Spinoza's Deus quatenus. Ofwel Spinoza's perspectivisme

De discussie die ik in de reacties op het blog “Een helder diagram van Spinoza’s metafysica” met Henk Keizer had over de al dan niet juistheid van het daar opgenomen schema, hebben we even gestaakt; ter nadere bezinning wat mij betreft. Er was veel tegelijk aan de orde, hetgeen discussies ingewikkeld kan maken. Ik pak er één kwestie uit en neem hier de gelegenheid te baat om een blog te schrijven over het belangrijke (en volgens sommige irritante) partikel ‘quatenus’ (meestal te vertalen als ‘voorzover’ of ‘naargelang’) dat Spinoza zo vaak gebruikt. Bijna ontelbaar vaak – het is bijna zijn sleutelwoordje.

Roger Scruton schrijft in zijn boekje Spinoza 1op enige plaatsen moeite te hebben met Spinoza’s gebruik van ‘quatenus’ (zie p. 84 en 108 van de Nederlandse uitgave). Op die laatste bladzijde schrijft hij: “Centraal in Spinoza’s denken staat het woordje ‘quatenus’, dat alles lijkt weg te vagen dat de filosoof tracht te bewijzen, omdat het juist te graag wil bijdragen tot dat bewijs. Met dat woord beschrijft Spinoza herhaaldelijk verschillen die absoluut en onoverbrugbaar zijn (zoals de verschillen tussen God en mens, eeuwigheid en tijd, vrijheid en dwang, handelen en ondergaan, onafhankelijkheid en afhankelijkheid) als graduale verschillen, waardoor hij een overgang suggereert waar geen overgang mogelijk is.” Het is duidelijk: Scruton is hier niet enthousiast.

Anderen beschouwen die term zelfs als de kern van het Spinozisme. Ik kom daar zo op. Eerst nog dit. Keizer haalde Curley aan die iets zou hebben geschreven als: "wijs me dan eens aan waar staat dat de gehele natuur (naturans en naturata) God of Substantie is.” Wel, dat vind je precies in hetzelfde scholium (EIp29s), waarin Spinoza schrijft dat natura naturans […] verstaan moet worden als “Deus, quatenus, ut causa libra, consideratur” (God, als vrije oorzaak beschouwd).

Bij implicatie verwijst dat woordje ‘quatenus’ naar de perspectiefwisseling, waarin God als gevolg wordt beschouwd. In de stellingen XX t/m XXIX van deel I van de Ethica heeft Spinoza het, waar Gueroult op wijst, over God als gevolg, over God als natura naturata dus, zo blijkt uit dit genoemde afsluitende scholium. Spinoza schrijft lang niet alles uit, maar laat wat aan de lezer over. Curley en De Dijn (zoals ook hij schrijft over Spinoza’s God) stoppen hun lezing daar vlak vóór het woordje ‘quatenus’, waarna Curley zelfs durft te vragen: “waar staat…” Nou, precies dáár!

In die voortdurende perspectiefwisseling is Spinoza sterk. Dezelfde denkfiguur van perspectiefwisseling zie je hem maken waar hij het over hetzelfde ding heeft dat je de ene keer kunt beschouwen onder het attribuut van uitgebreidheid, de andere keer onder dat van het denken. (bv EIIp7s)

Op diverse plaatsen (net als in scholium EIp29s) zijn de dingen (de modi, o.a. wij dus) te beschouwen als Deus quatenus modificatus est.

Zo luidt de eerste definitie van het tweede deel: “Per corpus intelligo modum, qui Dei essentiam, quatenus ut res extensa consideratur, certo et determinato modo exprimit; vide coroll. prop. 25. p. 1.” (Onder een lichaam versta ik een modus die Gods wezen, wanneer men het als een uitgebreide zaak beschouwt, op een welbepaalde wijze tot uitdrukking brengt; zie de bijkomende stelling van stelling 25 van deel 1; vert. Henri Krop)

J. v. Kuhn zag in de 19e eeuw in ‘quatenus’ dé sleutel (hij spreekt badinerend van ‘Zauberstab’) van Spinoza’s filosofie. Hij werd er net zo kregelig van als Roger Scruton.

