Rebecca Goldstein: 'De onbekende Spinoza' herlezen

Tussen de bedrijven door [het bezig zijn met de TTP i.v.m. de lezingencyclus van de Ver. Het Spinozahuis] herlas ik met wederom veel genoegen Rebecca Goldsteins De onbekende Spinoza. uitgeverij Atlas, Amsterdam, 2007 (oorspr. Betraying Spinoza, 2006). Ik las het bijna anderhalf jaar geleden en besprak het toen met enthousiasme. [zie hier]

Het boekje blijkt beduidend meer uit zowel de biografie van Rebecca zelf, Spinoza en de joodse lotgevallen te bevatten dan ik mij herinnerde. Ik was namelijk het meest enthousiast over haar prachtige samenvattingen van en commentaren op grote kerndelen van Spinoza’s filosofie. En die stukken worden dan in de herinnering groter. Maar gelukkig vormen die toch wel omvangrijke delen van het boek.

Ze is tamelijk veel bezig om achter de persoon Spinoza te komen en zijn joods-zijn te duiden en met name om te laten zien dat Spinoza ook gevormd was door het joodse lijden – dat hij zich dat had aangetrokken en er mede door gevormd was. Ze doet dat echter in mijn beleving niet irritant en claimerig, dus dat krediet gun je haar als lezer. Maar in haar Epiloog gaat ze wat te ver met te beweren: “Zijn vaste voornemen de tragiek van zijn joodse verleden te doordenken heeft hem tot zijn unieke denksysteem gebracht.

Ik verwijs hier naar mijn eerdere bespreking waarvan ik niets hoef terug te nemen. Ik heb er ook enige links naar andere besprekingen opgenomen. Hier wil ik nu een aantal passages noemen, waarin ik vind dat Goldstein heerlijke schetsen biedt die Spinoza duiden.

Op blz 57-60 waar ze het heeft over wat anderen het PSR (Leibniz’ Principle of Sufficient Reason) en wat zij noemt Spinoza’s ‘redelijke veronderstelling van de rede’, dat hij niet als axioma vermeldt, maar waar hij wel vanuit gaat, namelijk: elk feit heeft een verklaring. En wat ze daar dan verder in kort bestek over zegt: hoe voor Spinoza de wereld fundamenteel rationeel, inzichtelijk is – hoe natuur en logica één zijn.

Over dat onderwerp, over dat ‘de wereld zichzelf moet verklaren’ komt ze nog eens terug van blz 204 – 207, en over de verklaarbaarheid van het er-zijn, over de ‘werkelijkheid als ontologisch verrijkte logica’, gaat ze nog eens door op blz'n 220-221. Aanbevolen.

Ik ken tenminste één iemand die vindt dat ze hem, net als anderen die geschiedenis van de filosofie onderwijzen, te sterk neerzet als ‘rationalist’ en dat ze zijn empirisme bagatelliseert. Ze gaat zelfs zover te beweren: “Daar we echter te maken hebben met een deductief systeem, kan dit commentaar, zoals ook elk ander commentaar in de Ethica, in principe ook zonder enige voorafgaande ervaring geschreven zijn." (blz 179) Dit schrijft ze na het aanhalen van het scholium bij stelling 35 in deel III, waar Spinoza zeer invoelend schrijft over de seksuele jaloezie van iemand die zich zijn geliefde vrijend voorstelt met een ander.

Ik wijs voorts op de blz’n 150-153 waar zij spreekt over de vanzelfsprekende en onweerstaanbare bekommernis over onszelf: schitterende bladzijden over de conatus, die zoals zij het beschrijft zoveel inzichtelijker wordt dan bij vele anderen.

Ik beveel haar tekst op de bladzijden 175-177 aan waar zij spreekt over de intuïtie en de intellectuele liefde tot god, blz 179 over het ‘extatisch rationalisme’ en de bladzijden 194-195 over de vreugden van het gebruik van de rede. Eigenlijk het hele vijfde hoofdstuk, getiteld ‘Met de ogen van de geest’, is een aanrader.

Enfin, ik was en blijf enthousiast over dit boek en raad het iedere belangstellende in Spinoza van harte ter lezing aan. (Ik zeg dit daar ik na de lezing in Amsterdam twee aanwezigen sprak die het boek niet kenden).

Een paar kleine foutjes, waarbij ik niet weet of die van haar of van de vertaler of uitgever komen, zijn vergeefbaar. Op blz 148 wordt van Colerus gezegd “de man bij wie Spinoza voor zijn dood in Den Haag op kamers woonde en die een schijnheilig verontwaardigde biografie van Spinoza geschreven heeft…” Dat hij ‘voor zijn dood woonde’ à la, maar Spinoza heeft niet bij Colerus op kamers gewoond. Colerus heeft vele jaren later gewoond in het eerste huis waar Spinoza in Den Haag verbleef. In de Epiloog op blz 241 en ook in de Tijdtafel op blz 266 staat foutief dat de Tractatus Theologico-Politicus in de Opera Posthuma werd gepubliceerd; dat was de Tractatus Politicus.