Was de naturalist en rationalist Spinoza tegelijk ook een mysticus? [12 en slot] Een conclusie?

Wat heeft mijn rondgang langs auteurs die iets zeiden over Spinoza en mystiek opgeleverd? Is op de in de titel van deze reeks vermelde vraag een duidelijk antwoord te geven? Ik denk ‘ja’, maar dat komt niet verder dan een persoonlijk antwoord, niet een antwoord dat iedereen zou bevredigen of voor iedereen zou gelden. Ook hier geldt het woord van Fichte dat Henri Krop in zijn boek over de Spinoza-receptie enige malen aanhaalt: Wat voor filosofie men kiest hangt af van wat voor mens men is. Dat betekent niet dat we alles (“de waarheid”) zó subjectief moeten maken. Je kunt bekijken met wat voor feiten (bewijsplaatsen in Spinoza) of argumenten (uit de context van zijn tijd, of uit de geschiedenis van de filosofie en/of de godsdienst, resp. de mystiek) iemand zijn interpretatie of lezing van Spinoza onderbouwt. En nagaan wat je overtuigend lijkt.

[En passant: dat Spinoza zelf het met Fichte eens zou zijn, denk ik niet. Wat hij over ‘vrijheid om te kiezen’ denkt weten we: als we menen daarin vrij te zijn komt dat omdat we ons wel van ons verlangen bewust zijn, maar de oorzaken ervoor niet kennen. Ook weten we, wat hij zo stellig schreef in zijn brief aan Albert Burgh: “Ik zeg niet de beste filosofie gevonden te hebben, maar ik weet dat ik de ware [filosofie] begrijp (Brief van eind 1675, begin 1676; cf. blog). Dat dus daargelaten…]

Bij Carp (cf. blog), voor wie Spinoza een mysticus was, zie je dat hij een soort interpretatieschema a.h.w. van buitenaf over Spinoza’s teksten heen legt. Uit het bestuderen van mystici en mystiek geladen filosofieën (b.v. Plato), heeft hij een schematisch kader ontwikkeld, n.l. dat een metafysica z’n levende invulling krijgt vanuit een voorafgaande (mystieke) intuïtie.

Wetlesen (cf. blog), voor wie Spinoza evenzeer mystiek geïnspireerd was, zie je veel meer zijn best doen om die veronderstelde mystieke oriëntatie te bewijzen vanuit Spinoza’s teksten in het Vijfde deel van de Ethica. Maar dat lukt hem alleen op basis van een zekere idiosyncratische lezing, door namelijk er vanuit te gaan dat Spinoza naast drie kenvormen (waarvan de laatste twee rationele) nog een meer emotioneel geladen kennisvorm zou kennen, n.l. het voelen (sentire) dat we eeuwig zijn. Niet met de scientia intuitiva, maar met die emotionele, persoonlijk geëngageerde kenact zou men pas zichzelf als betrokken op het geheel ervaren – zo a.h.w. Spinoza’s mystieke inzicht via het doorlopen van het mystieke pad kunnen na voltrekken.

Wat voorts opvalt is dat Paul Juffermans (cf. blog) in een studie alle aspecten van hoe Spinoza het religieuze benadert, uitvoerig kon behandelen, zonder het over een mystieke duiding van Spinoza te hebben. Hij verwijst in één noot naar een mogelijk mystieke duiding van de amor Dei intellectualis. Misschien om daar zijn promotor (De Dijn) tegemoet te komen, naar wiens mystieke duiding in een lezing over Einstein bij de VHS hij verwees.

Bij De Dijn (cf. blog) zie je wel dat hij een zekere mystieke duiding van Spinoza geeft, maar dat hij daar geen duidelijke uitleg of toelichting van geeft. Hij komt, goed beschouwd, niet verder dan het uitspreken van zijn overtuiging in deze. Ik kan zijn benadering van het onderwerp niet als helder en navertelbaar beschouwen.