“In diesem quatenus besteht auch das ganze Manöver der Spinozistischen Weltlehre, und nur durch es wird eine Vielheit in dem schlechthin Einen unterhalten, welche alsbald ins Nichtzuunterscheidende, absolut Unbestimmte, darum völlig Identische zurückfliesst, wenn man dem Spinoza seine Quatenuskrücke unter dem Arme wegstöst. Man kann sagen, das quatenus ist das Spinozistische am Spinoza.”
(J. v. Kuhn 2), geciteerd door Christof Ellsiepen, vet van SV)

Christof Ellsiepen 3), bij wie ik dit citaat tegenkwam, wijst erop dat Kuhn het als slechts een truc van Spinoza beschouwt – ‘quatenus’ als verlegenheidswoordje (of toverstaf) om het probleem van de verhouding van het ene en het vele die hij uiteindelijk niet zou weten op te lossen, als het ware weg te poetsen. Quatenus als poetslapmiddel!

Ellsiepen is veel positiever over deze woordvondst. Met dit ‘beroemde woordje’ is “de idee van de essentie van de enkeldingen identiek met het idee van de goddelijke essentie, voorzover (quatenus) die essentie van God in elk idee onder zeker attribuut en als in zekere en bepaalde wijze gemodificeerd beschouwd wordt.

Dezelfde denkfiguur wordt uitgedrukt in Deus sive Natura en in de formule ‘sub specie aeternitatis considerare’.

Deze perspectiefwisseling in zus of zo beschouwen, iets zien quatenus zus of zulk gezichtspunt is inderdaad typisch Spinoza.

In dat schema wordt dus terecht het woord  D E U S  ingeschreven in het hele ‘domein’ van de substantie. In het bovenste deel wordt er God mee bedoeld voorzover hij oorzaak (natura naturans) is: Deus, quatenus, ut causa libra, consideratur.
In het onderste deel van het vierkant wordt God bedoeld, voor zover hij gevolg (natura naturata) is: “Deus, quatenus modificatus est” of "Deus non quatenus infinitus est" (hetgeen Spinoza de lezer zelf laat invullen, maar hij gaf er met zijn quatenus wel de aanzet toe).

Ja, dus, is het antwoord op Curley’s vraag: de hele Substantie is God en is Natuur , de ene keer vanuit eeuwig/oneindig, de andere keer vanuit tijdelijk/eindig perspectief beschouwd = bekeken quatenus.

In plaats van een aanduiding als Spinoza's parallellisme acht ik Spinoza's perspectivisme een betere omschrijving van wat hij in zijn filosofie steeds doet: aanbevelen om van perspectief te wisselen. Typisch iets voor iemand die zeer geïnteresseerd en actief was in optica!

Nogmaals quatenus
Over het interessante en soms bijna paradoxale gebruik dat Spinoza van de term 'quatenus' maakt bij zijn bespreken van de 'Amor intellectualis' geeft Pieter van Walbeek een fraaie toelichting op zijn website.

Zie ook onder 'Basic terms' de bespreking van het 'quatenus'-begrip in Alan Drengson (Ed.) The Selected Works of Arne Naess. Springer, 2005 [hier bij books.google de betreffende pagina]

Bronnen

1) Roger Scruton, Spinoza. Lemniscaat, Rotterdam, 2000, 22003 (oorspr. 1986)

2) J. v. Kuhn: Jacobi und die Philosophie seiner Zeit, 1834, S 101

3) Christof Ellsiepen, Anschauung des Universums und Scientia Intuitiva. Die spinozistischen Grundlagen von Schleiermachers früher Religionstheorie. Walter de Gruyter, Berlin/New York, 2006, vooral p. 106-107

