Ja, er is plaats voor bidden bij Spinoza [1]
Bidden - het lijkt volstrekt niet
bij Spinoza te horen. Ik weet nog hoe verbaasd ik was vorig jaar in
De naakte perenboom. Op reis met Spinoza van Rudi Rotthier te
lezen dat bij vergaderingen van de Ver. Het Spinozahuis toen
Hubbeling voorzitter was voor de lunch werd gebeden! Ik wist niet wat
ik las en vond het belachelijk [cf. blog].
Ook
de vrijdenker en Spinoza-biograaf K.O. Meinsma becommentarieerde de
volgende anekdote met "Spinoza, die geen reden tot bidden had of
kon hebben...". Ja, zo is de overtuiging van ons seculiere
Spinozisten. De anekdote is de volgende - Meinsma diepte die op uit
een brief die de Remonstrantse theoloog Philippus van Limburch
("overigens geen onsympathieke figuur" schrijft Meinsma
erbij) zond aan zijn Zwitserse collega Le Crerc en waarin hij
schreef:
"Ik herinner mij, dat ik voor een jaar of zes ergens ter tafel genoodigd werd, waar, tegen mijne verwachting, ook Spinoza aanzat. Onder het bidden lei hij toen zijn ongodsdienstigheid door allerlei gebaren aan den dag, waarmee hij ons, die tot God baden, onze dwaasheid scheen te willen verwijten." [vert. uit het Latijn van K.O. Meinsma in zijn Spinoza en zijn kring. Over Hollandsche vrijgeesten [1896, herdruk 1980, p. 399].
Deze maaltijd zal in 1675 geweest zijn toen Spinoza in Amsterdam was met het oogmerk om de Ethica te laten drukken, hetgeen hij weer afblies daar hij het gerucht had vernomen, zo schreef hij aan Oldenburg, dat hij met een boek zou komen waarin hij zou trachten aan te tonen dat God niet bestaat. Dat vond hij toch te link. Misschien was hij er ook bij die maaltijd naar gevraagd.
Enfin, het lijkt ons zo duidelijk: er is, zoals we hem begrijpen, geen enkele aanleiding om te bidden tot de God van Spinoza. Maar telkens verrast hij ons weer. Eénmaal schreef Spinoza over bidden. Dat was tien jaar voor die maaltijd in de tweede brief die hij schreef aan Willem van Blijenbergh. Hij gaf zijn opvatting over bidden in een passage na het geven van een toelichting hoe Descartes zaken zag, en hij uitdrukkelijk zei dat hij nu vanuit zijn eigen zienswijze ging antwoorden, "en om te beginnen wil ik in het kort wijzen op het nut dat daaruit voortvloeit, en dat voornamelijk hierin bestaat dat ons verstand, vrij van ieder bijgeloof, geest en lichaam aanbiedt aan God. Ik ontken niet dat ook gebeden zeer nuttig voor ons zijn - want mijn verstand is veel te beperkt om alle middelen te bepalen die God tot zijn beschikking heeft om de mensen te brengen tot liefde voor hem, dat wil zeggen tot hun heil - maar dat betekent nog niet dat mijn zienswijze schadelijk zou zijn. Integendeel, zij is voor hen die niet door vooroordelen of kinderlijk bijgeloof bevangen zijn het enige middel om de hoogste trap van gelukzaligheid te bereiken." [ Briefwisseling p. 191]
Dit lijkt toch wel heel merkwaardig gezien het dominante verstaan van Spinoza, waardoor hij als atheïst wordt gezien. Hoezo dan bidden tot (die) God?
