Wiep van Bunge’s CD-box met colleges over Spinoza en tijdgenoten

Op dit Spinoza-weblog had ik al wel aangekondigd dat in het Studium Generale van Delft vier colleges door Wiep van Bunge over Spinoza en zijn tijdgenoten door Home Academy zouden worden opgenomen en als CD’s zouden uitkomen [cf. blog van 23 febr. 2011]. Ook bracht ik de aankondiging dat de CD-box was uitgekomen [cf. blog van 6 oktober 2011]. Maar ik had tot voor kort deze CD’s nog niet beluisterd en besproken. En dat was, eerlijk gezegd, vanwege een vooroordeel. Ik had uit de aankondigingen de gedachte opgevat dat het vooral over de receptiegeschiedenis zou gaan en maar heel weinig over Spinoza’s leer. Vandaar ook dat ik, terwijl ik dus van deze uitgave wist, in mijn bespreking van het college van Han van Ruler [cf. dit blog van 20 dec 2011] beweerde dat dat de eerste CD’s over Spinoza’s filosofie waren.

                    

Ten onrechte, moet ik erkennen, want nu ik de voorbije dagen in de gelegenheid ben geweest deze colleges van Wiep van Bunge te beluisteren, merkte ik dat hij heel wat over Spinoza’s filosofie laat weten. Hij doet dat stukje voor stukje, verdeeld over de twaalf korte colleges van elk ca 20 minuten, waarin hij Spinoza’s vrienden en relaties, zijn volgelingen en critici na hem behandelt. Telkens geeft hij in korte schetsjes duidelijke en herkenbare typeringen van Spinoza’s denken. Dit alles, nadat hij op de eerste CD iets uitgebreider op Spinoza’s biografie, de boeken die hij schreef en de hoofdlijnen van zijn leer is ingegaan.

Die aanpak is heel praktisch en efficiënt. Zo krijgen we iets van Spinoza’s politieke filosofie, wanneer hij – op CD 2 - een schets geeft over de collegianten en Franciscus van den Enden. Overtuigend vond ik zijn behandeling ervan dat de invloed van de vrienden op Spinoza vooral op het vlak van het denken over politiek lag (H5). Het was de gedachte van de evengelijkheid van alle gelovigen en vervolgens van alle burgers, zoals die door de collegianten, Plockhoy en Franciscus van den Enden uitgedragen werd. En we krijgen over die politieke filosofie weer iets meer te horen – op CD 4 – wanneer Spinoza in de traditie van het Nederlands republikanisme van de gebroeders de la Court wordt geplaatst. Op die CD krijgen we ook een heel scherpe samenvatting van de gevolgen van de Nederlandse Opstand, waaruit de Republiek als onbedoeld gevolg tevoorschijn kwam. Kortom, we krijgen duidelijk inzicht in Spinoza's leer, tegelijk met mooie overzichten van de vriendenkringen van Spinoza: de liberale, vrijdenkende “christenen zonder kerk”, ook wel als “stiefkinderen van het christendom” getypeerd, waarbij we tegelijk een fraai overzicht krijgen van het confessionele landschap van de Republiek. En later de libertaire Franse Hugenoten.

Van Bunge geeft een goed beeld van de spanningsverhouding tussen rede en geloof, o.a. aan de hand van het boek van Lodewijk Meijer, Philosophia S. Scripturae interpres, van de opzet waarvan hij een duidelijk beeld geeft. In een discussie over of er wel of niet verschil was in Schriftinterpretatie tussen Meijer en Spinoza begeeft hij zich terecht niet, want daar is zo’n inleidend colleges niet de plaats voor.

Soms, zoals in H 8 over Beverland, Het leven van Philopater, Bekkers Betoverde wereld, de strijd tussen Coccejanen en Voetianen, de bloei van de pornografie en zo meer, worden er wat veel feitjes over de luisteraar heen gestrooid. Maar in het algemeen is mijn indruk dat deze colleges een goede inleiding bieden voor wie tamelijk onbekend zijn met de Zeventiende Eeuw en tevens een handig compendium van hoofdlijnen voor wie al wel meer in die tijd thuis zijn.

In H 9 krijgen we een interessant overzicht van het clandestiene boek en de samenhang tussen enerzijds La Vie et l'esprit de M Benoit Spinoza en het Traité des trois imposteurs. Bijzonder vond ik het dat ook de weinig bekende Hendrik Weyermars enige aandacht krijgt. Duidelijk komt het verschil tussen Spinoza en de soms scabreuze libertijnen naar voren. Het waren de libertijnen aan het eind van de 17e en begin van de 18e eeuw die Spinoza tot atheïst maakten en tot bestrijder van elk geloof. En dat is dan weer een fraaie kapstok voor Van Bunge om iets van Spinoza’s eigen opzet met zijn filosofie te schetsen aan de hand van de opening van de TIE en het laatste deel van de Ethica.

Hij laat bij dat alles goed zien hoe Spinoza – kritisch, maar toch - geworteld was in het cartesianisme en hoe moeilijk hij het ermee gehad moet hebben dat hij door de Nederlandse cartesianen niet werd gewaardeerd en zelfs werd bestreden [horen we in H 10]. Opmerkelijk vond ik zijn benadrukking dat Descartes geen causaliteit, geen interactie, tussen de substanties denken en uitgebreidheid erkende. Dat was deels inderdaad zo, het betroffen immers compleet andere 'werelden' die niets met elkaar hadden (vandaar de benaming substantie – het op zichzelf staande), maar op verzoek van zijn penvriendin Elisabeth van de Palts beschreef hij in zijn Les passions de l'âme toch wel degelijk de onderlinge interactie van lichaam en ziel van de mens. Daarop had Spinoza nou precies zoveel kritiek in het voorwoord van het vijfde deel van de Ethica.

