Martin Buber (1878 – 1965) Ambivalent t.a.v. Spinoza [3]

Buber besluit dat ons een derde attribuut bekend moet zijn: persoon-zijn!

Dit wordt het laatste blog, in vervolg op de blogs van 27 en 28 maart, over Buber en zijn ambivalente houding tegenover Spinoza. In de vorige blogs lag het accent op de periode 1927-1933. Dat Spinoza hem blééf bezig houden, en hij zijn polemiek met onze 17e eeuwse filosoof voortzette, bleek uit een latere publicatie. Aan de heruitgave in 1957 van zijn oorspronkelijk uit 1923 daterende Ich und Du, dat wel als zijn hoofdwerk wordt beschouwd, voegde hij een Nawoord toe waarin hij bijna aan het eind stelt dat we (c.f. de Nederlandse vertaling) naast 'geest-achtigheid' (denken) en 'natuur-achtigheid' (uitgebreidheid), een derde goddelijk attribuut dienen te (er)kennen, n.l. dat van 'persoon-achtigheid', dat immers een vereiste is voor een echte Ik-Jij-relatie.

Ik citeer de hele passage uit de Engelse 2e herdruk [Continuum International Publishing Group, 2004]:

“The description of God as a Person is indispensable for everyone who like myself means by 'God' not a principle (although mystics like Eckhart sometimes identify him with 'Being') and like myself means by 'God' not an idea (although philosophers like Plato at times could hold that he was this): but who rather means by 'God,' as I do, hint who—whatever else he may be—enters into a direct relation with us men in creative, revealing and redeeming acts, and thus makes it possible for us to enter into a direct relation with him. This ground and meaning of our existence constitutes a mutuality, arising again and again, such as can subsist only between persons. The concept of personal being is indeed completely incapable of declaring what God's essential being is, but it is both permitted and necessary to say that God is also a Person. If as an exception I wished to translate what is meant by this into philosophical language, that of Spinoza, I should have to say that of God's infinitely many attributes we men do not know two, as Spinoza thinks, but three: to spiritual being (in which is to be found the source of what we call spirit) and to natural being (which presents itself in what is known to us as nature) would be added the attribute of personal being. From this attribute would stem my and all men's being as person, as from those other attributes would stem my and all men's being as spirit and being as nature. And only this third attribute of personal being would be given to us to be known direct in its quality as an attribute.” [cf hier bij books.google]

         

    

Mijn commentaar

[1] Merk op dat Buber ook al een eigen hertaling van de oorspronkelijke attributen, te weten denken en uitgebreidheid, in ‘geest’ en ‘natuur’ aanbrengt en daarmee het geestelijke of denkende aspect buiten de natuur plaatst. In zijn polemiek met Spinoza gaat het Buber hier niet meer om hoe het universum tot zijn bestaan komt (waarvoor hij eerder het kabbalistische idee van de Tzimtzum inzette: het inperken), maar hier – nadat hij een hele antropologische fase doormaakte, waarop ik in deze blogs niet ben ingegaan - gaat het hem om de existentiële situatie van de mens in relatie tot God, die Buber als een almaar terugkerende openbaring ziet in de ontmoeting van God en mens. Hij haalt op Spinoza zijn gelijk binnen, via het introduceren van een derde attribuut, waaraan voor hem uiteraard zijn behoefte aan en gelovige ontmoeting met een persoonlijke God voorafgaat.
De uitvinding van het derde attribuut is dus zijn manier om Spinoza te verslaan en het gevaar van diens filosofie te bezweren.