Reacties

Dag Stan, de discussie al hervat? "Deus, quatenus, ut causa libera, consideratur". Inderdaad, God voor zover beschouwd als vrije oorzaak. Dat is een perspectief, zoals je zegt. Maar dat wil niet zeggen dat de "natura naturata" het (of een) andere perspectief is, ofwel dat het andere perspectief is "God voor zover beschouwd als gevolg". Die conclusie ligt absoluut niet logisch in de tekst besloten. Als Spinoza het zo bedoeld zou hebben, wat zou er dan meer voor de hand liggen dan dat hij gezegd zou hebben:"naturans" is God voor zover beschouwd zus, "naturata" is God voor zover beschouwd zo.
"God voor zover beschouwd als gevolg", het lijkt een contradictio in terminis, het klinkt mij in elk geval als een vloek in de oren (we zijn het denk ik wel eens dat "is in God" niet per se inhoudt "is God")

Ik ben wel benieuwd wat iemand als Wim Klever hiervan zou zeggen.
Dank voor de uiteenzetting over het gebruik van "quatenus" bij Spinoza.

PS: De bewijzen dat voor Spinoza geldt 'God = natura naturans' zijn wat mij betreft 'overweldigend'.

1 De definitie van God is op zich al doorslaggevend. Definitie God: = Substantie = Attributen (E1def6)
Spinoza zegt niet: God = attributen en hun modi. En een definitie van Spinoza moet je niet met een korreltje zout nemen.

2 S. zegt: Buiten het intellect bestaat er niets anders dan substanties en modi (E1p4d) (aandoeningen = modi, E1def5)
Dat houdt toch in dat voor Spinoza modi geen substanties zijn? Dan kan hij toch niet menen dat modi 'God' zijn?

Beste Henk,
Uiteraard geldt (in zekere zin) dat 'God = natura naturans', maar er is wat Spinoza betreft, méér over God te zeggen. Waarom zégt hij niet (zoals jij wilt) 'God = natura naturans'? Waarom zegt hij erbij: "quatenus, ut causa libera, consideratur"? Omdat er nog zo veel meer te zeggen valt - omdat hij wil laten zien dat en hoe de wereld bij God hoort, van/in God is en God immanent in de wereld zit. Hij wil laten zien wat God DOET, wat zijn RESULTAAT is.
Helemaal eens: Spinoza moet je niet met een korreltje zout nemen!
Dus moeten jij (en Curley en De Dijn) hem niet willen verbeteren door hem te willen laten zeggen: 'God = natura naturans' - da's niet genoeg. Dat moffelt "quatenus, ut causa libera, consideratur" weg.

Uiteraard zijn voor Spinoza modi geen substanties: het zijn aandoeningen/modificaties VAN de substantie. Zoals jij het opschrijft klink het te dualistisch (als aparte dingen), maar modi zijn niets buiten de substantie.
En uiteraard meent Spinoza niet en kan hij niet menen dat modi God ZIJN. Maar zij drukken voor Spinoza wel Gods Wezen uit (om dat te laten zien gaf ik in het blog zijn definitie van lichaam in EIIdef1, maar zo zijn er vele passages). Modi zijn dus IN en VAN God en niet iets buiten God. Op een bepaalde manier beschouwd zijn zij God.

Jou klinkt "God voor zover beschouwd als gevolg" als onlogisch, als contradictio in de oren, maar zo is nu juist de manier waarop Spinoza filosofeert. Daarom gebruikt hij zo vaak het woordje 'quatenus': om de blikrichting van de lezer te sturen.
Ik hoop je ooit zover te krijgen dat je wilt inzien dat alles wat er gebeurt en wat we meemaken "God is voor zover beschouwd als gevolg." Dát is het determinisme van Spinoza.

Wat kon Bayle hier heerlijk om om 't contradictoire lachen: God in de vorm van Fransen in oorlog met God in de vorm van Duitsers... (of zoiets).

Voor Spinoza drukt ALLES Gods wezen uit, ALLES is afhankelijk van God, ALLES is verbonden met God, modi zijn IN God en zijn NIETS buiten God, enz. Daar hoef je me niet van te overtuigen. Maar het gaat er om wat door Spinoza 'God' wordt genoemd. Dat is de discussie. En dan verlaat ik me (o.a.) op zijn definitie. Het is voor mij een technische discussie: wat wordt door Spinoza 'God' genoemd. Niet: voor Spinoza is alles zo nauw met God verbonden dat we eigenlijk wel, enz.