In dat hoofdstuk 10 komt aan de orde hoe Spinoza almaar meer vooral negatief werd behandeld, en als een ‘wetsteen’ werd gebruikt waartegen men z’n eigen positie kon afzetten. Fraai vind ik hoe hij het theologisch-politieke probleem dat Spinoza zorgen baarde schetst aan de hand van de roep om eendracht (concordia) in kerk en staat. Hoe allerwege zorg bestond over de vraag hoe de bloeiende Republiek kon worden behouden tegen de gevaren van interne twisten die almaar opkwamen en dreigden. Spinoza trachtte met zijn TTP bij te dragen om die dreigingen het hoofd te bieden door enerzijds argumenten aan te dragen voor scheiding van de domeinen van theologie en filosofie (zou de wiskunde niet kunnen helpen tegen het sektarisme?) en anderzijds door het laten zien van het bestaan van een universeel waar geloof dat zich laat kennen aan daadwerkelijk gedrag.

Op de laatste CD krijgen we een best knappe schets over de latere receptie van Spinoza alsmede over de hedendaagse verschillen in de Spinoza-studie. We horen hoe, na de opleving van de Spinozastudie in Frankrijk in de 60-iger jaren, in de 80-iger jaren diverse studielijnen opkwamen die nieuw zicht boden op de Spinozareceptie: studies naar clandestiene manuscripten, hernieuwde belangstelling voor het materialisme van d’Holbach e.a. Lang bestond de idee dat Spinoza er in de 18e eeuw niet meer toe deed, maar dat is aangetoond een mythe te zijn. We krijgen iets mee van de strijd tussen Verlichtingsdeskundigen over de typering en dynamiek van de Verlichting. Lang was er de opvatting dat de Verlichting begin 18e eeuw gematigd begon en rond 1750 radicaliseerde met de Encyclopedie en met een "Voltaire die boos werd…" Jonathan Israel kwam tien jaar geleden in zijn Radicale Verlichting met een heel andere dynamiek op de proppen. Volgens hem begon de Verlichting eerder en vooral radicaler, namelijk bij Spinoza. Van Bunge lijkt zich - m.i. terecht - achter critici te scharen dat Israel  teveel nadruk zou leggen op de rol van de filosofie (de ideeën) en te weinig aandacht zou geven aan economische en sociale veranderingen en ook te weinig de impact van de empirische wetenschappen zou meewegen.

Dat laatste geeft overigens mij op mijn beurt weer aanleiding een beetje kritiek te geven op deze colleges, waarin Van Bunge zoals beloofd Spinoza in een cultuurhistorische context behandelt - wat hij doet - maar de nadruk ligt daarbij erg op de vrijdenkende en religieuze resp. libertaire vrienden; de relatie van Spinoza met wetenschappers (Boyle via Oldenburg, Christiaan Huygens, Vossius, Hudde, Tschirnhaus e.a.) blijft onderbelicht.

De 19e eeuw krijgt één regel (over Van Vloten), ook de eerste helft van de 20e eeuw wordt overgeslagen, maar we krijgen een korte schets van de ontwikkeling na WO II, na de ineenstorting van het existentialisme door de kritiek van de structuralisten op de nadruk op het subject en hun grotere aandacht voor de krachten die het ‘ik’ produceren. Daarbij wordt Spinoza als bron van inspiratie gezien, die immers een vergelijkbare kritiek op Descartes had.

Na de sterke doorzetting van de secularisering komt de belangstelling voor Spinoza als het ware als geroepen: Spinoza heeft in Van Bunge’s ogen vooral een functie voor leken die op zoek zijn naar levensbeschouwing. Opmerkelijk is inderdaad dat de Ver. Het Spinozahuis de grootste filosofische vereniging is, zoals ze voor Descartes en Leibniz niet bestaan.

De wetenschappers gaat het volgens Van Bunge niet om de vraag of Spinoza’s leer waar is, of hij het bij het rechte eind heeft, maar om de vraag welke betekenis aan zijn werk kan worden toegekend. Hij ziet Spinoza dan een brugfunctie vervullen tussen de analytische en de continentale filosofieën.

Al met al gaat het om boeiende colleges. Met op verschillende terreinen treffende hoofdlijnen, afgewisseld met vele interessante feitjes en details. Een aanwinst voor wie auditief ingesteld zijn of veel onderweg. Van Bunge spreekt in korte, duidelijke zinnen, waarin vele woorden nadruk krijgen. De colleges zijn dus zeer goed te verstaan, hoewel de opnamen zelf niet optimaal zijn, ietwat te scherp (met de microfoon iets te dichtbij of de opname iets overstuurd), maar vreselijk storend is dat niet.

                                                 * * *

Spinoza

Deze colleges worden georganiseerd door NRC [Handelsblad] Academie, i.s.m. Studium Generale TUDelft.

Ze worden geproduceerd door Home Academy Publishers.

Via beide websites is de CD-box te bestellen.