O, mochten 'stomme' schilderijen toch kunnen spreken…

haec omnia, quae uno obtutu, tanquam in picturâ, videri debent
[al deze dingen die men als op een schilderij in één blik moet overzien
Benedictus de Spinoza, Renati Des Cartes principiorum philosophiae, 
Prologomenon, vert. F. Akkerman]

Behalve deze passage aan het begin van deze PPC is er nog een aan het eind van de Cogitata Metaphysica waarin Spinoza naar schilderijen verwijst. Die laatste laat ik hier rusten, maar komt overeen met de manier waarop Spinoza in de Ethica over schilderijen spreekt. Op vier plaatsen in de Ethica gebruikt Spinoza in zijn argumentatie een beeld van schilderijen. Van belang is te beseffen dat hij daarbij geen esthetische theorie over schilderkunst ontwikkelt, maar een theorie over denken en kennen. [In het volgende werk ik met vertalingen van Henri Krop]

ideam quid mutum instar picturae in tabula [Ethica 2/43s] 
Een waar idee hebben, betekent immers niets anders dan iets volmaakt of iets juist kennen. Hier kan alleen iemand aan twijfelen die meent dat een idee iets doods is, zoals een schilderij op een paneel, en niet een modus van denken, ja het denken zelf is.

Inquirendum, inquam, est, an in mente alia affirmatio et negatio detur praeter illam, quam idea, quatenus idea est, involvit, qua de re vide sequentem propositionem ut et definitionem 3. hujus, ne cogitatio in picturas incidat. Non enim per ideas imagines, quales in fundo oculi et, si placet, in medio cerebro formantur, sed Cogitationis conceptus intelligo. [Ethica 2/48s]
Na dit bewezen te hebben, moet nu aan de orde komen of deze wilsuitingen iets anders zijn dan de ideeën van dingen: kortom of er in de geest een andere bevestiging of ontkenning bestaat dan die welke het idee als zodanig insluit. Zie hierover de volgende stelling en ook definitie 3 van dit deel, opdat denken niet tot schilderen verwordt. Ik versta onder ideeën immers niet de beelden die op het netvlies, of zo men wil in de hersenen worden gevormd, maar de begrippen van het denken.

ideas igitur veluti picturas in tabula mutas aspiciunt et hoc praejudicio praeoccupati non vident ideam quatenus idea est, affirmationem aut negationem involvere. [Ethica 2/49s]
Verblind door dit vooroordeel beschouwen zij ideeën als levenloze beschilderingen van een paneel en zien zij niet dat een idee als zodanig een bevestiging of een ontkenning impliceert.

At dicent ex solis legibus naturae, quatenus corporea tantum consideratur, fieri non posse, ut causae aedificiorum, picturarum rerumque hujus modi, quae sola humana arte fiunt, possint deduci, nec corpus humanum, nisi a mente determinaretur ducereturque, pote esset ad templum aliquod aedificandum. [Ethica 3/2s]
Maar, zo zullen zij zeggen, het is onmogelijk slechts uit de wetten van de natuur, wanneer men haar louter als lichamelijk beschouwt, de oorzaken af te leiden van gebouwen, schilderijen en dergelijke dingen, die alleen een menselijk ambacht doet ontstaan.

Het lijkt mij niet toevallig dat Lorenzo Vinciguerra die naar ik meen als enige een interessante inhoudelijke theorie van Spinoza over kunst kon bieden in 'Aesthetica sive Ethica' [cf. blog] alleen op dit laatste citaat ingaat en niet op de eerste drie. Het is duidelijk dat het in die citaten uit het tweede deel van de Ethica, Spinoza alleen gaat om het benadrukken van zijn zicht op denken, kennen en het actieve van ideeën en dat hij in dat kader het ‘stomme’ van schilderijen benadrukte.

Behalve deze eigenschap van schilderijen, verwees hij in het PPC-citaat waarmee ik dit blog begon op een belangrijk kenmerk van een schilderij: dat we alles wat er in is als het ware in één blik kunnen overzien. Een belangrijk verschil met een muziekstuk of een betoog dat zich in de tijd afspeelt.

Daar we weten dat Spinoza zelf tekende, Colerus deelt mee dat hij een schetsboek had [ik haalde deze passage al in een eerder blog aan], is opmerkelijk dat van de dingen die hij noemt in 4/45s waarvan de wijze kan genieten, hij wel muziek en dingen die het reuk- en smaakorgaan kunnen strelen, maar niet op schilderijen wijst. Kan toeval zijn, maar kan ook betekenen dat hij helemaal niets met schilderijen had.

stomme ende nochtans sprekende beelden
Hoe anders dacht Jacob Cats hierover. In zijn "Voor-reden ende verclaringhe over het oogh-merck des Schrijvers, in dit werck", te weten Silenus Alcibiadis, sive Proteus (1618)

Maer soo my yemant vraeght wat EMBLEMATA in der daet zyn? dien sal ick antwoorden, dattet zyn stomme beelden, ende nochtans sprekende: gheringhe saken, ende niet-te-min van gewichte: belachelycke dinghen, ende nochtans niet sonder wijsheyt: In de welcke men de goede zeden als met vinghers wysen, ende met handen tasten can, in de welcke (seg ick) men gemeenlyck altyt meer leest, alsser staet: ende noch meer denckt, alsmen siet: geen onbequaemen middel (naer ons ghevoelen) om alle leersame verstanden, met een sekere vermakelyckheyt, in te leyden ende als uyt te locken, tot veelderley goede bedenckinghen, yder na syn gheleghentheyt;
[hier stop ik maar, want er komt voorlopig nog geen punt, SV] [cf.
DBNL]