Spinoza zegt wel degelijk dat God natura naturans is. Hij zegt God = attributen (E1def6) en attributen = natura naturans (E1p29s)

Dat het 'quatenus' niet dwingend is in de richting die jij wilt, heb ik in de vorige reactie al betoogd.

Het zal een hele kluif worden over en weer Stan!

Henk,
Jij gaat geheel voorbij aan de vraag "Waarom zegt Spinoza erbij: Deus, "quatenus, ut causa libera, consideratur"?"
Als je dat niet doet, hebben we geen discussie (en geen kluif).

Als ik zeg dat Spinoza NIET zegt (zoals jij doet) "God = natura naturans" maar dat hij zegt ""natura naturans [..], hoc est [..] Deus, quatenus, ut causa libera, consideratur." Dan voer ook ik een technische discussie. Spinoza schrijft dat er niet voor joker bij.

Zoals je zelf al gezegd hebt, zegt Spinoza ten aanzien van heel veel dingen 'quatenus'. Hij zegt van bijna alle dingen 'voor zover beschouwd als'. Spinoza schrijft het er zeker niet voor joker bij, God kan ook nog op een andere manier beschouwd worden dan als vrije oorzaak, maar dit 'quatenus' impliceert niet dat die andere manier 'als natura naturata' is. Dus 'technisch' valt daar niets uit te concluderen.

Waarom laat je van jouw kant steeds de definitie van God buiten beschouwing? Daar staat toch wat Spinoza met 'God' bedoelt?

Maar even een break tot later in de week?

Stan, over je fraaie stukje over 'quatenus' en de eropvolgende discussie met Henk Keizer 2 opmerkingen:
1. Spinoza is zo interessant omdat hij een radicale reductionist is: de gehele werkelijkheid wordt teruggebracht tot een klein aantal begrippen. Om de nuance te behouden gebruikt hij quatenus. Deze brengt structuur aan tussen de basisbegrippen en de overige termen. Het citaat van v.Kuhn in je stukje geeft dat treffend weer.
2. God omvat zowel de natura naturans als de natura naturata, zie E5p36,c: de liefde van de mens voor God = de liefde waarmee God zichzelf liefheeft = de liefde van God voor de mens. Ook in deze stelling quatenus, namelijk het wezen van de menselijke geest voorzover - quatenus - die onder het aspect van de eeuwigheid beschouwd wordt.

Stan, ik zou hierbij het laatste woord van mijn kant over de kwestie willen zeggen omdat ik bang ben dat we anders teveel in herhaling van zetten vervallen.

Jij hecht groot belang aan Spinoza's gebruik van het woord "quatenus" in E1p29c.
Er staat inderdaad: de natura naturans is God voor zover beschouwd als vrije oorzaak. Deze formulering zegt dat God hier vanuit een bepaald perspectief wordt beschouwd, en ze impliceert dat God ook vanuit een ander perspectief kan worden beschouwd. Bijvoorbeeld: 'God voor zover beschouwd als wat in zichzelf is en door zichzelf begrepen moet worden', of: 'God voor zover beschouwd als dat waarvan wezen en bestaan samenvallen'. Dat 'quatenus' inhoudt dat God ook vanuit een ander perspectief kan worden beschouwd, daarover geen probleem. Maar wat mij betreft is dat andere perspectief niet 'God voor zover beschouwd als noodzakelijk gevolg'. Dat zegt Spinoza hier ook niet. Maar daarover mogen we van mening (blijven) verschillen.

Adrie Hoogendoorn is wel erg snel klaar met de discussie. Alsof er geen argumenten uitgewisseld zijn. God omvat de hele wereld, inderdaad, maar daarom zegt Spinoza nog niet dat God de wereld is. En dat was de discussie.
Wat betreft E5p36c: de mens voor zover intellect, en ook alleen maar voor zover, is deel van Gods oneindige intellect. Daarom vallen 'de liefdes' samen.

