Swaab citeert Spinoza
Ik loop die passages hier even langs:
[1] In het hoofdstukje XVI.2, Het evolutionaire voordeel van religie, citeert hij uit Spinoza’s behandeling van de antropomorfe God en het finalistische denken (Ethica 1/appendix; Swaab geeft de plaats niet). Het klopt inhoudelijk wel wat hij daar schrijft. [2] In het paragraafje over bidden (XVI.6) schrijft hij: “Spinoza zag de zin van een vraaggebed al niet in, omdat hij niet in een persoonlijke god geloofde die van bovenaf op een gebed reageert. “Hij zag het gebed wel als een middel tot concentratie en meditatie.”(p. 343). Daarvan had ik wel graag de bewijsplaats gelezen. Ik kan mij niet herinneren dit bij Spinoza ergens gelezen te hebben en ik denk dus dat Swaab dit verzon of het overnam van iemand die dat deed.
[3] In hoofdstuk XVIII over de vrije wil, schrijft Swaab: “Ook volgens Spinoza (1632-1677) bestond de vrije wil niet. Hij illustreerde dit in de Ethica III, stelling 2 met de volgende sprekende voorbeelden: ‘Besluit een baby in vrijheid dat hij wil drinken? Besluit een boos iemand in vrijheid dat hij zich wil wreken? Besluit een lafaard dat hij wil vluchten? Besluit kletskous dat hij wat wil zeggen, terwijl hij zijn praatzucht niet kan bedwingen?’ Hiermee maakte hij meteen ook duidelijk dat zulke karaktereigenschappen nu eenmaal vastliggen. Daar verander je niets aan.” (p. 380, p. 447/8)
[4] “Kunnen we ons er niet beter bij neerleggen dat een volledig ‘vrije wil’ een illusie is? Dat is geen nieuw idee, want Benedictus de Spinoza zei al in de Ethica (12677, Stelling XL VIII): er bestaat in de geest geen onvoorwaardelijke of vrije wil.” (p. 393). Deze passage heb ik al besproken in het vorige blog.
Het enige waaraan ik denk als het over ‘Spinoza en bidden’ gaat, is dat Philip van Limborgh (1632 - 1712) die niet veel met Spinoza ophad, na diens dood aan een vriend schreef over hoe hij in Amsterdam in 1675 tijdens een diner waaraan ook Spinoza aanzat, deze tijdens het gebed met gebaren duidelijk maakte dat maar onzin te vinden.
Die voorbeelden spreken Swaab erg aan, daar ze overeenkomen met wat hijzelf al steedsvond, maar het zijn niet zozeer de vaste karaktereigenschappen die worden ontkend door degenen die de (illusie van de) vrije wil willen verdedigen.