Wat zou je graag willen dat dit schilderij kon spreken en ons zijn geheim kon meedelen. Het schilderij lijkt een geheim te bevatten, zich in een mysterie te hullen. Het roept vragen op, maar het geeft z’n geheimen niet zomaar prijs. Het vergt actief werken om de sporen en intenties van de maker(s) eraan te ontfutselen. Dat het Spinoza voorstelt is de kwestie niet: dat is genoegzaam vastgesteld door twee forensische onderzoeksbureaus. Maar er bestaan kennelijk vragen over de authenticiteit ervan: wie schilderde het, wanneer en voor wie? Is het tijdens het leven en in aanwezigheid van Spinoza geschilderd, of is het later ontstaan en wellicht een verjongde kopie van het Wolfenbütteler schilderij? Vragen, vragen… waarop een stom zwijgend schilderij het antwoord niet geeft.

Reacties

Stan, we hebben ook nog E2/172, einde: “Om hier een begin te maken met aangeven wat een vergissing is, vraag ik u op te merken dat de verbeeldingen van de geest op zichzelf beschouwd geen enkele vergissing bevatten. Met andere woorden: dat de geest zich niet vergist doordat hij zich verbeeldt, maar alleen voor zover hij beschouwd wordt als gebrek hebbend aan een idee die het bestaan uitsluit van die dingen die hij zich als tegenwoordig verbeeldt. Want als de geest, terwijl hij niet-bestaande dingen als tegenwoordig verbeeldt, tegelijk zou weten dat die dingen in werkelijkheid niet bestaan, zou hij dit verbeeldingsvermogen natuurlijk aan een talent en niet aan een tekortkoming van zijn aard toeschrijven, vooral als dit verbeeldingsvermogen alleen van zijn aard afhing (dat wil zeggen: als dit verbeeldingsvermogen van de geest vrij was, zie definitie 7 van deel 1).”

Dit is de grondslag die Spinoza in de Ethica – zelf een kunstwerk – heeft gelegd voor het begrip van grote kunst. De ‘aard’ van de mens is zijn individuele mate van verworven volmaaktheid of realiteit. (zie mijn eerdere artikel over de samenstelling van de mens). Het ligt in de aard van de echt goede kunstenaars om ideeën van God vorm te geven in beelden (musici werken met klankbeelden), in een bepaalde tijd en op een bepaalde plaats. Hiermee geven zij mede vorm aan een bepaalde cultuur. Zo dragen zij bij aan de ontwikkeling van de mensheid. Er gaat voor zeer velen een grote steun en kracht uit van kunstwerken, juist omdat die de echte werkelijkheid zichtbaar en voelbaar maakt. Zo je zelf al niet tot tranen geroerd bent geraakt door Late Rembrandt, denk dan aan de beroemde scene uit de Shawshank Redemption wanneer de hoofdpersoon, Andy Dufrense, erin slaagt de prachtige Duettino-Sull’aria uit Le Nozze di Figao van Mozart te laten weerklinken uit de luisprekers op de luchtplaats. https://www.youtube.com/watch?v=azWVPWGUE1M De Mattheus mag ook. Fijne Pasen!

Mooie reactie, Adèle, dank voor de aria uit een film die ik niet ken (en niet gezien hoef te hebben als ik dit fragment zie). Maar die muziek van Mozart is schitterend.

Spinoza's schijnbare gebrek aan belangstelling voor muziek, belletrie en de beeldende kunsten is voor mij persoonlijk een gemis. Hierbij moet wel de kanttekening worden geplaatst dat Colerus' bericht over Spinoza's portretten 'schetsboek' mogelijk toch kan duiden op enige belangstelling voor de kunsten. Bovendien had hij in zijn jeugd contact met de ex-kunsthandelaar tevens 'theater-regisseur' Van den Enden, had hij in de jaren 1660 contact met leden van het genootschap Nil volentibus arduum, vond hij zowel in Voorburg als in Den Haag onderdak bij decoratieschilders en had hij in zijn Haagse kamer een portret aan de muur hangen. Maar of we hieruit mogen afleiden dat Spinoza niet geheel ongevoelig was voor de kunsten, is nog maar de vraag. Hoe dit ook zij, in zijn werk is van zo'n belangstelling weinig terug te vinden. Toch meende ik me te herinneren dat hij enkele keren iets i.v.m. de kunsten ter sprake heeft gebracht. Maar waar...? Je blog kwam voor mij dus op het goede moment! Dank, Stan!

Rik, misschien heb je ook iets aan het blog, waarin ik Spinoza's teksten over kunsten en wetenschappen in de TTP bijeen zette,

http://spinoza.blogse.nl/log/spinoza-over-kunsten-en-wetenschappen.html

Dank wederom! Die door Paul Claes bezorgde gedichtenbundel kende ik niet. Ik hem hem wel van mooie romans over de Romeinse tijd. Met groet