med. Dr. als «oudste en trouwste vriend» — zie boven blz. 150. — Johannes Bouwmeester was, volgens de Series Med. Amstel geneesheer te Amsterdam, (gepromoveerd te Leiden op 27 Mei 1658) en, volgens Meijer's gedicht, vriend der wijsbegeerte; niemand dan hij kan alzoo de persoon in kwestie zijn, aangezien onder Meijers vrienden geen ander voorkomt, die zich I. B. M. D. kon teekenen. Ongelukkig is ook deze dwaling van Van Vloten algemeen aangenomen." [cf. archive.org]
Kortom: Bresser exit. Maar hiermee bracht Meinsma tegelijk een nieuw fabeltje in de wereld, n.l. dat Murr verondersteld zou hebben dat J.B. Johannes Bredenburg was, maar we lezen juist het tegendeel in zijn “Adnotationes ad Tractatvm theologico politicvm. Ex avtographo edidit ac praefatvs est, addita notitia scritorvm philosophi, Christophorvs Theophilvs de Mvrr [cf. Hathitrust ik heb de stukjes tekst op de pagina’s 22 en 23 hier aan elkaar geplakt]:
Christoph Gottlieb von Murr (1733-1811) schreef dus uitdrukkelijk “J.B. Non est Ioh Bredenburg […], sed forsan [maar misschien]… hij verwees naar de I.B.M.D. die het gedichtje na het voorwoord van Lodewijk Meijer op de PPC schreef. (zonder een naam in te vullen).
Tenslotte en definitief de visie van Meijer
Een jaar later, in 1897, kwam Willem Meijer met zijn
vertaling Brieven van en aan Benedictus
de Spinoza, waarin hij uitvoerig toelichtte dat de geadresseerde van
brieven 28 en 37 dr. Johan Bouwmeester geweest moet zijn. Ik verwijs naar mijn blog daarover. Dit wordt nu zo algemeen geaccepteerd, dat
wel eens vergeten wordt dat de brief aan J.B. gericht is en dat het om een schrandere
toeschrijving gaat van Meinsma en Meijer op grond van analyse van allerlei
gegevens.
* * *
Kortom, ene Jan Bresser heeft nooit tot Spinoza’s Amsterdamse vriendenkring behoord. Hij is daar vanuit de verbeelding door J. van Vloten als deelnemer in verzonnen en later weer door Meinsma en Meijer uit geschrapt. Voor hem in de plaats kwam Johan Bouwmeester. Maar die fout blijft als een erfzonde bestaan. Zo gaat het nu eenmaal: een foute toeschrijving blijft rondzingen – zeker nu zoveel oud materiaal gedigitaliseerd wordt en op internet wordt gezet. Tegelijk is daardoor tegenmateriaal ook eenvoudiger te vinden. Meinsma zal bij zijn schrijven Murr niet bij de hand hebben gehad - wij kunnen diens werk zo op internet opzoeken.
* * *
Aanvulling, zelfde dag. Van Frank Mertens ontving ik n.a.v. dit blog de volgende informatie, die ik hier graag toevoeg:
De in de briefwisseling vermelde Bresser is hoogst waarschijnlijk Hendrick Bresser, rond 1640 geboren te Kalkar, nabij Kleef. Op 18 september 1666 tekende hij te Amsterdam zijn voorgenomen huwelijk aan met Geertruda Blijdenbergh, afkomstig uit Amsterdam en eveneens geboren rond 1640. Als getuigen traden daarbij op Harmen Bresser, broer van de toekomstige bruidegom, en Petronella van Toornvliet, moeder van de bruid. Een zekere ‘professor Johannes Christenius’ verklaarde bij deze gelegenheid dat de vader van de bruidegom instemde met dit huwelijk. Het gaat hier om Johannes Christenius (°ca.1599-1672), op dat moment professor in de rechten aan de Illustere School van Amsterdam. Christenius was door zijn huwelijk met Catharina Torenvliet (°ca.1600) een aangehuwde oom van Hendrick Bresser. De achternaam van Bressers echtgenote doet uiteraard onmiddellijk denken aan de correspondent van Spinoza met die naam, maar het is me tot op heden nog niet gelukt om vast te stellen of er ook daadwerkelijk een familieband is. Tot slot is het best denkbaar dat Spinoza in contact gekomen was met Bresser via Schuller, die geboren was in Wesel, enkele tientallen kilometers van Kalkar en Kleef gelegen. Of er sprake was van een hechte vriendschap tussen de betrokkenen blijft uiteraard een raadsel, maar omdat er al bij al erg weinig personen zijn die we met zekerheid in verband kunnen brengen met Spinoza leek het me toch de moeite om je dit even mee te delen.