Zeker, er is in deze brief een sterke geaccommodeerde manier van spreken. Spinoza is op zijn hoede nu hij aan de tweede brief van Van Blijenbergh gemerkt heeft dat hij met een gelovige te maken heeft, die God als een persoon ziet. Spinoza past zijn spreken enigszins aan zijn gesprekspartner aan. Dat dit de enige plaats is in zijn werk waarin Spinoza over het nut van bidden spreekt, heeft ermee te maken dat Van Blijenbergh hem in zijn lange tweede brief heeft uitgedaagd. Hij gaf daarin kritiek op Spinoza's spreken over God, waarmee volgens hem Spinoza het onderscheid tussen mensen en dieren en dingen zou verwaarlozen, ja zelfs goddelozen en vrome mensen op één hoop gooide, want hun handelen zou voor God geen verschil uitmaken. Wat, zo betoogde Van Blijenbergh ontnemen we ons dan niet allemaal? waartoe dient dan ons verstand? Waartoe zouden wij ons nog vervolmaken? Waarom nog bidden en naar God verlangen? In de hertaling van Miriam van Reijen: "Wij benemen onszelf het gebed en het verlangen naar God, waardoor wij zo vaak ervaren hebben dat wij buitengewone kracht kregen. Wij benemen onszelf de hele godsdienst, alle hoop, alle genoegens die ons door de gebeden en de godsdienst te wachten staan."[p. 95]
Het is hierop dus dat Spinoza zijn boven geciteerde antwoord geeft. Hij is het er helemaal niet mee eens dat zijn zienswijze ons dat afpakt. Er is in zijn ogen wel degelijk plaats voor bidden in zijn filosofie die hij als alternatief voor de traditionele godsdienst aanbiedt.
Hij
doelt hier het nut van bidden uitdrukkelijk niet binnen de gewone
godsdienst van niet filosofisch aangelegde mensen. Daarbinnen is
uiteraard plaats voor een persoonlijk en ritueel bidden in een geloof
dat wordt aangehangen volgens de zeven dogma's van het algemene
geloof dat hij in de TTP hoofdstuk 14 schetst en waarbij mensen vrij
zijn - als zij dat wensen - zich in dat bidden een persoonlijke God
voor te stellen.
Nee, Spinoza doelt in dat antwoord aan Van
Blijenbergh wel degelijk op een bidden door hen die hun "vooroordelen
of kinderlijk bijgeloof" overwonnen hebben. Voor hen heeft in
Spinoza's zienswijze bidden wel degelijk nut om de hoogste trap van
gelukzaligheid te bereiken!
Aangenomen dat Philippus van Limburch over die maaltijd een juiste waarneming rapporteert [waarom zou hij zoiets verzinnen?*], aan zijn interpretatie van wat hij zag kunnen we nu twijfelen. De kwestie is dus niet DAT Spinoza er moeite mee kan hebben gehad had dat er bij die maaltijd gebeden werd, maar HOE er gebeden werd. Hem zullen de woorden van het gebed hebben gestoord.
Opmerkelijk vind ik dat Miriam van Reijen bij haar hertaling in die fraaie uitgave Brieven over het kwaad bij de passage over het bidden geen toelichting geeft. Ze verwijst alleen naar de plaatsen waar Spinoza het uitvoerig over vooroordelen en bijgeloof heeft [de voorrede van de TTP en de Appendix van deel 1 van de Ethica]. Maar ook de kwestie van het gebed bij Spinoza kan toch wel enige toelichting gebruiken.
Johannes van Vloten plaatste in een bijlage (XI) van zijn Benedictus de Spinoza, naar het leven en werken in verband met zijnen en onzen tijd, geschetst (1862, 21871) bij deze passage in het antwoord aan van Blijenbergh de opmerking dat als we "dien oneigenlijken, persoonsverbeeldenden zegtrant [...] die met den eigenlijken kern van zijn Godsbegrip in weêrstrijd is" daarvan 'ontdoen' we "ook een geheel ander begrip van 't gebed verkrijgen, dan 't in den gewonen zin van het woord heeft. Het drukt dan namelijk die weldadige berusting in de, van ons en onze werkzaamheid geheel onafhankelijke, beschikking aller dingen uit, welke wij, ook zonder zulk een persoonlijke voorstelling, hebben kunnen en - moeten." Van Vloten interpreteert het dus geheel in het kader van een aan Spinoza toegeschreven stoïcisme: we kunnen niet meer dan ons best doen (werken) en vervolgens met gelatenheid ons lot afwachten (bidden). En zo komt Van Vloten tot een Spinozistisch "ora et labora". Ik denk dat daarmee Spinoza niet treffend wordt geïnterpreteerd, waar hij het in die brief immers erover heeft "dat ons verstand, vrij van ieder bijgeloof, geest en lichaam aanbiedt aan God."