Het stuk van de Zweedse studente, Tania Norell (cf. blog), is te zien als een fraai voorbeeld van Fichte’s stelling. Zowel waar zij laat zien dat Steven Nadler, die Spinoza als atheïst leest, hem als een ‘aarts-rationalist’ ziet in wie niets mystieks te ontwaren is (de mens die hij, Nadler, is, kan dat niet zien), als waar zijzelf ervan overtuigd is dat er mystieke trekken in Spinoza te lezen zijn. Dat brengt haar op een verzoening van het rationele en mystieke en wel zo, dat een - in beginsel althans - oxymoron als ‘rationele mysticus’, voor haar geen tegenstrijdige combinatie van begrippen meer is (dus geen oxymoron). De spanningsverhouding die deze begrippencombinatie oproept krijgt a.h.w. een eigen zeggingskracht. Het maakt – dat zijn mijn woorden – meteen duidelijk waarom Spinoza polyinterpretabel blijkt te zijn. Ook van een rationalist als W.G. van der Tak (cf. blog) wordt vooraf duidelijk (voorspelbaar) dat hij zich verzet tegen elke mystieke lezing van Spinoza.

De enige die de leer van Spinoza wat meer vanuit de literatuur over mystiek bestudeerde, Michael Eldridge (cf. blog), komt uiteindelijk tot de conclusie dat Spinoza als een religieus filosoof te zien was, die zijn filosofie als alternatief voor de traditionele godsdiensten zag niet alleen, maar zijn filosofie als de ware godsdienst (vera religio). Ook hier is er waarschijnlijk een samenhang met het feit dat Eldridge een pragmaticus was die zich na zijn promotie ontwikkelde tot een grootheid binnen de pragmatische filosofie.

Een benadering van de kwestie die mij wel als interessant lijkt en die mogelijk meer belovend zou kunnen zijn, maar die voor zover ik weet niet door iemand is opgepakt, is die van Hubbeling (cf. blog en blog), die er op wees (ik neem aan tegen Carp, hoewel hij die nergens noemt) dat je bij Spinoza niets kunt vinden dat ook maar in de buurt komt van de mystieke taal van ‘echte’ mystici, waarvoor hij om dat aan te tonen Ruusbroeck nam, maar ook anderen had kunnen nemen. Maar wel heeft volgens hem Spinoza’s systeem een zekere mystieke structuur. Die ziet hij in het gebruik dat Spinoza maakt van het zgn. dialectische redeneren - een redeneervorm die gebruik maakt van tegenstellingen. En dan niet de dialectiek zoals Hegel die later ontwikkelde, maar die van de scholastiek, zoals ook Thomas van Aquino redeneert. Die dialectiekvorm komt erop neer dat spreken over eindige dingen het bestaan van het oneindige veronderstelt; spreken over tijdelijke dingen geschiedt tegen de achtergrond van het tijdloze ofwel eeuwige; spreken over relatieve/betrekkelijke zaken gaat tegen de achtergrond van het (impliciet veronderstelde) absolute. Spinoza nu laat dat niet impliciet, maar expliciteert dat uitdrukkelijk en wel zodanig dat het absolute, oneindige en eeuwige werkelijk bestaat als actuele, daadwerkelijke achtergrond of fundament van alles – dat (logisch) ‘prior’ is. Die vereenzelvigt hij met God, de substantie die alle eigenschappen heeft die er maar kunnen zijn en waarbinnen alle tijdelijk bestaande eindige dingen vervat zijn. De logica van dit dialectische redeneren is in de ontwikkeling van de (symbolische) logica sinds de 19e eeuw minder bestudeerd. Indien dit wél gebeurde zou dat beter licht kunnen werpen op Spinoza’s filosofie.

Ik denk overigens dat niet alleen die structuur en logische denkvorm het is die minstens de suggestie van Spinoza als mysticus doet ontstaan, maar vooral ook de zeer positieve, blije uitkomst van de gelukzaligheid (beatitudo) en amor Dei intellectualis. Die is toch niet als logische consequentie van een dialectische redeneertrant te beschouwen; die moet a.h.w. van elders komen. Waarschijnlijk juist doordat Spinoza de absolute, eeuwige en oneindige causa sui zijnde substantie God noemt, die bij hem geen enkele connotatie met iets demonisch of angstverwekkends heeft, is er bij hem niets van een zinloze, angstige afgrond of Nietzscheaans nihilisme te ontwaren, of van de vertwijfelde angst die Heidegger (in zijn filosofie) en vele waanzinnigen in de werkelijkheid ontwaren. Ik denk dat Carp mogelijk enigszins gelijk heeft, niet zozeer dat Spinoza per se een ervaring van unio mystica moet hebben gehad, maar mogelijk vanuit de traditie waarin hij is opgegroeid en die hij heeft bestudeerd, een diepgaande overtuiging heeft opgedaan die hij moet hebben vastgehouden. Misschien heeft hij daarbij zelfs iets opgestoken van een deel van de kabbala (cf. blog en blog).