Spinoza zegt niet (niet zonder meer) dat God de wereld is. God is natuurlijk méér dan de wereld. Hij zegt ook niet dat God de natura naturans is (zonder meer - ik ga niet herhalen wat hij daar zegt).
Hij zegt wel dat God de Substantie is (=het Enige en Alomvattende Absolute Alles - er is immers maar één substantie). Die substantie kent ´aandoeningen´ of wijzigingen, modi. Die zijn dus van en in de Substantie, waar immers niets buiten valt. Zó beschouwd is (omvat) Substantie dus ook modi.
Als hij zegt dat God de Natuur is (Deus sive Natura), bedoelt hij Natuur gelijk te stellen met Substantie. Als hij vervolgens twee aspecten (perspectieven) in die Natuur onderscheid (een oorzakelijk en een gevolgelijk aspect), dan is God vervolgens niet slechts één aspect van de natuur, de natura naturans, maar dan blijft God nog steeds samenvallen met/identiek aan de hele natuur, dus inclusief de natura naturata.
En die fundamentele consequente logica blijkt uit de hele Ethica.
Daarom kan het counterpart van 'quatenus, ut causa libera, consideratur', alleen maar zijn God, voorzover beschouwd in z´n gevolgen. Anders zou ´iets´ van de substantie (namelijk de hele wereld der modi) God niet zijn, er buiten vallen. Dat kan niet - zij zijn (aldus beschouwd! En alleen quatenus deze zienswijze) óók God.

Henk, je geeft in je repliek zelf al aan dat quatenus nevenschikkend is en niet onderschikkend. Het menselijke intellect en de menselijke liefde vallen samen met het goddelijke intellect en de goddelijke liefde. Dit betekent dat een modus naar zijn essentie goddelijk is, naar zijn existentie echter helaas vaak onwetend, zie E5p21-23.

Dag Stan,
Ik wil de discussie niet heropenen, maar ik vond nog een argument dat ik voor de volledigheid wil vermelden.

Spinoza schrijft: 'Tot het wezen van de mens behoort niet het zijn van de substantie' (Krop: 'Het substantiële zijn behoort niet tot het wezen van de mens.'). Denk je dat Spinoza "DEUS" of "SUBSTANTIE" over het plaatje van de mens en de andere modi zou hebben geplakt, of over het plaatje van de wereld?

PS: Je schrijft: 'God is natuurlijk meer dan de wereld'. Als je dit echt meent, wat ik niet denk, dan hebben we het niet meer over Spinoza. God is in de wereld, de wereld is in God, maar God IS niet de wereld, ook niet 'het geheel van de wereld' (dat is een oneindige modus). Mijn idee van Spinoza's God is (ook voor de volledigheid): God is de OERKRACHT of OERENERGIE die van alle eeuwigheid de wereld heeft VOORTGEBRACHT, die IN de wereld is, die zich UITDRUKT in de wereld en die haar IN STAND HOUDT.

Henk,
EIIp10 dat je erbij haalt, geeft inderdaad behoorlijk te denken over hoe je een en ander in schema brengt.
Daarvoor dus weer graag even pauze.

Ga jij intussen nog eens na wat jij (wat volgens jou Spinoza) nu precies verstaat onder 'de wereld', 'het geheel van de wereld', het 'universum', 'het universum als geheel'. Lees daarbij s.v.p. ook nog eens na wat je in de eerste discussie schreef. Je lijkt soms wat te goochelen met die begrippen, waarbij het mij gaat duizelen.
Vergeet niet dat je eerder schreef "Het totale diagram kan wel UNIVERSUM worden genoemd"; daardoor ben ik in duisternis gekomen. Dat krijg ik nu weer bij je gebruik van de term 'wereld'.

Zal ik doen. Ik heb bedoeld: wereld = universum. Het zou wel eens heel lastig kunnen zijn om een adequate grafische voorstelling te maken. Ik loop hierbij nog tegen een ander probleem op: bestaat er in het universum alleen een gemodificeerde God, gemodificeerde oerenergie? Zijn Spinoza's God en oerenergie theoretische constructen? Stan, dat bewaren we voor een andere keer.

Ik bedenk: Spinoza's God is een REËLE WERKELIJKHEID die door het INTELLECT kan worden waargenomen, de verschijningsvormen zijn een zaak voor zintuigen en imaginatio. Daarom zal een plaatje denk ik ook moeilijk zijn.