Ik denk dus niet, zoals Van Vloten deed, dat Spinoza wil volstaan met de stoïsche gelatenheid tegenover fortuna. Hij wil niet volstaan met mediteren over de menselijke natuur en haar ingebed zijn in de eeuwige orde en onszelf zo leren beheersen. Nee, hij ziet het belang dat we deze inzichten delen. In de TTP wijst hij erop dat we als enkelingen onze krachten om ons tegen gevaren te beschermen met anderen met wie we een staat vormen, delen. Al in de TIE had hij als het 'hoogste goed' (het summum bonum) gezien om ernaar te streven dat we dit "bewustzijn van de eenheid van de ziel met de hele natuur" (het verum bonum) samen met anderen verkrijgen. Dit werd in E4/37 "Het goed dat een ieder die de deugd zoekt nastreeft, verlangt hij ook voor de andere mensen, en dit des te meer naarmate hij God beter kent."
We mogen Van Blijenbergh wel dankbaar zijn dat hij Spinoza heeft uitgedaagd om zoveel over zijn opvattingen over 'het kwaad' te schrijven. En dus ook over zijn zienswijze op het nut van bidden.
Het kwaad bestaat niet dáár in de werkelijkheid - die is wat hij is en dat is altijd: perfect - werkelijkheid en volmaaktheid zijn immers hetzelfde. Het kwaad bestaat in ons als weerspiegeling van de angst in onze geest. Het zegt iets over hoe wij de dingen opvatten - door vergelijking en toetsing aan een ideaalbeeld. Het enige dat we daar tegenover kunnen zetten is: inzicht. Inzien namelijk dat God de oorzaak van alles is, ook van mensen en hun gedragingen, ook van mijzelf. Door haar bijdrage om tot dit inzicht dat onze gelukzaligheid bewerkt te komen, ziet Spinoza zijn filosofie als alternatief voor de traditionele godsdienst. Sterker nog: als de ware godsdienst, de vera religio. Anders dan hoop en vrees die ons denken bijgelovig maken, ons handelen onbestendig en onszelf de prooi van priesters, helpt filosofie ons inzien hoe dit alles [buiten ons en in ons] werkt, waardoor we in staat zijn om ons er vrij van te maken. Als we inzien dat God de kracht is waardoor alles bestaat en in z'n bestaan wil volharden, dat deze bestaanskracht verzwakt wordt door droeve en versterkt door blije passies, dan kan het ons lukken die afhankelijk makende angst en hoop kwijt te raken. Als we kunnen denken aan die in alles aanwezige kracht, zullen we minder onderhevig zijn aan onbestendige en onzekere gevoelens.
Welnu, gebed als vorm van communicatie kan alleen gehoord en verstaan worden door andere mensen. De pogingen die we doen om te bevorderen dat ook andere mensen onder leiding van de rede willen leven, kunnen heel goed ook in de vorm van een gebed worden gegoten. Niet een gebed waarin op normen wordt gehamerd, niet een waarbij wordt ingespeeld op hoop en vrees, niet een gebed waarbij we op onze (veronderstelde vrije) wil worden aangesproken, maar een waarin tot streven naar kennis en ware deugd wordt opgeroepen. Het is daar, in het Scholium bij 4/37 dat Spinoza het over religio, pietas en honestas heeft. Het is eigenlijk jammer dat hij dit wel uitwerkt in de richting van het slachten van dieren, maar daar, noch in het 2e Scholium, uitweidt over het nut van gezamenlijk gebed. Maar gelukkig hebben we die brief van 28 januari 1665 die Spinoza vanuit de Langen Bogert bij Schiedam aan Van Blijenberg zond.
Ja, we zouden onze Spinozistische bijeenkomsten best gepaard kunnen laten gaan met Spinozistisch gebed.
Stan Verdult
_____________
*) Maar het is wel opmerkelijk dat voor zover ik kon nagaan, deze snipper niet in de Duitse documentatie over Spinoza is opgenomen.
* * *
Ik verwijs hier uiteraard niet naar dit zgn. "Gebed van Spinoza"
“Het gebed van Spinoza: denken met de wijzen, praten met het volk. De wereld wil bedrogen worden: het zij zo. Amen.” [Cf. blog en blog]
Alle blogs: Ja, er is plaats voor bidden bij Spinoza
16-02-2014: Ja, er is plaats voor bidden bij Spinoza [1]
16-02-2014: Ja, er is plaats voor bidden bij Spinoza [2], maar...