Spinoza’s monisme, maakte sowieso al dat er geen scheiding is tussen mensen en God. Alles is ín God en niets kan zonder God begrepen worden (Ethica 1/15). Van unio mystica (het binnen traditionele openbaringsgodsdienst zoeken van de eenwording met resp. het opgaan in een ‘persoonlijke’, een transcendente God, moest hij uiteraard niets hebben. Hem ging het erom mensen mee te nemen in de richting van het begrijpen van de wezenlijke eenheid die altijd al bestaat en waarin ieder al opgenomen ís; én waar ieder in principe al kennis van heeft. Alleen kan men zich daar met enige inspanning meer bewust van worden. Zo opgevat is zijn filosofie een en al mystiek. Eerder dan als ‘rationele mystiek’ zou ik het als ‘intellectuele mystiek’ willen omschrijven – als je Spinoza al met mystiek in verband wil brengen. Maar zoals altijd bij Spinoza, dan betekent mystiek wel heel iets anders dan het traditionele mysticisme.

Wat ik, denk ik, geleerd heb van mijn ontdekkingstochtje van deze maand, is een dieper besef van de polyinterpretabiliteit van Spinoza. Men kan hem mystiek duiden. Ik denk dat ik, waar ik hem zelf niet mystiek duidt, meer kan accepteren dat anderen hún duiding hebben. Ik merk dat ik ongeveer zo’n moeite met dat einde van de Ethica had, als Bennett (cf. blog). Alleen denk ik niet, als je veronderstelt dat Spinoza daar waanzinnig werd, dat je dát dan per se negatief moet duiden. Juist mede vanwege deze zoektocht naar begrijpen van Spinoza op dit punt, ben ik onlangs ook begonnen aan het boek van Wouter Kusters, Filosofie van de waanzin (2014) – ik ben toe aan het 4e en laatste deel en voorspel dat het in de Nacht van de Filosofie overmorgen de Socratesbeker toegekend zal krijgen (als een auteur die 2x kan krijgen, maar indien niet dan had de jury hem niet op de shortlist moeten zetten). In dat boek werkt hij breed de vergelijking uit tussen waanzin en mystiek én wil hij laten zien dat waanzin niet alleen als iets negatiefs, als doffe ellende en angst, maar ook als creatieve mogelijkheid kan worden ervaren die andere aspecten van het bestaan en van de wereld kan laten zien. Wellicht dat ik binnenkort over dat boek ga bloggen, hoewel het niet over Spinoza gaat.

Ik denk dat ik Carp kan nazeggen: het filosofisch lezen is het bewust worden van het eigen denken, zo althans legt Krop Carp uit (Spinoza. Een paradoxale icoon van Nederland, p. 623). Mijn overtuiging (of bevooroordeelde interpretatie) van Spinoza als zeker niet mysticus, ben ik al een beetje kwijt, in die zin dat ik constateer en accepteer dat hij kennelijk wél zo te lezen is. En het is inderdaad opmerkelijk dat Spinoza kennelijk al op redelijk jonge leeftijd in de TIE §13 spreekt over het zoeken van het ‘ware goed’: een natuur die sterker is dan de zijne maar die verworven kan worden, n.l. een natuur die “het bewustzijn is van de vereniging van de geest met de ganse natuur.” En vervolgens het summum bonum, n.l. dit met anderen te bereiken. Een intentie die hij vastgehouden heeft en aan het eind van de Ethica lijkt waar te maken.

Wat je m.i. wel kunt zeggen is dat waar mystici ingedeeld worden in meer cognitieve en meer gevoelsmystici, Spinoza, als hij al een mysticus was (met die vraag volg ik Angela Roothaan, cf. blog) met zijn sterke nadruk op begrijpen, meer een cognitieve, intellectualistische (liever dan rationele) mysticus zou zijn. Maar bij hem is er dan geen enkele plaats voor het irrationele, onbegrijpelijke en mysterieuze dat met de traditionele mystiek verbonden zou zijn.
En waar mystici worden onderverdeeld naar degenen die ‘het’ uit hun diepste innerlijk halen, versus mystici die zich a.h.w. aangeraakt voelen door ‘iets van buiten’, kun je zeggen dat Spinoza zeker niet bij die laatsten ingedeeld kan worden. Bij hem is het goddelijke volledig immanent en bestaat er niets dat van buiten (het universum) ‘contact met jou zoekt.”

