Louis Hoyack (1893-1967) schreef 'Spinoza als uitgangspunt' [6] daarin over 'het betere deel'
De regelmatige bezoeker van dit blog zal zich herinneren dat ik midden vorige maand een blog had "Spinoza's samenvatting van zijn Ethica", waarin ik betoogde dat het slot van het vierde deel van de Ethica [hoofdstuk 32 van de Appendix van deel IV] te zien is als Spinoza's eigen samenvatting van zijn Ethica. Daarover ontstond enige discussie, die ertoe leidde dat die mening - na nadere toelichting - uiteindelijk in redelijke mate kon worden gedeeld. Tot mijn verrassing trof ik bij Hoyack de volgende tekst aan:
70. HET PARS MELIOR VAN DE MENS
In het laatste caput van de appendix tot het 4e pars der Ethica heet het deel van de mens, dat "als intelligentie gedefinieerd wordt" het "pars melior" (= het betere deel). Dat schijnt te getuigen van een voorkeur voor het attribuut cogitatio, boven de extensio, en zou een argument kunnen zijn in de handen van hen, die het spinozisme intellectuaIistisch opvatten. In de context van 's meesters gehele oeuvre maakt echter de term meer de indruk gebezigd te zijn pour Ie besoin de la cause. Welke "cause"? We dienen te bedenken, dat de uitspraak thuishoort in het 4e pars over de macht der affecten en de menselijke "servitudo". Het redelijke in de mens zal in het erop volgende pars, 'De potentia intellectus seu de libertate humana" blijken de heerschappij over die affecten te kunnen verwerven. In dit speciale verband is het intellect of de intelligentie dan ook stellig als "pars melior" van de mens aan te merken. Voor deze interpretatie pleit nog het opvallende feit, dat in de 1e propositie van het 5e deel hetzelfde gezegd wordt als in de 1e propositie van het 2e deel, nI. dat de "ordo et connexio" der dingen parallel loopt aan die der ideeën, maar net andersom. In het 2e deel der Ethica wordt het ideëIe vergeleken met het materiëIe, in het 5e deel het materiëIe met het ideële. Daar steekt een bedoeling achter. Spinoza kondigt a.h.w. aan, dat van nu af aan het initiatief aan het attribuut cogitatio is gekomen. Voortaan wordt het bewustzijn de actieve factor, en de mens als een vrije gedacht. Het determinisme, dat aanvankelijk het gebeuren scheen te beheersen, wordt nu doorkruist door een factor, die niet Ianger uitsluitend in termen van de horizontale causaliteit te beschrijven is. De mens is daartoe in staat door zijn "intellectus" (N.B. niet "cogitatio") en met deze term kan niet anders bedoeld zijn dan de ideëIe tegenhanger of concomitant van de grote hersenen, waar de cogitatio als attribuut meer tot haar recht komt dan elders in de natuur. Dat de grote hersenen hier ons "pars melior" heten, is daarom begrijpelijk.
* * *
Tot zover weer een fraai tekstje van Louis Hoyack. In feite geeft ook hij de centrale scharnierfunctie van Caput 32 van de Appendix van deel IV aan. Waarvan akte.
Opvallend hoe hij - gezien de evenwijdigheidsleer [term van Bolland die Hoyack overnam] - hetgeen gezegd wordt van het 'intellectus', het verstand, 'het betere deel', toepast op 'de grote hersenen' als ook 'het betere deel'.