Spinoza en de 'kabood JHWH'
Maandag 15 juli hadden we de laatste bijeenkomst van dit seizoen met de Spinoza Kring Limburg en behandelden we het laatste deel van Ethica deel V. En dit werd een heel bijzondere blij makende bespreking. Eén van de deelnemers, Ad Appels, had ons vooraf een stuk toegezonden, waarin hij zich afvroeg en ons de vraag voorlegde: Is ‘Gloria Dei’ Spinoza’s vertaling van ‘Kabood Jahweh’? Ik neem het begin van zijn notitie over:
In het scholium bij stelling 36 van hoofdstuk V schrijft Spinoza: “Op grond hiervan zien we met helderheid in waaruit ons heil, onze gelukzaligheid en vrijheid bestaat, namelijk uit de bestendige en eeuwige liefde voor God, met andere woorden in de liefde van God voor de mensen. Deze liefde of gelukzaligheid wordt in de Heilige Schriften “heerlijkheid” (gloria) genoemd…” [cursief van AA]
Naar welke term verwijst Spinoza hier? Mijn vermoeden is dat Spinoza hier het woord “kabood” in gedachten heeft. Dit woord komt in het oude testament veel voor. Exegeten hebben het geteld en komen tot 202 keer.1 Er is echter geen directe evidentie die mijn vermoeden ondersteunt dat Spinoza bij het gebruik van het woord Gloria denkt aan de “kabood Jahweh”. Ik ken ook geen auteur die naar dit begrip verwijst. Aldus Ad Appels.
Toch is er evidentie dat Spinoza bij ‘gloria’ ‘kabood’ in gedachten heeft. Eenmaal, zo ontdekte ik, vind je bij Spinoza Kebod Elohim (zo schrijft hij het) en dat vertaalt hij met Gloria Dei.
In Hoofdstuk V § 19 van de Tractatus theologico-politicus vinden we deze tekst: “Haec sunt verba Maimonidis, quibus R. Joseph filius Shem Tob in suo libro, quem vocat Kebod Elohim, seu gloriam Dei addit, …” etc.
In vertaling van F. Akkerman: “Dit zijn de woorden van Maimonides, waaraan rabbi Jozef, de zoon van Shem Tob, in zijn boek dat hij noemt Kebod Elohim of De heerlijkheid Gods, nog het volgende toevoegt: …”
Het is dus duidelijk dat gloria Dei (er staat gloriam daar het lijdend voorwerp is) Spinoza’s eigen vertaling van Kebod Elohim is.
Wat betekent kabood?
De Hebreeuwse term
[Hierna volgt weer een deel uit de notitie van Ad Appels:]
“En boven de koepel zag ik iets dat leek op een troon van saffier, en daarboven, op die troon, zag ik een gedaante als van een mens. Vanaf wat zijn lendenen leken te zijn naar boven toe zag ik iets dat glansde als wit goud en door iets als vuur omgeven was, en naar beneden toe zag ik iets als vuur, omgeven door een stralende gloed. Zoals de boog die bij de regen verschijnt in de wolken, zo zag die gloed eruit”. (Ezechiel 1).
*
Ik zag dat er tronen werden neergezet en dat er een oude wijze plaats nam. Zijn kleed was wit als sneeuw, zijn hoofdhaar als zuivere wol. Zijn troon bestond uit vuurvlammen, de wielen uit laaiend vuur. Een rivier van vuur welde op en stroomde voor hem uit. (Daniel,7).
*
Sta op en schitter, je licht is gekomen,Over jou schijnt de luister van de Heer
Duisternis bedekt de aarde
En donkerte de naties, maar over jou schijnt de Heer,
Zijn luister is boven jou zichtbaar
Volken laten zich leiden door jouw licht,
Koningen door de glans van je schijnsel (Jesaja 60).
*
De woestijn tooit zich met de luister van de Libanon,met de schoonheid van de Karmel en de Saron,
Men aanschouw de luister van de Heer
De schoonheid van onze God (Jesaja 35)
*
Ook in het nieuwe testament is onder de term “doxa tou theou” vaak sprake van de Gloria van God. Het bekendste voorbeeld is de zogenaamde gedaantewisseling op de berg Thabor.
[Tot zover uit de notie van Ad Appels]
Terug naar Spinoza
Het is toch wel heel bijzonder dat Spinoza hier aan het eind van deel V van de Ethica terugverwijst naar het voor het jodendom zo belangrijke begrip kabood. Hij noteert erbij: “nec immerito”: “en terecht”, “en met recht” (Krop) of “en niet tenonrechte” (Vermeulen). Hij omarmt dus deze oude Bijbelse uitdrukkingswijze!
Hoe ten onrechte hebben velen gemeend dat hij zich volledig van het jodendom zou hebben afgekeerd. Hier blijkt nog eens hoe hij in deze traditie staat, maar er uiteraard zijn eigen uitleg aan geeft en wel door elk antropomorfisme uit het begrijpen ervan geëlimineerd te hebben.
