Spinozistische antinomie in Ethica 4/72

Aanleiding voor dit blog is Karel D’huyvetters blog vandaag op zijn website Spinoza in Vlaanderen, waarin hij met een vertaling en toelichting komt van de notoir moeilijke stelling 4/72, wel omschreven als de beroemde "apotheose van de vrije mens”.

De titel van zijn blog vat het thema samen in: “Te kwader trouw (E4p72)”

Op dit blog heb ik meermalen aandacht gevraagd voor de moeite die ik heb (en blijf hebben) met deze stelling en bijbehorend scholium.

Cf. de blogs van 18 april 2010, 11 april 2011 en van 1 april 2015. En nu vandaag weer – het is kennelijk een typisch april-onderwerp…

Voor discussie in de secundaire Spinoza-literatuur over 4/72 zie:

• Bennett, A Study of Spinoza’s Ethics (1984), p. 317-318

• Lee C. Rice, "Spinoza and Highway Robbery." In: Archiv für Geschichte der Philosophie 80 (1988): 211-218. [Cf.] Dat artikel opende met deze case:

 

• Don Garrett's, "A Free Man Always Acts Honestly, Not Deceptively': Freedom and the Good in Spinoza." In: Edwin Curley & Pierre-Francois Moreau (eds.), Spinoza: Issues and Directions. (New York: E. J. Brill, 1990), p. 221 – 238 [books.google]

• Louis Marinoff, "Hobbes, Spinoza, Kant, Highway Robbery, and Game Theory." In: Australasian Journal of Philosophy 72 (1994): 445-462.

• Kevin Zanelotti, “Spinoza and the antinomy of promissory obligation.” In: Southwest Philosophy Review 17 (1):69-76 (2000) – cf. beschikbaar gesteld in academia.edu

Het is vooral het doel van dit blog om de bezoekers van dit blog op de beschikbaarheid van dit laatste artikel te wijzen. Ik ontleende de titel van dit blog aan dit artikel dat de eerder genoemde interpretaties bespreekt en een goed overzicht geeft van de problematiek alsmede met een eigen leeswijze of “oplossing” komt.

Een echte oplossing heeft Zanelotti niet en hij eindigt zijn artikel met “a focus on the conatus doctrine at the expense of some of Spinoza's socio-political doctrines yields one interpretation, while placing the conatus doctrine within the scheme of those social doctrines yields another. This is what could be called the antinomy of Spinozistic promissory obligation.”

De claim van 4/72 en 4/72s is dus dat een vrij mens altijd te goeder trouw handelt, zelfs wanneer bedrog levensreddend zou zijn! Naar de mate waarin we vrij zijn, d.w.z. niet beïnvloed worden door externe oorzaken, streven we er noodzakelijk naar zo te handelen dat we alleen door onze eigen essentie bepaald worden. Dat is voor Spinoza hetzelfde als doen wat de rede ons voorschrijft. Uit onszelf, uit onze natuur, komt niets bedrieglijks voor. Dus naar de mate waarin we vrij zijn kunnen we niemand bedriegen.

Op een of andere manier echter lijken Spinoza’s conatus-leer en zijn leer over de vrije mens met elkaar in botsing te komen. Met cases als de vraag of je bij een roofoverval een valse belofte mag doen, kun je dan twee kanten op,
[1] ofwel (met Rice en Garrett 1990) erop wijzen dat niemand ingeval van een roofoverval vrij is, daar je wordt bedreigd van buitenaf, dus hoe zou je menen dat je in die situatie alleen maar vanuit jezelf en je eigen essentie zou kunnen handelen. Ook voor Karel D’huyvetters die een eigen case maakte (de helpers van Anne Frank worden gevraagd of er onderduikers in huis zijn), is vanzelfsprekend dat iedereen of elk fatsoenlijk mens dan zou ontkennen. Maar je blijft zitten met Spinoza’s nogal rigoreuze stellingname dat zelfs in die situaties de vrije mens niet ‘bedriegen’ zou. Door de betekenis die dit gedrag zou hebben voor de samenleving (als iedereen dat zou doen…) zou het lijken dat er ruimte is voor enig bedrog door de vrije persoon zolang er maar geen getuigen zijn…

[2] Ofwel je zou (met Garrett, "Spinoza's Ethical Theory." In: Don Garrett (Ed.) The Cambridge Companion to Spinoza (1996)) zover kunnen gaan en beweren dat iemand die door en door begrijpt dat een groter deel van z'n geest eeuwig is - want echt begrijpen geeft immers toegang tot eeuwig leven - dáárop het accent zal leggen wat z’n conatus aangaat om zijn zijn te behouden (in suo esse perseverare) en dan maakt het niet uit of het eigen leven nu korter of langer duurt. Zo gaan we Spinozistische heiligen maken? Ik denk dat die optie, waarop door Valtteri Viljanen wordt gewezen [in “On the Derivation and Meaning of Spinoza's Conatus Doctrine." In: Daniel Garber & Steven Nadler (Eds.) Oxford Studies in Early Modern Philosophy, Volume 4, Oxford University Press, 2008] enigszins onder de Spinozistische onzininterpretaties gerekend mag worden

Karel D’huyvetters heeft een eigen invalshoek die begint met dolus malus (slecht bedrog) met bedrieglijk opzet te vertalen en dat legt hij vervolgens uit als: “niet alleen de bedoeling hebben te misleiden, maar tevens de bedoeling om schade te berokken[en].” En dat brengt hem er weer toe onderscheid te maken tussen ernstige en minder ernstige zaken qua schade (iets wat Spinoza daar niet doet). Interessant om kennis te nemen van zijn uitweg uit de impasse. We hebben nu eenmaal enigszins kronkelredeneringen nodig om uit de Spinozistische antinomie te komen.