Spinoza in de joodse historiografie [16] Daniel B. Schwartz - derde vervolg met eindindruk

Dan nu mijn eindoordeel over dit boek. Daarbij corrigeer ik tevens een eerste indruk die ik in het eerste blog gaf. Daartoe moet ik ook iets van mijn aanpak vertellen.
Toen ik het boek in z’n geheel had gelezen was ik zó enthousiast geworden dat ik wist dat ik er veel over wilde zeggen. Ik bracht het boek, terwijl ik het de tweede keer las, in delen op het scherm. Zo werd dit een wat lange boekbespreking. Ik wilde echter een forse indruk geven van de inhoud het boek.

 

Na mijn eerste blog was ik nog slechts bij de inleiding. Tevens gaf ik daarin al enige eerste indrukken. In het tweede blog behandelde ik de hoofdstukken 1 t/m 4

In het derde blog kwamen de hoofdstukken 5, 6 en Epiloog.

Die eerste indruk wil ik hier enigszins corrigeren. Bij en na tweede lezing is mij duidelijker geworden, waarom de daar genoemden uit het Duitsland van de 1910-1930-iger jaren niet door Schwartz aan de orde zijn gesteld, hoewel een enkele keer Buber wordt genoemd en iets uitvoeriger iets van de kritiek van Hermann Cohen toch wel wordt behandeld. Aanvankelijk had ik de indruk dat hij door al die genoemde joodse intellectuelen buiten beeld te houden, zich “a usable past” had gecreëerd, waarbij hij zich niet voor de voeten wilde laten lopen. Maar inmiddels zie ik beter, waarom zij buiten beeld bleven: hij was op zoek naar diegenen die op een of andere manier Spinoza als de “eerste seculiere jood” of de “eerste moderne jood” zagen, of überhaupt moeite deden zijn joods-zijn te benadrukken, of deze bekommernis, zoals Singer deed, ironisch te behandelen.

De Spinoza-kritiek van de in dat eerste blog genoemde critici van Spinoza hoort daar niet bij. Schwartz geeft ons dus niet een boek over de complete joodse Spinozareceptie, want dan zouden die en andere critici erbij gehoord hebben. Hij had dus een bescheidener maar zeker niet minder interessant thema voor ogen, zoals duidelijk in zijn titel en ondertitel werd uitgedrukt. Zijn thema viel binnen het bredere thema van de joodse culturele Spinozareceptie. Zo is ook te begrijpen dat hij in zijn epiloog niet ook Jonathan Israel behandelt, die als joods historicus, ook het zijne heeft bijgedragen aan de hernieuwde Spinozareceptie, niet alleen door joden overigens. Daar ís het nodige over te zeggen, maar dat zou inderdaad in het thema van dit boek niet passen.
En zo is ook te begrijpen dat hij iets minder aandacht gaf aan en niet streefde naar een compleet beeld van alle organisatievormen en infrastructuren die bij de joodse overlevingszoektochten werden opgebouwd. Ook die kritiek moet ik afzwakken en constateren dat hij daarvan toch behoorlijk veel wel behandelt.

Ik kan me geheel vinden in zijn slotconclusie: Ja, Spinoza als eerste seculiere of moderne jood is een mythe, maar een uiterst nuttige mythe die als hefboom fungeerde bij de secularisatie. Sommigen hebben daarbij enigszins overdreven en van Spinoza bijna een heilige gemaakt. Het is nuttig dat voor ogen te houden.

Ik ben razend enthousiast over de kennis inzake de joodse Spinozareceptie die Schwartz in dit boek bijeenbracht. Juist voor dit weblog zal ik daar nog vaak uit putten – reken maar.