In de TTP (H 2 en H13), zo laat Yitzhak Melamed zien2 , onderschrijft Spinoza Maimonides' notie dat de naam Jehova (H2) en de letters JHWH (het Tetragrammaton) verwijzen naar Gods ware essentie, te weten zijn bestaan.
Gods essentie is zijn noodzakelijke bestaan én zijn macht tevens. In 2/3S zegt Spinoza In 1/34 te hebben aangetoond dat Gods macht niets anders is dan Gods actieve essentie. Gods essentie is namelijk de oorzaak van zijn eigen bestaan (1/11) en van het bestaan van alle dingen (1/16 en 1/16C).
Geen ‘wonder’ dat als – met de scientia intuitiva - het inzicht bij ons doorbreekt, dat wij deel uitmaken van dit Godsbestaan, we dit ervaren als uitzicht krijgen op Gods wezen, zijn macht en zijn heerlijkheid. Kortom, de kabood JHWH.
____________
1 P. de Vries: De heerlijkheid van JHWH in het Oude Testament en in het bijzonder in het boek Ezechiël. Groen, Heerenveen, 2010.In zijn proefschrift onderzocht De Vries de betekenis van het Hebreeuwse woord “kabood” als kwalificatie voor god in het Oude Testament, met name in het boek Ezechiël. Kabood betekent heerlijkheid of glorie. Het is uitgegeven en ook als PDF te vinden.
2 Yitzhak Melamed, “Spinoza’s Deification of Existence”, Oxford Studies in Early Modern Philosophy 6 (2012), 75-104. [In z'n geheel te lezen bij books.google]
Yitzhak Melamed, “The Metaphysics of Spinoza’s Theological Political Treatise”, in Melamed and Rosenthal (eds.), Spinoza’s Theological-Political Treatise: A Critical Guide (Cambridge: Cambridge University Press, 2010), 128-42. [books.google]
Ook bij Yitzhak Melamed is niets over Spinoza's verwijzing naar de kabood YHWH te vinden (bij hem zou je dat nog het meest verwachten)
Toevoeging 18 juli 2013
Het volgende is te vinden in
BENEDICT DE SPINOZA, Theological-Political Treatise, edited by JONATHAN ISRAEL, translated by MICHAEL SILVERTHORNE and JONATHAN ISRAEL. Cambridge University Press, 2007:"These are the words of Maimonides. Rabbi Joseph ben Shem Tov, in his book entitled Kevod Elohim , or Glory of God,14 adds that Aristotle (who he supposes has written the supreme Ethics, and whom he esteems above all others) missed nothing that was relevant to true morality and expounded it all in his Ethics and would have put it all conscientiously in to practice." [p. 79]
14 Kevod Elohim printed at Ferrara in 1556, was written in 1442 by Joseph ben ShemTov Ibn Shem Tov (c.1400-c.1460), a Spanish Jewish physician and philosopher who, in that work, rejects the equivalence between biblical and Aristotelian ethics argued by Maimonides; nevertheless, he too was a great admirer of Aristotle and, at Segovia, in 1455, wrote a detailed commentary on the Hebrew version of Aristotle’s Nicomachean Ethics.
* * *
De blogs over Spinoza en de 'kabood JHWH'
17-07-2013: Spinoza en de 'kabood JHWH'
19-07-2013: Spinoza en de 'kabood JHWH' [2]
23-07-2013: Spinoza en de 'kabood JHWH' [3]
24-07-2013: Spinoza en de 'kabood JHWH' [4]
Reacties
De dominicaanse theoloog Edward Schillebeeckx (1914 – 2009) schreef ooit over de 'rakelingse nabijheid van de onervaarbare God'. Om uit deze ‘paradox’ te geraken, gebruikte hij het begrip 'Kabood JHWH', dat ook hij vertaalde met 'de heerlijkheid Gods'. Deze wordt zichtbaar als liefde en laat zich in “bevrijdende en heil-gevende” praktijken, zoals bijvoorbeeld werken van barmhartigheid, ervaren. Het verschil met Spinoza is: deze kende geen ‘onervaarbare God’ en kwam dus ook niet in de paradox-mode. 'Rakelingse nabijheid’ drukt het spannende en vreeswekkende van deze 'goddelijke nabijheid' uit (een ernstig ‘near accident’ gelijk), waarmee deze ‘ervaring’ in de bijbel dikwijls gepaard ging, terwijl voor Spinoza alleen de gelukzaligheid en heerlijkheid telt.
Patrick 17-07-2013 @ 17:16
Schillebeeckx' stuk is te vinden in het boek "Ons rakelings nabij" uit 2005 dat inmiddels als PDF op internet staat:
http://www.dsts.nl/Ons%20rakelings%20nabij.pdf
Patrick 17-07-2013 @ 17:25
Iets aan blog toegevoegd vanuit de TTP-uitgave van Jonathan Israel
Stan Verdult 18-07-2013 @ 15:06