Oké, we kunnen Spinoza wellicht zien als een volstrekt intellectualistische immanentie-mysticus, die los van en voorafgaande aan zijn eigen Ethica intuïtief een diepe waarheidsovertuiging had die hij in zijn Ethica probeerde over te dragen. In het Deus sive Natura zou de naturalist en rationalist Spinoza tegelijk ook een mysticus zijn; een die, zoals Yovel Spinoza’s boodschap formuleert: “both naturalizing God and sacralizing nature.” (cf. blog)

Reacties

Dankjewel Stan voor je extensieve onderzoek naar het veronderstelde mystieke 'gehalte' van het werk van Benedictus de Spinoza; een onderzoek waartoe ik zelf nog lang niet in staat ben bij een tekort aan gerichte belezenheid. Dat echter een terrein raakt/betreedt dat mij boeit/fascineert. Ik haak maar even aan bij het geciteerde woord van Fichte: Wat voor filosofie men kiest hangt af van wat voor mens men is... wat voor mens ik ben/wordt kan ik misschien wel/niet kiezen...Hoe dan ook, deze frase spreekt mij aan. Ik herinner mij nu een stelling van de pedagoog Langeveld (uit mijn kweekschooltijd; jaren zestig) die iets geschreven heeft over een religieus beginsel of kiem in elk mensenkind. Ik zou dat moeten opzoeken...
Eerlijk gezegd heb ik nog niet eens al je blogs over dit thema gelezen. Dat heb ik nog tegoed. Carp, daar ga ik nog induiken, want daar trekt me iets. Ik vrees dat dat de tendens tot totalitair denken zal blijken te zijn. Reden te meer om het door te nemen.
Verder had ik zelf de vooringenomenheid dat Spinoza, jong gevormd in de synagoge, op de een of andere manier een veeg van de kabbalistiek (welke?) moet hebben meegekregen of -genomen, zoals ik in mijn jonge jaren gevormd ben binnen het calvinisme op de Veluwe na WOII. Wij zijn (voor een deel) het product van ons milieu.
Het boek van Wouter Kusters gaat mee in mijn vakantiereistas, evenals de TP in de vertaling van Karel D'huyvetters en misschien ook nog wel de studie van Klever over van den Enden.
Nogmaals dank voor je fenomenale/fenomenologische literatuuroverzicht en ik hoop jullie (SKL) na de zomer weer te zien in een wat verdergevorderde staat van kennis. Herzlich, ArisZ

Beste Stan, dank je zeer voor je boeiende excursie en bloemlezing. Het thema raakt mij zeer en je hebt een rijke range van interpretatiemogelijkheden in de etalage gezet. Er is veel waar ik op in zou willen haken, maar laat het nog even rusten/bezinken. Eén opmerking wil ik wel maken n.a.v. je verwijzing naar Wouter Kusters' Filosofie van de Waanzin. Ik ken het boek niet, maar bij een vergelijking van mystiek en waanzin én het suggereren van een verband tussen waanzin en creativiteit, begin ik me ernstig zorgen te maken. Wat dat laatste betreft: de Nederlandse-Hongaarse psycholoog Révész heeft al gewaarschuwd voor zo'n kort-door-de-bocht vergelijking (Talent en Genie; grondslagen van een psychologie der begaafdheid, 1952). En over dat eerste heeft Roberto Assagioli, grondlegger van de Psychosynthese is één van de weinige, zo niet enige psycholoog die een heel helder onderscheid maakt tussen psychopathologie en mystieke/spirituele 'mentale toestanden', dat eerste geïnterpreteerd als écht ziek d.w.z. met 'lijdensdruk' behept, en het tweede als gezonde ontwikkeling (vgl. met Maslow's 'zelfactualisatie'). Misschien is het begrip 'mystiek' even multi-interpretabel als de filosofie van Spinoza (hoewel ik geneigd ben het begrip 'mystiek' gewoon vaag te noemen, en Spinoza's filosofie gewoon lastig te begrijpen).