______________________
Nagift
Zo b.v. de Nachrichten von einer Halleschen Bibliothek, Erstes Stück. Halle, Verlegts Joh. Justinus Gebauer, 1748. Het exemplaar van de KB werd maart 2014 gedigitaliseerd - books.google.
Ik heb het zoekwerk van Meinsma vanuit de luie stoel aan het beeldscherm overgedaan en heb ook niets over Bresser kunnen vinden. Ik begrijp de gefrustreerde boze reactie van Meinsma. Hoe heeft Van der Linde dat kunnen schrijven?
Om laten zien dat dit werk van Baumgarten was de volgende info:
Siegmund Jacob Baumgarten (1706 - 1757) war ursprünglich Wolfsianer. Jn seinen Jugendjahren lehrte er, wie J.D. Michaelis in seiner Lebensgeschichte (herausgegeben von Hassenkamp, Leipzig 1793 S. 5) berichtet, heimlich die Wolffsche Philosophie im Halleschen Pädagogium, eben als sie dort nach der Vertreibung Wolff's am ärgsten verpönt war. Später hatten die englischen Deisten auf ihn großen Einfluß gewonnen. Seine reichhaltige Büchersammlung in welche wir durch Baumgarten’s Zeitschriften: “Nachrichten von einer Halleschen Bibliothek” (8 Bände 1748) und “Nachrichten von merkwürdigen Büchern”(12 Bände 1752) einen genauen Einblick haben, umfaßte die englische Freidenkerliteratur in seltener Vollständigkeit. Dieselbe Vorliebe bezeugt seine Uebersetzung und Bearbeitung der Allgemeinen englischen Weltgeschichte. Und am überraschendsten ist eine Thatsache, welche Semler, Baumgarten's größter Schüler, in seiner Lebensbeschreibung (Th 1 S 108) aufbewahrt hat. Semler erzählt: “Mir fällt ein daß einmal der berühmte Voltaire und der Kanzler von Wolff einen Abend bei Baumgarten zugegen war, da Wolff, der nur lateinisch nicht französisch sprechen konnte, manchen losen Einfall des Franzosen mit aller Hochachtung aufnahm und ihn doch erst durch Baumgarten sehr eingeschmolzen bekam. Baumgarten nahm auch damals die Partei eines gelehrten englischen Deisten und es war ein inniges Vergnügen zu sehen wie die ganz gemeine Theologie so gewaltig verlor, ohne daß auch die christliche Religion dabei zu kurz kam.
Hermann Hettner, Literaturgeschichte des achtzehnten Jahrhunderts. ZeitesBuch. F. Vieweg und Sohn, 1872, S. 39 – books.google
Verlag Gebauer in Halle (1744-1814) en m.n. "Die Publikationen der 'Algemene Welthistorie' unter der Regie Siegmund Jacob Baumgartens" - books.google



Reacties
Het blog heb ik dankbaar aangevuld met informatie die ik van Frank Mertens ontving over de Bresser die in de Spinoza-briefwisseling vermeld wordt (tekst in donkerblauw).
Stan Verdult 15-05-2015 @ 23:01