[2] Op zichzelf heb ik er geen moeite mee om, binnen Spinoza’s systeem blijvend, een derde attribuut ‘persoon-zijn’ aan te nemen.*) Dat lost a.h.w. het zgn “identiteitsvraagstuk” op - als het om mensen gaat (en daar gaat het Spinoza vanaf deel II van de Ethica om). Via een derde attribuut hebben we dan een benaming voor wat Spinoza slechts als ‘ding’ aanduidt in: “Zo zijn ook een modus van uitgebreidheid en de idee van die modus één en hetzelfde ding, maar op twee manieren tot uitdrukking gebracht.” [Ethica 2/7s]. Dat 'res’ wordt in 2/21s waar Spinoza naar 2/7s terugverwijst, ‘individu’. Ik meen dat Gueroult de eerste was die erop wees dat we dat ‘ding’ (Ik, Stan b.v.) als een modus van de Substantie moeten zien, terwijl Spinoza alleen de modi van de attributen bespreekt, maar dat ‘ding’ waar het dan perspectieven op zijn, in het midden laat. Ook Bennett wees erop dat de attributieve verwijzingen naar, resp. zienswijzen op een ding, a.h.w. verwijzingen naar ‘een derde iets’ betreffen, dat dan geen attribuut heeft.
Om het aan een voorbeeld toe te lichten: als Stan het lokaal binnenkomt, komt er niet (hoewel óók) een lichaam binnen, en komt er niet (hoewel óók) een geest of vorm-van-denkvermogen binnen, maar komt er een mens binnen (iemand die nu eens als lichaam, dan weer als geest kan worden beschouwd). Het is best handig als we dat ‘ding’, dat ‘individu’, die ‘mens’, een eigen aspect toekennen: persoon-zijn.

Maar dat moet dan wel binnen het filosofisch systeem van Spinoza blijven passen, en dat is niet wat Buber met zijn uitvinding van dit derde attribuut bedoelde. Hij wil met een God-als-persoon kunnen communiceren. Maar net zoals de God van Spinoza, ondanks het goddelijk attribuut uitgebreidheid, geen lichaam heeft, en de God van Spinoza, ondanks het goddelijk attribuut denken, niet denkt, zou de God van Spinoza, ondanks een attribuut persoon-zijn, geen Persoon zijn, waartoe je je als menspersoon kunt verhouden en mee kunt communiceren. Die (goddelijke) attributen zijn aspecten van de natuur die wij met ons verstand in de werkelijkheid waarnemen en begrijpen als zijnde kerneigenschappen van die natuur. Descartes, en Spinoza ging daarin mee, kende alleen de attributen denken en uitbreiding.
Als een filosoof à la Buber, via intensief onderzoek van wat fenomenologisch relaties tussen Ik en Het (hij, zij) en vooral tussen Ik en Jij tonen, ertoe komt om naast uitgebreidheid en denken (het spirituele aspect) een derde kern-aspect van het bestaan te ontdekken, kan ik daar - namens Spinoza, meen ik -, in mee gaan. Als maar het ontwerp van het door Spinoza gedachte systeem overeind blijft. Maar daarvoor had Buber het niet als voorstel ontworpen. Hij wilde er het hele systeem mee vernietigen. En dat laten we niet gebeuren.

*) Spinoza gebruikte de term 'persoon' (b.v. in brief 70), maar slechts weinig. In brief 12A aan Lodewijk Meijer schrijft hij tot tweemaal toe "het ontgaat mij wat de theologen onder het woord 'personaliteit' verstaan, maar niet wat de taalkundigen eronder verstaan." Hij moet uiteraard niets hebben van de 'triniteitsleer' van één God in drie personen; maar de term 'persoon' in het gewone taalgebruik verwierp hij uiteraard niet.

                                                       * * *

"Er bestaat geen ik op zich.

Ik vervolledig me doorheen het contact met Jij;
in het worden van een Ik, zeg ik jij.

Elk waarachtig leven is ontmoeting".

[Martin Buber in Ik en Jij]

                                                      * * *

David J. Wertheim heeft (waar Wim Klever gisteren op wees) een interessante paragraaf over Martin Buber in zijn:

Salvation through Spinoza. A Study of Jewish Culture in Weimar Germany. Brill, 2011 [cf dit blog]

Dat betreft de periode waarover het vorige blog gaat. Wat in dit blog wordt behandeld valt daar buiten.