Stan,

Ik kan je besluit heel goed volgen, zeker waar je eindigt met Yovel, die in je blogreeks op mij de beste indruk gemaakt heeft. Maar het "mystieke" deel van de Ethica (2e helft van E5) blijft voor mij toch moeilijk te verteren. Zowel Yovel als jij stellen terecht dat je dit deel niet meer puur rationeel kan begrijpen, maar dat je beroep moet doen op intuïtie, de derde soort kennis. Hier heb ik moeite mee: volgens mijn interpretatie van Spinoza's kennissoorten moet intuïtieve kennis ook op rationele manier kunnen onderbouwd worden. Spinoza levert een overtuigende rationele onderbouwing in de Ethica tot en met de 1e helft van E5, maar in het resterend gedeelte faalt hij, hoewel hij heel hard probeert. In die zin heeft Bennett gelijk: puur logisch houdt de 2e helft van E5 geen steek, en het is heel eigenaardig dat Spinoza dit zelf niet gemerkt heeft.

Mark,
Spinoza heeft Johann Claubergs leerboek goed begrepen! Dat het nuttig is om het delen en vermenigvuldigen naar de oorzakelijk werkingen te leren. Over het "delen en het samenstellen van de Rede, dat schrijft deze Cartesiaan als onderschrift bij zijn "Redenkonst".
Spinoza had dat boek in het latijn al gelezen voordat het in het Nederlands in 1657 verscheen. Mark dat inzicht van Descartes, Clauberg, en van Spinoza plant zich voort naar begrip en door begrijpen. Spinoza gaf dat letterlijk en figuurlijk verstandig door aan zijn vriendenkring. Dan kan dan toch alleen in die geestelijke zin voortleven (E5). Dat is toch de macht van het verstand verbeteren!
Nee, mijn probleem is meer de benadering van Stan dat het er kennelijk niet toe lijkt te doen hoe je Spinoza's filosofie begrijpt. De metafysische, transcendente en mystieke, benadering is nu het onderwerp. Daarin wekt God is de Natuur kennelijk toch nog religieuze aandoeningen en waanzinnige voorstellingen op. Wij kunnen de werking van natuur op die bovennatuurlijke of onzinnige wijze inderdaad niet bevatten. Maar daar moet je dan weer met je verstand achter zien te komen. Bedankt Stan.

P.S. Fichte's uitspraak in Spinozistische zin: "Naar welke filosofie men verlangt, hangt af van wat voor mens men is." Mensen verschillen, verlangens verschillen, interpretaties verschillen. Spinoza zelf komt van een heel andere kant (vanuit zijn inzicht in de oorzaken), en komt dan logischerwijze tot zijn stelling zoals verwoord in de brief aan Albert Burgh.

Alle 'insprekers' dank...
@ Stefan
Over een al dan niet relatie tussen mystiek en waanzin (en creativiteit) is meer te zeggen dan met de auteurs die je noemt en kort typeert. Wouter Kusters wijdt er een boek van meer dan 750 bladzijden aan. Roberto Assagioli komt daarin niet voor (ik heb een vermoeden waarom niet, maar dat uit te werken zou hier te ver voeren).
@ Mark
Je zult gezien hebben dat ook ik uiteindelijk niet echt 'in' het laatste deel van Ethica deel Vijf kom. Ik ben het echter niet met je eens dat intuïtieve kennis ook op rationele manier onderbouwd moet kunnen worden. "Onderbouwen" is redeneren, vergelijken, argumenteren en die kenmerken nu juist de rationele kennis. Het gaat bij beide kensoorten voor Spinoza om adequate kennis, maar of je de adequatie van de intuïtie kunt beargumenteren? Dat denk ik niet, want dan zou je de inhoud ook met redeneren kunnen bereiken en dát ontkent Spinoza. Ik denk dus dat het alleen intuïtief getoond, niet rationeel aangetoond kan worden. Het "puur logisch" als onvoldoende kwalificeren door Bennett, geldt alleen als je uitgaat van de klassieke logica. Van Hubbeling is te leren, dat Spinoza de (later minder uitgewerkte) dialectische logica (denken in tegenstellingen) hanteert, waarbinnen de "intuïtieve sprong" noem ik het maar, kennelijk wel als mogelijkheid wordt gezien. Van die minder uitgewerkte (scholastieke) logische type zou iemand nog eens een nadere studie van kunnen maken.
@ Bas
Of Spinoza al voor 1657 Claubergs leerboek las, kunnen we niet weten. Verder: het koppelen van transcendentie aan 't metafysische en/of 't mystieke is in de blogs niet gebeurd. Dat die relatie er wél zou zijn is een (veel) vooraf gemaakte vooronderstelling of vooroordeel. Spinoza heeft juist laten zien dat metafysica volstrekt zonder transcendentie mogelijk is. Als hij als mysticus te zien zou zijn, dan met een volstrekte immanentie-mystiek.
@ Stafan 2
Inderdaad, zoals ik schreef, denk ik niet dat Spinoza het met Fichte eens zou zijn. Hij zag uiteraard ook wel dat mensen op imaginatie-niveau (wegens verschillende experientiae vagae) verschillen, maar ging ervan uit dat rationeel denkende mensen op één spoor zouden zitten - adequate ideeën zouden hebben (en dus niet met elkaar zouden twisten en strijden). Ik denk dat in de dagelijkse praktijk Fichte's uitspraak geldt. En op praktisch niveau was ook Spinoza van mening dat we de dingen niet anders dan als contingent konden zien (in de TTP). Discussies in een blog als dit bewegen zich eerder op dat praktische niveau, al doen we ons best te streven naar dat rationele niveau.

Stan, waar schrijft Spinoza dat de waarheid van de 3e soort niet via de kennismethode van de 2e soort kan gevonden worden? Dit verbaast, want:
- in het voorbeeld van de evenredigheden schrijft Spinoza letterlijk dat de oplossing via beide methodes kan gevonden worden;
- als de waarheid van de 2e helft van E5 alleen intuïtief kan gevonden worden, waarom doet Spinoza dan zo'n moeite om deze toch op geometrische wijze en dus puur rationeel te "bewijzen"?

Mark,
|Rationele kennis bereikt notiones communes, algemene kennis, maar geen essentie van singuliere dingen; die wordt alleen door scientia intuitiva bereikt. (2/37)
|Ik meen dat alle Spinoza scholars het er wel over eens zijn, dat de geometrische methode tot de tweede kennissoort, de ratio, behoort.
|Daarbij zijn vele scholars het erover eens dat "het voorbeeld van de evenredigheden" niet erg sterk is en niet echt duidelijk aangeeft wat het verschil tussen beide kenvormen precies is; het verschil moet in ieder geval in het anders-zijn van de methode liggen, maar ook in het bereiken van ander resultaat; maar in het voorbeeld bereikt men via verschillende methoden hetzelfde resultaat. Dat is de makke van het voorbeeld, terwijl volgens Spinoza de ratio NIET het wezen van enkeldingen kan bereiken. Dat zwakke voorbeeld zet ons dus op een verkeerd been!
|Spinoza doet inderdaad moeite met de rationele-geometrische argumentatie het resultaat van de scientia intuitiva te TONEN - demonstrare kan hier geen "bewijzen" betekenen en alleen maar "laten zien/tonen", want als hij werkelijk bewees, zouden zovelen er niet zoveel moeite mee hebben. Terecht zet ook jij "bewijzen" tussen aanhalingstekens.

Stan, Mark, ik daag mijzelf uit om op deze plaats iets te schrijven over 'de derde soort kennis' (die gaat van de adequate idee van bepaalde attributen Gods naar de adequate kennis van het wezen der dingen, Stelling 5.25), dat die kennis niet uit de eerste, maar wel uit de de tweede soort kennis kan ontstaan (Stelling 5.28) en dat wij ons verheugen over alles wat wij met de derde soort kennis kennen, en deze vreugde gaat samen met de idee van God als haar oorzaak (Stelling 5.32).
Als proloog noem ik de vreugde die ik ervaar aan de tweede soort kennis zoals die o.a. te vinden is in Spinoza's Ethica zelf, in de vertaling van Henri Krop en in de discussie met jullie verstandige heren op internet spinoza.blogse.nl.
Op 12 april jl. gaf ik commentaar bij je Intermezzo omdat ik mijn bewondering wilde uiten over je serie over mystiek, omdat ik onder de indruk was van de gedegenheid van je commentaar en omdat ik nog weinig reacties had gelezen. Vermoedelijk heb je geen tijd gehad om het te lezen.
Tijdens het schrijven van mijn reactie bladerde ik in TTP en ik stuitte op de verwantschap tussen Baruch/Bento/Benedictus Spinoza enerzijds en Baruch, de secretaris van de profeet Jeremia anderzijds. Dus dat schreef ik op (zie 12 april).
Als ik beide verwantschappen nu wil typeren, zou ik zeggen dat hier sprake is van kennis van de tweede soort. Er is hier sprake van beredeneerde verbanden, niet van bewijzen.

In aanvulling kan ik ingaan op de betekenis, dat wil zeggen de betekenis "Gezegende" van de naam van Baruch/Bento/Benedictus Spinoza. Ook kan ik ingaan op de betekenis van Baruch Spinoza enerzijds en zijn naamgenoot Baruch Neria anderzijds.

Ik kan niet hard maken (dwz. ik ben het nergens tegengekomen) dat BBB Spinoza zich hoe dan ook heeft laten imponeren of leiden door de betekenis van zijn naam of namen. Ik kan ook niet bewijzen dat Baruch Spinoza bij het schrijven van TTP heeft gedacht: Hé - mijn naamgenoot Baruch!' Er valt niets te bewijzen.
Ik kan ook niet aannemelijk maken dat in de toekomst iemand ooit nog eens uitsluitsel zou kunnen geven. Daarmee wil ik nog eens aangeven dat het geen kennis van de tweede soort is.

Het gaat, vind ik, om een vorm van kennis die, als ik het goed zeg, tegelijk oorzaak/bron is van mijn zoektocht (een vermoeden van wat ik al wist) en een uitkomst (een gevonden weten van wat ik vermoedde). Misschien moet ik dit dan als vleugje mystiek zien.

Ik zal niemand ooit kunnen overtuigen dat Spinoza in de 17e eeuw nooit over zijn naam heeft nagedacht! Het omgekeerde is gemakkelijk, dat is vanzelfsprekend, dat kan ik laten zien. Dat wil niet zeggen dat iedereen het al wist! Voor jullie heren wel, niets nieuws natuurlijk...

Laat ik dit, afsluitend, als eenvoudig voorbeeld noemen van kennis van de derde soort en hoe je die kunt bereiken. Zo voel ik mij toch een aardig stuk op weg in Deel 5.

Stan,
Spinoza las Claubergs leerboek en Descartes leerboeken, zelf gaf hij ook les met daarop gebaseerde dictaten.
Maar ik heb vooral het uit je antwoorden het idee dat je de eerste kennisvormen niet al te hoog aanslaat, maar Stan zonder die kennisvormen te gebruiken hebben we niets aan ons (zelf)bewustzijn. Het is dan nog minder dan wat we in vegetatieve staat verkeren. Spinoza geeft juist het belang aan van de wisselwerking tussen theorie en praktijk van het leven een dynamisch verband waarvan we de werking in de werkelijkheid terug kunnen zien. De werking van de natuur moet dus naar haar eigenschappen, ook de onze, worden onderscheiden. Wij moeten ons daar hanteerbare begrip(pen) van vormen; kwantitatief en kwalitatief. Wij doen dat methodisch onderzoek met ons zintuigelijk verstand en technische hulpmiddelen. Pas dan worden de inhoudelijke verbanden duidelijk. Er s geen andere manier. Ik snap niet wat jij van Mark met de derde soort kennis anders dan dat die verstandelijk werkt, kennis verwerven is zoiets als je ogen goed de kost geven, of meer bewezen zou willen zien. Spinoza maakte niet voor niet lenzen. Hij gebruikte ze ook, dat was misschien wel essentieel voor hem.

Stan, Wim, dank voor jullie toelichting, maar deze overtuigt me niet dat de 3e kensoort inhoudelijk tot kennis leidt die niet via de 2e kensoort kan bereikt worden:
- 2/37 impliceert niet noodzakelijk dat kennis die van notiones communes vertrekt, zich niet tot kennis van het wezen van de dingen kan ontwikkelen
- bij een eerste raadpleging van "scholars" (Don Garrett, Melamed, De Dijn) vind ik nergens dat de 3e kensoort nieuwe informatie zou opleveren; De Dijn ontkent dit zelfs expliciet (De doornen en de roos, p. 116)
- de rationaliteit van de wereld is een van de hoekstenen van Spinoza's filosofie; het "mystieke" element moet altijd verenigbaar blijven met deze rationaliteit.

