Spinoza en de 'kabood JHWH' [3]
Na het vorige
blog “Spinoza en de 'kabood JHWH' [2]”, heb ik de ‘stoute schoenen’
aangetrokken en de daar genoemde professor Zev Harvey om informatie gevraagd.
En hij was zo vriendelijk direct zijn antwoord te mailen.
Hij verwees
naar de “English summary of my Hebrew article in Iyyun 49 (2000), p. 111”, maar
bij dat artikel is niet zo eenvoudig te komen. Ik had mij, denk ik, slordig
uitgedrukt door te zeggen dat ik zijn Hebreeuwse artikel “The Term Gloria in Spinoza’s
Ethics” had gevonden, terwijl ik slechts in secundaire literatuur de titel
ervan was tegengekomen.
Het volgende
echter bracht me verder, waar hij schreef:
“See also my
article, "Spinoza's Metaphysical Hebraism," in H.M. Ravven and L.E.
Goodman, Jewish Themes in Spinoza's Philosophy, Albany: SUNY, 2002, p. 111, and
p. 114, n. 26.
Spinoza's use
of "gloria" = "beatitudo" in Ethics, V, 36, refers in
particular to Isaiah 58:8. See Spinoza's
comments on this verse in TTP, ch. 5. See also Maimonides, Guide, III, 51.”
De inleidende
redacteuren, Heidi Miriam Ravven & Lenn Evan Goodman, van Jewish Themes in Spinoza's Philosophy [SUNY
Press, 2002], zo is bij books.google te zien, vatten Zev Harvey’s bijdrage in z’n volgende
kern samen:
“Warren Zev
Harvey proposes that Spinoza found in the Hebrew language seeds or stimuli for
the distinctive categories of his metaphysics and ethics.”
Daarna geven ze de volgende iets uitgebreidere samenvatting, waarin - mocht daar nog vraag naar zijn - duidelijk
wordt dat ‘kabod’ het Hebreeuwse woord voor ‘gloria’ is.
Bij de pagina
(111) waar het om gaat, laat Google ons niet komen, alleen krijgen we nog te
zien (wanneer we om het woord ‘kabod’ vragen):
“He [Spinoza] affirms there that the Scriptural term "glory" (Hebrew: kabod) designates amor Dei intellectualis or beatitudo. Like his interpretation of the Tetragrammaton, his interpretation of kabod is borrowed from Ezra and Maimonides.”
We weten
voor ons doel daarmee genoeg.
Vervolgens ga ik uiteraard in op het voorstel om ook nog even na te gaan welk
commentaar Spinoza in het 5e hoofdstuk van de TTP geeft op
Jesaja 58:8. Ik neem hierna de betreffende passage [H5,§ 4,] over uit de
vertaling van F. Akkermans [Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1997, blz. 173-74; de voetnoten zijn van Spinoza zelf].
Je krijgt inderdaad een scherpe indruk hoe Spinoza aan het eind van de Ethica,
in 5/36S, hiernaar terugverwijst.
[4] Maar laten
wij terugkeren tot ons betoog en nog andere bijbelplaatsen naar voren brengen,
die in ruil voor het verrichten van de ceremoniën niets anders beloven dan lichamelijk
voordeel en alleen in ruil voor het naleven van de goddelijke universele wet de
zaligheid. Onder de profeten heeft niemand dit duidelijker geleerd dan Jesaja.
In hoofdstuk 58 immers beveelt hij, na de huichelarij te hebben veroordeeld,
vrijheid, en liefde jegens zichzelf en de naaste aan, en belooft in ruil
daarvoor [vers 8]: Dan zal uw licht
doorbreken als de dageraad, en uw gezondheid zal dadelijk opbloeien, en uw
gerechtigheid zal voor u uitgaan, en de heerlijkheid van God zal u vergaderen*
enz. Daarna beveelt hij hen ook een nauwgezette sabbatsviering aan, waarvoor
hij hen dit belooft [vers 14]: Dan zult
gij u verlustigen met God† en ik zal
u doen rijden over de hoogten der aarde‡ en u het erfdeel van Jakob, uw vader, doen genieten zoals de mond van
Jehova gesproken heeft. Wij zien dus dat de profeet in ruil voor het
schenken van vrijheid en liefde een gezonde geest in een gezond lichaam, en
Gods heerlijkheid ook na de dood, belooft. Voor het verrichten van de
ceremoniën echter belooft hij niets anders dan veiligheid van de staat,
voorspoed en lichamelijk geluk. In de Psalmen
15 en 24 wordt geen gewag gemaakt van ceremoniën, doch alleen van zedelijke
leerstukken, natuurlijk omdat in deze psalmen alleen gesproken wordt van de
zaligheid en alleen de zaligheid in het vooruitzicht wordt gesteld, zij het ook
in de vorm van gelijkenissen. Want het is zeker dat daar met de berg Gods en zijn
tenten en met het bewonen daarvan de zaligheid en de rust van het gemoed bedoeld
wordt en niet de berg van Jeruzalem of de tabernakel van Mozes, want die
plaatsen werden door niemand bewoond en alleen beheerd door hen die uitsluitend
uit de stam van Levi waren. Voorts beloven ook alle uitspraken van Salomo die
ik in het vorige hoofdstuk heb aangehaald, alleen voor de cultivering van het
verstand en de wijsheid de ware zaligheid, namelijk dat daaruit ten slotte de
vrees Gods verstaan en de kennis Gods gevonden zal worden [Spreuken 2:5].
____________
* Hebraïsme,
waarmee het tijdstip van de dood wordt aangeduid; 'tot zijn volk vergaderd
worden' betekent: sterven, zie Genesis 49:29-33.
† Dit betekent: zich eerzaam verlustigen, zoals men ook in het Nederlands zegt:
met Godt, en met eere.
‡ Dit betekent: de staatsmacht, als een paard met een teugel, vasthouden.
* * *
De blogs over Spinoza en de 'kabood JHWH'
17-07-2013: Spinoza en de 'kabood JHWH'
19-07-2013: Spinoza en de 'kabood JHWH' [2]
23-07-2013: Spinoza en de 'kabood JHWH' [3]
24-07-2013: Spinoza en de 'kabood JHWH' [4]
Reacties
Vooral de eerste alinea van Raven & Goodman over Zev Harvey is een professional statement die waard is om ingelijst te worden. Heb vroeger vaak andere geluiden gehoord!
Wim Klever 23-07-2013 @ 20:58
Reageren