17-02-2014: Ja, er is plaats voor bidden bij Spinoza [3]
17-02-2014: Ja, er is plaats voor bidden bij Spinoza [4] "beginnen bij God" en eindigen bij gelukzaligheid
18-02-2014: Ja, er is plaats voor bidden bij Spinoza [5] een gebed tot slot


Reacties
Behandel je, Stan , in je BIDDEN-BOEK ook het 'submission'-gebed bij uitstek: het Onze Vader? Ik heb daar als vriend van Spinoza nooit moeite mee gehad; en in moeilijke omstandigheden ook troost uit geput. Het hoort bij de algemene geloofsbeleving, zoals geschetst in TTP14 en als religio patriae voorgeschreven voor onze staat.
Wim klever 16-02-2014 @ 16:32
Oei, je maakt het me moeilijk, Wim. Ik zou hier uit mezelf nooit opgekomen zijn. Ik voel er niet voor er in een blog aandacht aan te geven, dus volsta ik met een reactie hier.
Van één ding kunnen we "bijna zeker" zijn: Spinoza zal het Onze Vader niet gekend en gebeden hebben - het stamt immers niet uit de joodse, maar de christelijke cultuur. Of het in de 17e eeuw door mennonieten e.a. christen-zonder-kerk veel gebeden werd, en Spinoza er langs die weg mee in aanraking zou zijn gekomen, weet ik niet. Naarmate zij veel met de Socinianen hadden, denk ik dat ze het Paternoster helemaal links lieten liggen, daar het met de Vader wel erg veel naar Triniteit verwees.
Dat persoonsgerichte en die wil: "Uw wil geschiede op aarde zoals in de Hemel." Uiteraard geschiedt die, hoe kan het anders. Dan die hemel... en dat vragen om dingen: "Geef ons heden ons dagelijks brood." Ik denk niet dat Spinoza veel met een "vraaggebed" zal hebben opgehad.
Wat moet een Spinozist met vergeving en schuld? "En vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven..."
Etc.
Maar, zoals Spinoza in H14 van de TTP schrijft, staat het iedereen vrij de geloofsdogma's naar believen in te vullen - en dus om het Onze Vader te bidden [als ik maar niet mee hoef te doen - aan troost zoals daaruit te putten zou zijn, heb ik geen behoefte]. En de "religio patriae" schrijft ons uiteraard in het geheel geen Onze Vader voor.
Stan Verdult 16-02-2014 @ 17:32
Naar mijn mening, Stan, heb je het betekenis complex van 'bidden' te zeer verengd tot 'smeken', 'verzoeken' en zou je het breder moeten nemen in de zin van zich richten tot het Opperwezen in lofzang bv of overgave, wat ik bedoelde met het brede begrip 'submission'. Dan kom je voor een equivalent bij Spinoza o.m. terecht bij het genot van gods glorie (5/36s) en de berusting in / erkenning van het gebeuren (acquiescentia). In deze verruimde betekenis is 'gebed' elementair voor de 'ware religie'.
Wim klever 16-02-2014 @ 22:53
Oké, Wim, maar gelden die laatste kwalificaties die je noemt voor het Onze Vader? Het lijkt van alles wat te hebben, maar heeft toch wel veel van een 'vraaggebed'. Het belangrijkste is echter wel dat het zich tot God als een persoon wendt. Maar nogmaals, als jij je er prima bij voelt, let niets of niemand je toch om het te bidden?
Stan Verdult 17-02-2014 @ 00:48
Als ik geen doorzichtige metafoor kon genieten, zou ik mij ook niet tot jou kunnen wenden, Stan, want joj bestaat ook niet echt; jij bent wel geen nul, maar toch slechts 'n 'Jan modaal'.
Wim klever 17-02-2014 @ 10:17
Stan, in je blog van 20-1-2009 citeerde je zelf onderstaand gedicht, dat spinozisten kunnen bidden (het bevat ook de submission en acquiescentia van Wim) van de zaterdag overleden 98 jarige Leo Vroman:
Psalm 1
Systeem! Gij spitst geen oog of baard
en draagt geen slepend kleed;
hij die in u een mens ontwaart
misvormt u naar zijn eigen aard
waar hij ook niets van weet.
Systeem, ik noem u dus geen God,
geen Heer of ander Woord
waarvan men gave en gebod
en wraak wacht en tot wiens genot
men volkeren vermoordt.
Systeem! Lijf dat op niets gelijkt,
aard van ons hier en nu,
ik voel mij diep door U bereikt
en als daardoor mijn tijd verstrijkt
ben ik nog meer van U.
Willem Beekhuizen 24-02-2014 @ 23:26