Nico van Suchtelen (1878 - 1949) Spinozaliefhebber en -vertaler

 

Nicolaas Johannes (Nico) van Suchtelen was een Nederlands schrijver, dichter, vertaler en uitgever - een met de arbeidsbeweging sympathiserend jonkheer. Geïnteresseerden in Spinoza zullen hem vooral kennen als vertaler van de Ethica en van de Verhandeling over de zuivering des verstands. Als filosoof had hij een eigen omgang met het gedachtegoed van Spinoza. Nico van Suchtelen, "iemand die iets van de dichter en de wijsgeer in zijn schrijverschap verenigde", aldus Jan en Annie Romein-Verschoor.

Nico van Suchtelen was de zoon van Ferdinand Antonius van Suchtelen, commies eerste klasse bij de Telegrafie, en Josina Paulina Adriana Beversen. Op 26 maart 1902 trouwde hij met Carolina Jacoba van Hoogstraten, met wie hij twee dochters en drie zoons kreeg. Hij scheidde van haar op 10 juni 1921. Vervolgens trouwde hij op 11 augustus 1921 met Catharina Elisabeth van der Werff, met wie hij een dochter en twee zoons kreeg. Een van die zoons, Guido, is de meeste Spinozisten wel bekend als gedurende vele jaren secretaris van de Vereniging Het Spinozahuis (zie hier het blog over Guido).

Van Suchtelen studeerde natuurwetenschappen, sociologie en economie te Amsterdam, later psychologie en filosofie in Zürich en promoveerde in de staatswetenschappen. Van Suchtelen werkte enige tijd in Van Eedens kolonie Walden. Hij was medeoprichter in 1934 van het Frederik van Eeden-Genootschap.

In 1913 werd hij directie-secretaris van de Wereldbibliotheek, de in 1905 opgerichte progressief-culturele stichting van Leo Simons, van wie hij - vanaf 1925 - mededirecteur en opvolger werd - van 1930 tot 1948. Hij schreef romans, gedichten en verhandelingen en vertaalde onder andere Dante, Goethe, Spinoza, Shakespeare, Freud, Cavalcanti, Petrarca, Marcus Aurelius. Hij publiceerde meestal onder eigen naam, maar gebruikte ook wel het pseudoniem “Theo van Berkel”. Zijn verzamelde werk, uitgegeven door de Wereldbibliotheek omvat wel 12 delen.

Nico van Suchtelen was actief als bestuurslid van de Societas Spinozana en als lid van de redactie van het Spinozistisch bulletin (waarvan het eerste nummer verscheen in 1938).

Na zijn dood trok Van Suchtelens werk nog maar weinig belangstelling, de breedvoerig filosofische aanpak ervan lijkt dan toch een sterk tijdgebonden karakter te hebben bezeten, de literaire kracht ervan was niet tijdbestendig. Zijn kleindochter Esther Blom publiceerde in 1999 zijn biografie: De vlam van het menselijk denken. Nico van Suchtelen 1878-1949.

Al als HBS-leerling, zich voorbereidend op het staatsexamen om toegang tot de universiteit te krijgen, verdiepte hij zich in het werk Spinoza. Hij werd sterk door Spinoza beïnvloed.

De eerste roman die hij na enige dichtbundels publiceerde was Quia absurdum. (Maas & Van Suchtelen, Amsterdam 1906). Annie Salomons noemde dit “het credo van hun generatie” - het kreeg in 1953 een 17e druk. In Quia absurdum komen de volgende passages over Spinoza voor:

 

20 Juli. Wanneer ik hen niet had, Augustinus, Eckhart, Spinoza! Wanneer ik niet altijd weer opnieuw mij bedwelmen kon met hun god-vervulde dronkenheid! O grootste zielen en meest-verblinde, eenige haast die ik begrijp en liefheb. Om hunnentwil en om mij zelf geloof ik dat mijn leven een zin heeft, om onze groote, goddelijke dwaasheid. Credo, quia absurdum. [p. 204-5, zie bij DBNL]

Heb ik tóch een geloof Martha, dat mij troost en gelukkig maakt? Neen mijn geloof is zekerheid; luister naar Bach, naar Dante, naar Goethe, Spinoza...: eens zullen er ménschen leven, zalige, triumfeerende geesten. [p 237]

4 December. Ik heb zoo veel lief gehad, Martha. Zelfs God; toen ik een schooljongen was en Spinoza stuk las. Ik weet wat het wil zeggen de wereld te zien sub specie aeternitatis; ik ken de verrukkende amor Dei waarin het geluk bestaat. Een levende, werkelijke, dat is een in-mijwerkende, waarheid was mijn liefde. Maar wat was haar object?... Ik moet glimlachen Martha wanneer ik terugdenk aan dien tijd dat ik mij zoo zoete bedwelming indronk aan... niets, aan den gloeienden droom van mijn teel-driftigen geest. [p. 251-252, zie bij DBNL]

 

Zijn Spinoza-interesse blijkt vooral ook uit zijn filosofisch hoofdwerk Tot het Al-Eene (1927). Dit Al-Ene was een 'ondoorgrondelijk sluitend Oerbeginsel', dat hij ook Al-Rede, Al-Natuur, Algeest, het al-ene Leven of God noemde.
Voor hem heeft dat Al-Ene, andersgezegd de God van Van Suchtelen - i.t.t. de God van Spinoza - heeft een transcendent karakter, hetgeen hij ook aanduidt met 'het Hogere'.

Te noemen zijn nog zijn

titelpagina'Inleiding tot Spinoza's Ethica' (bij de vertaling, Amsterdam 1915).Deze vertaling is later door zijn zoon Guido nagezien en wordt nog steeds gedrukt. [Te lezen bij DBNL]

Hij zag in de Ethica niet op de eerste plaats een filosofisch betoog, maar waardeerde het als een “begripspoëem” waarvoor zijn gevoel openstond in de overtuiging dat ook voor Spinoza zelf een ‘oerintuïtie’ voorafging aan de bewijsvoering. 

Ook zijn bloemlezing uit Spinoza’s geschriften, getiteld: Wijsgerige Fragmenten (1932), getuigt van zijn blijvende interesse.

Bronnen

SUCHTELEN, jhr. Nicolaas Johannes van (1878-1949) in Biografisch Woordenboek van Nederland.

Bij DBNL

bibliografische informatie

Wikipedia

Roger Henrard, Wijsheidsgestalten in dichterwoord. Onderzoek naar de invloed van Spinoza op de Nederlandse literatuur, Van Gorcum, Assen/Amsterdam, 1977

Nico van Suchtelen op Schrijversinfo.nl    

1e Foto van Beeldbank Noord-Holland; 2e foto: Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging