Spinoza heeft het gedaan...

Tweewekelijks heeft de vroegere hoofdredacteur Jan Greven nog een column in Trouw. Daarin bespreekt hij meestal boeken uit de protestantse wereld. Ik - katholiek opgevoede ongelovige - lees die altijd graag. Twee weken geleden was het laatste boek van prof. dr. Rudolf Boon de aanleiding voor zijn stukje, getiteld: Jeruzalem is bepalend voor de beschaving. Ik ging om de paar dagen even kijken of het al op de website was geplaatst, maar dat was de webmaster vergeten. Pas vandaag is het er op mijn verzoek op gekomen en kan ik er hier naar verwijzen.

Naar aanleiding van dit stukje beluisterde ik het in drie uitzendingen opgeknipte interview met Prof.dr. Rudolf Boon, emeritus hoogleraar Liturgie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, in EO's Nieuw Protestans Peil (20 dec. 2008; 27 dec. en 3 jan. 2009). Ik vond het interessant om dit gesprek met deze toen bijna, inmiddels 89-jarige geleerde te horen. Uiteraard, een grote mate van conservatisme – so what - maar hij brengt je in aanraking met een heel stuk geschiedenis en reflectie erover. 

 Boon schreef diverse boeken en in deze column, net als in deze gesprekken ging het over: Ons culturele draagvlak. Wat is er mee gebeurd? [Uitgeverij Aspekt, 2008, ISBN 9789059117273]. Uit de column van Greven neem ik de volgende passage over:

“In de renaissance en de vroeg moderne tijd, van de vijftiende tot midden zeventiende eeuw, was de positie van Jeruzalem ten opzichte van Athene, Alexandrië en Rome steeds dominanter geworden. Boon ziet dat aan uiteenlopende dingen. Aan de betekenis die bijbelse kernwoorden, als barmhartigheid, vergeving en bevrijding, krijgen voor het maatschappelijk handelen. Aan de waarde van arbeid en handwerk – die in Athene en Rome met opgetrokken neus werden overgelaten aan slaven. Aan de groei van het persoonlijk geweten en het besef als verantwoordelijk mens door God aangesproken te zijn. Het zal niet geheel toevallig zijn, dat Boon deze gunstige ontwikkeling vooral ziet in de Gouden Eeuw van de protestantse Republiek. Maar dan gaat het mis. Boon noemt met name Spinoza en Goethe. Spinoza die met zijn kritische lezing van het Oude Testament ‘Israëls waardigheid’ (uitverkiezing), ‘ontluisterde’. Goethe die het fundament van onze westerse beschaving zocht in Ilias en Odyssee en niet bij Mozes, profeten en apostelen. Goethe’s minachting voor Mozes en Oude Testament spoorde met een Verlichtingsdenken waarin eerbied voor Athene en Rome hand in hand ging met minachting voor Jeruzalem en, één stap verder, jodendom. Nog een stap verder en je zit in de oproep van Voltaire en d’Holbach aan Europa zich te bevrijden van het bijgeloof van dat minderwaardige jodendom, dat bederf van de Europese geest. Nog een stap verder en je komt via dit anti-judaïsme in het antisemitisme terecht. En zo is het, aldus Boon, ook gelopen. De westerse cultuur is in de Verlichting haar christelijke wortels kwijtgeraakt. Daarna is met de ondergang van het Europese jodendom de bodem onder onze beschaving weggeslagen en is onze cultuur op dood spoor terecht gekomen.”

Volgens Leo Strauss, waarover ik eerder een blog had, had de Verlichting (begonnen bij Spinoza) niet alleen minachting voor Jeruzalem, maar ook voor Athene. Het ‘bederf’ van onze cultuur ging dus nóg dieper dan Boon het aanziet.

[zie hier een eerder boek van Boon]

Zie hier een uitgebreid (biografisch) interview met R. Boon in Wapenfeld, Christelijk perspectief op geloof en cultuur, jg 50 (2000) nr 1, p 7-14.