Mark,
Adriaan Koerbagh is daar nog duidelijker in: "Een licht dat schijnt op duistere plaatsen", maar hij gaat wel in zijn onverschrokkenheid en ongeduld naïef te werk. Hij brengt anderen in gevaar. Het loopt dan ook niet goed met hem af. Spinoza doet dat veel verstandiger, maar bij hem krijgen we daarom weer veel minder een beeld van de gevaren die je liep als nieuwe inzichten en wetenschap verspreidde. Koerbagh roept dat al op met zijn tekst en bij Spinoza moet je dat uit zijn brieven aan Oldenburg lezen. Koerbagh werd direct uit de handel genomen en verdween zelf van het toneel. Spinoza werd uitgegeven door zijn vrienden en dat werkte langer door. Maar ze hebben het in wezen over hetzelfde. Ontwikkel je vooral ook wetenschappelijk.

Aanvullend.
In de taal van het gewone volk schrijven en spreken is niet als handig naar de mond praten bedoeld maar geeft aan dat je opvattingen niet slechts in het Latijn, wat in wetenschappelijke kringen gebruikelijk was, maar verstaanbaar in de openbare spreektaal verwoord moesten worden (TIE). Meyer, Glazenmaker waren uit Spinoza's kring daar o.a. deskundig in en verzorgden dat meestal voor hem. De impact was groter - zelfs de dienstmeisjes in die tijd konden lezen - en voor de machthebbers veel gevaarlijker. Spinoza bouwde en loste dat verstandig op en had zelfs vastgelegd wat er met zijn geschriften moest gebeuren. Descartes ondermijnde zijn eigen filosofie door soms juist niet wetenschappelijk te werk te gaan en teveel te speculeren (pijnappelklier).
Het begrip transcendent moet dan in doorzichtige zin in openbare zin worden opgevat, van het doorgeven en voortplanten van kennis gebaseerd op wetenschappelijke feiten er zit geen metafysische gedachte achter maar een methodiek die werkt. Stevin heeft er ook veel aan bijgedragen.
Spinoza had een voorsprong met zijn kennis van Hebreeuws, Spaans, Portugees en later Nederduits, Latijn, Frans en Italiaans; veel (leer)boeken die hij las over de ontwikkeling in de logica, dialogica, dicht en romankunst, waaruit hij zijn kennis putte. Je kunt dat duidelijk in zijn boekenkast nalezen. Daarnaast was de sterrenkunde en anatomie via de telescoop en de microscoop een bron van kennis voor hem ook dat kan je allemaal in zijn boekenkast nalezen.

Beste Stan, Mark, Stefan, Wim, Bas, Aris,
Het is allemaal niet zo ingewikkeld hoor! Alles, maar dan ook alles, is volstrekt helder op het 'moment' dat geopenbaard wordt wat (en niet wie) je bent. Jullie hele filosofische uitputtingsslag verdampt onmiddellijk in het heldere zien van datgene wat altijd al het geval is. Woorden kunnen dit niet duiden of beschrijven, dualistisch als ze immers zijn. Ik spreek uit ervaring. Dit ultieme (?) inzicht in de structuur van de werkelijkheid laat de mens in diepe verwondering en in veel gevallen enigszins gedesoriënteerd achter. Immers, de overgang naar de eraan voorafgaande, bekende en gekende werkelijkheid, die een droom-werkelijkheid blijkt te zijn, vindt uiteindelijk weer plaats. Bij 'mij' na ongeveer vier uur, bij andere mystici na een fractie van een seconde, maar in enkele gevallen ook na langere tijd (soms wel na maanden). In de ultieme ervaring (die overigens geen ervaring is aangezien de 'ervaarder' dan absent is, opgelost is) is het glashelder dat afstand een illusie is. Strijd eveneens. Het idee van 'Ik' of 'jij' blijkt een misvatting te zijn. Vrede, stilheid alom. Dan blijft filosoferen niettemin aardig, maar even futiel als een glas melk of welke verschijning dan ook. Alles is daarna lichter, illusie. 'In lusio', spelenderwijs. Dus mannen: find out who or what you are! ( kostte mij overigens wel een struggle van 33 jaar).

Beste Bob,
Zoveel innerlijke tegenstrijdigheid na 33 jaar(!) ineens oplossen dat moet wel een godswonder zijn.
Dit onzegbare, wat meer dan genoeg zegt, mag wat mij betreft de slotconclusie zijn!?