Hoe kreeg Henri, Comte de Boulainvilliers (1658–1722) zo'n interesse in Spinoza?

Gisteren herlas ik het hoofdstuk over Boulainvilliers in Jonathan Israels Radicale Verlichting [in een eerder blog vatte ik dit hoofdstuk samen] en weer was ik onder de indruk van het feit dat deze verdediger van de adel zo gefascineerd raakte door Spinoza en zich gaandeweg almaar meer tot Spinozist ontplooide. Hij begon met het lezen, eerst over Spinoza (bij Bayle e.a.) en later van het werk zelf van Spinoza, met aanvankelijk de opzet om een refutatie te schrijven, maar geleidelijk aan ontwikkelde hij zich tot een Spinozist. Hoe is dat te verklaren? Ik ging nog eens op zoek op internet in de hoop in het Engels of wie weet zelfs het Nederlands een monografie over hem te vinden (vond ik niet). Wel ontdekte ik nu dat zijn verzamelde werk gedeeltelijk via books.google is in te zien (zie hieronder).

Het is toch tamelijk opmerkelijk dat een nogal reactionaire verdediger van en voorstander van de weeropleving van de adellijke inbreng in het bestuur zo'n verbreider werd van het Spinozistische gedachtegoed. Ik vroeg mij af - las daar nergens over [niet bij Israel en niet in de inleiding van Renée Simon] - of niet juist Spinoza's Politieke Traktaat hem zeer zal hebben aangestaan en hij misschien langs die weg Spinoza leerde waarderen? In 1704 kocht hij de Opera Posthuma, waarop iemand hem gewezen had daar hij op zoek was naar een Hebreeuwse grammatica. Hij begon meteen het hele boek te lezen [Un séjour à la campagne lui donna le loisir de lire tout l'ouvrage, schrijft Renée Simon, cf.]. Zal hij toen niet met grote instemming kennis hebben genomen van de Tractatus Politicus?

Boulainvilliers was dé grote, conservatieve verdediger van de adellijke aristocratie, toen in de laatste jaren van de alleenheerschappij van Lodewijk XIV er begin 18e eeuw een 'aristocratische reactie' ontstond. Er werd onder adellijken teruggegrepen op hoe de verhoudingen tussen hen en de vorst waren vóór diens bewind, toen in het verre verleden de adel nog een onafhankelijkere en invloedrijke positie had. Boulainvilliers verdedigde een verleden waarin de adel nog een actieve bestuurlijke rol vervulde. Het verval van het feodalisme, de vernedering der edelen, en de opkomst van het despotisme, achtte hij het grootst onder Lodewijk XI (1423 - 1483). Als de macht zou terugvallen aan de adel zou dat - noblesse oblige - het welzijn van de bevolking ten goede komen. Het belang van de adellijke deelname in het Franse bestuur stond centraal in zijn Histoire de l'ancien gouvernement de la France en in Essais sur la noblesse de France (verschenen na zijn dood in resp. 1727 en 1732).

Dat Spinoza in zijn Tractatus Politicus de macht van de koning aan alle kanten inperkte (de koning mocht niets op eigen houtje beslissen en mocht alleen kiezen wat zijn - aristocratische - raadgevers hem voorlegden), zal Boulainvilliers een kolfje naar zijn hand zijn geweest. Misschien was dát het wel dat hem zo voor Spinoza deed innemen.

_______________

Renée Simon, Henry de Boulainviller: Oeuvres philosophiques, Tome I. [Archives internationales d'histoire des idées N. 58]. v/h Martinus Nijhoff, nu Springer, 1973 - books,google

Renée Simon, Henry de Boulainviller: Oeuvres philosophiques, Tome II. [Archives internationales d'histoire des idées N. 70]. v/h Martinus Nijhoff, nu Springer, 1975 - books.google

Hoe het eerste deel bijna in z'n geheel bestaat uit werk over Spinoza blijkt uit de inhoudsopgave:



Veel over Boulainvilliers politiek-historische opvattingen in:

Adrianna E. Bakos, Images of Kingship in Early Modern France: Louis XI in Political Thought, 1560-1789. Psychology Press, 1997 - books.google

Reacties

'Aristocratische raadgevers'. In Spinoza's model van een (democratische vorm van) monarchie? Dat zou niet in Spinoza's mind kunnen opkomen! TP. 6/15: "Regis consiliarii, qui ei proximi vel dignitate secundi sunt, plures esse debent, et non nisi ex civibus eligendi sunt".

Dat klopt, Wim, maar in het licht van Spinoza's waarschuwende toelichting in TP/7, §26 ("Het enige wat ik nog moet doen opmerken is dat ik mij hier een alleenheerschappij heb gedacht die door een vrij volk ingesteld wordt. Daarvoor alleen kunnen deze beschouwingen van nut zijn, want een volk dat eenmaal aan een anderen regeringsvorm gewend is zal nooit zonder groot gevaar voor zijn bestaan de erkende grondslagen van den staat omverhalen en zijn gehele staatsinrichting wijzigen") en van TP/8 over het Aristocraticum Imperium, ziet een edelman wellicht toch vooral voor zijn kaste een taak.

Mij ging het er vooral om dat de koning bij Spinoza van alle kanten volstrekt wordt ingebakerd door zijn raadgevers, zodat hij geen andere kant op kan dan waarin de raad hem wil hebben. Het is vooral dat aspect dat Boulainvilliers moet hebben aangetrokken, vermoed ik, gezien zijn preoccupatie.

Een kenmerk waarin toevallig gisteren in een artikel "Tutti i rischi del leader solo" wordt verwezen:
"Quando un autore come Spinoza riflette sullo Stato monarchico delinea subito il sistema di «consigli» che deve circondare, e limitare, l’autorità del sovrano, se non si vuole che la monarchia degeneri in tirannide."

http://campodimarte.com.unita.it/culture/2013/12/28/tutti-i-rischi-del-leader-solo/