Sefardische geschiedenissen

Dit boek, Jean-Christophe Attias (dir.): Les Sépharades et l'Europe. De Maïmonide à Spinoza. Pups, 2012 (ik zag het bij de AAS), werd de aanleiding dat ik weer eens een ander boek uit de kast nam. Eerst, om een indruk te krijgen, even nog de inhoudsopgave van dit boek: Table des matière
Avant-propos, par Jean-Christophe Attias
Première partie : RACINES
Les racines sépharades de l’Europe chrétienne ? Philosophie, théologie et exégèse, Jean-Christophe Attias
La métaphore et le partage, Alain de Libera
Les Sépharades, passeurs et passants, Marwan Rashed
Seconde partie : GENESES
Une genèse sépharade de la modernité européenne ? Spinoza, ses lectures et ses lecteurs, Pierre-François Moreau
Ou bien spinozisme, ou bien messianisme, Gérard Bensussan
Spinoza et le tournant marrane de l’histoire sépharade, Natalia Muchnik
Bibliographie sélective

Het boek dat ik hierdoor ging herlezen was dit van Victor Perera, Het kruis en de pereboom (Atlas, 1995; oorspr. The Cross and the Pear Tree, 1995). Toen ik het 14 jaar geleden las had het een blijvende indruk op me gemaakt, die maakte dat ik wist dat ik het zeker ooit nog eens voor een tweede keer wilde lezen. Het was - lang voor ik me met Spinoza bezig zou gaan houden – mijn eerste kennismaking met de uitwaaiering over Europa en vooral het Ottomaanse gebied van de Sefardische joden na de uitdrijving uit Spanje en later Portugal. Het is zo’n boek dat een journalistiek geschreven mengvorm is van autobiografie, researchverslag, reisverhaal, familiegeschiedenis en volksgeschiedenis ineen. De schrijver, die schrijven en Spaanse literatuur studeerde én zelf een afstammeling is van een van die Sefardische families, Pareira, kreeg ooit het advies om de geschiedenis van de verspreiding der Sefardische joden over de wereld uit te zoeken en te beschrijven aan de hand van de lotgevallen van zijn eigen stamboom – het werd een exemplarische bio- en historiografie.

We komen in Jerusalem, Toledo, Alexandrië, Saloniki, Guatamala, New York, Amsterdam en andere plaatsen en in vele eeuwen terecht. Ik vond het weer een goed en interessant boek, hoewel nu hier en daar iets té uitvoerig wat de eigen gezinsgeschiedenis betreft. Maar ik was niet van plan in dit blog een recensie van het boek te schrijven - slechts enige indrukken  te geven - en ja iets kan je maar een keer als nieuw ervaren.

Maar je kríjgt een aardig inzicht in allerlei joodse zaken tot en met de spanning tussen de Ashkenasische initiatief nemende zionisten uit Oost Europa en de ‘Oosterse’ en Noord-Afrikaanse Sefardische joden in Israël. Een van de dingen die ik er uit meekreeg en die me bijbleef was wat Ladino is: de taal der Spaanse joden in de steden waar ze grote concentraties vormden, Livorno, Saloniki e.a.

Nu zag ik dan dat Spinoza ook in het boek voorkomt, maar duidelijk is dat de auteur geen groot kenner van Spinoza’s werk is. De korte mededeling bij de geschiedenis van Lope de Vera (“De Amsterdamse filosoof Baruch Spinoza, die als klein jongetje over Vera’s martelaarschap hoorde, vertelde dit verhaal jaren later aan een collega alsof hij het zelf had meegemaakt.” p. 70-71), werd aanleiding voor het blog gisteren over deze Don Lope de Vera y Alarcón (1619-1644) - Juda el Creyente.
Hoe snel ging zulk schokkend nieuws over een auto-da-fé van een fanatiek gelovige, een bekeerling tot het jodendom nog wel, door Europa? Dat Spinoza het “als klein jongetje” hoorde verzint de auteur zelf; om nou Albert Burgh een ‘collega’ te noemen... en de enige bron, het stukje in die brief aan Albert Burgh die ik gisteren citeerde, kun je toch niet typeren “alsof hij het zelf had meegemaakt”? De schrijver heeft een klokje horen luiden. Het zij hem vergeven.

In het hoofdstuk over de Pereira’s in Amsterdam komt Spinoza iets uitvoeriger aan bod – maar slordig. Hij schrijft: “Er zijn overvloedige bewijzen die erop duiden dat Abraham Israel Pereira [zijn voorouder dus] een belangrijke rol speelde in de excommunicatie van Baruch Spinoza in de jaren 1660 (sic!).” Ook krijgt hij uit zijn pen dat Spinoza zich ook vervreemdde van “de calvinistische Kerk, waar hij zijn toevlucht zocht.” (p. 143) Een ander ‘feitje van horen zeggen’ is dat op Spinoza’s “familiewapen, zeer toepasselijk, een roos stond afgebeeld met de tekst ‘Caute quia spinoza.’ (‘Pas op, ik draag doornen’) (p. 146)
Maar ach, het zijn kleinigheden in een boek dat een aardig beeld geeft over de lotgevallen van de diverse takken van een uit Spanje en Portugal verdreven familie.

 

                                                     * * *

Op de omslag van het boek een deel van het schilderij De Grote of Portugese synagoge van Gerrit Adriaensz. Berckheyde (1638-1698)