Paul Juffermans schreef goed boekdeel over Spinoza's 'theorie van het waangeloof' - een pleidooi voor heruitgave

Paul (P.C.) Juffermans. Drie perspectieven op religie in het denken van Spinoza. Damon, Budel, 2003

Dit boek ben ik momenteel aan het herlezen. Ik las het vier jaar geleden, toen ik nog maar pas een half jaar met Spinoza bezig was en alles nog tamelijk nieuw voor me was. Ik las het geboeid, leerde er veel van en raakte onder de indruk van de opbouw en de stijl. Ik heb in de loop van de tijd wel eens in een blog naar het boek verwezen, het genoemd, maar een echte bespreking gaf ik het niet. Ik heb mij voorgenomen nu dan eens iets over het boek te zeggen, hoewel het zo te zien niet meer verkrijgbaar is. Bij uitgeverij Damon is er niets meer over te vinden.

Ook dit wordt nog niet een recensie van het hele boek – het wordt een bespreking in drie delen. Hoezo drie? De titel van het boek zegt het al: drie perspectieven op religie onderscheidt Paul Juffermans in het denken van Spinoza over religie en aan elk perspectief wijdt hij een uitvoerig hoofdstuk of deel. Elk zou al als een boek op zichzelf kunnen worden beschouwd. Ik kom daar op het eind op terug. Hier de drie delen:

[1] Spinoza’s filosofie als godsdienstkritiek, met name over de superstitie (92 bladzijden);

[2] Filosofische religie: filosofie als metafysisch gefundeerde ethiek-religieuze heilsweg (124 bladzijden);

[3] Filosofisch-wetenschappelijk onderzoek van de historische religieuze (westerse) tradities: de openbaringsreligies van jodendom en christendom (142 bladzijden).

Welnu, na vier inleidende hoofdstukken, 1e een algemene inleiding over de onderwerpen, 2e een algemene typering van Spinoza’s anomalische denken over religie in de context van de westerse wijsbegeerte, waaronder iets van receptiegeschiedenis, 3e een algemene beschouwing over de relatie tussen de Ethica en de Tractatus theologico-politicus (TTP), waaronder een analyse van de verschillende behandelmethoden, Spinoza’s geschiedenisopvatting en de aanwezigheid van de Ethica in de TTP, maar niet omgekeerd van de TTP in de Ethica, en 4e een algemene schets van de eerste twee denkperspectieven op grond van de bipolaire betekenissen van superstitio en religio -  na deze voorbeschouwingen begint dan het eerste hoofddeel (hfst 5) over de superstitie. Het verschijnsel dus dat J.H. Glazemaker, over wie ik recent twee blogs had (op 21 nov. en 23 nov.) zo fraai vertaalt met waangeloof en dat we tegenwoordig aanduiden met bijgeloof. Maar die laatste vertaling gebruikt Juffermans nergens. Hij heeft het altijd over superstitie en ik denk dat dat verdedigbaar en zelfs verstandig is, daar het begrip 'superstitie' bij Spinoza ruimer is dan ons tegenwoordige bijgeloof. Maar waangeloof lijkt mij een zeer bruikbare vertaling van superstitie, zoals Spinoza die opvat.

In dit eerste deel behandelt Juffermans, rustig lezend en analyserend, waarbij hij ter toelichting andere teksten aanhaalt, de twee belangrijkste vindplaatsen van superstitie: de Appendix van het eerste deel van de Ethica en een deel van de Voorrede van de TTP. In de Appendix geeft Spinoza een verklaring van het ontstaan van waangeloof, maar het woord superstitie komt er maar één keer voor. In de Voorrede komt het wel 14 keer voor. Beide teksten vullen elkaar volgens Juffermans goed aan, beide zijn retorisch verwoord en vormen een stevige kritiek op een wijze van denken: het finalisme of teleologische en het antropomorf denken over God.

Uitvoerig gaat hij na hoe voor Spinoza aan de superstitie ten grondslag liggen: de onwetendheid en het begeren. Deze tezamen brengen ons tot verkeerde ideeën als: denken dat we zelf iets zijn en vooral dat we vrij zijn, vervolgens pogen we anderen bij ons in te lijven, gaan de natuur als voor ons gemaakt beschouwen en scheppen tenslotte God naar ons beeld: als een bestierder van de natuur (naturae rector), begiftigd met menselijke wilsvrijheid.

Belangrijk is de vaststelling waar Juffermans telkens op hamert, dat hier nog niet de superstitie ontstaat, maar dat die voortkomt uit de verheffing van zichzelf (of de eigen groep) boven anderen: de aanname dat God eerzuchtig is en de groep die hem het meest vereert voortrekt boven anderen. De hoogmoed die daar achter steekt (de trots dat men beter is dan anderen en dus uitverkoren) is dé bron van waangeloof, samen met de onwetendheid inzake de werkelijke verhoudingen. Deze hoogmoed, tegelijk met het maken van God naar zichzelf, vormt de gevaarlijke, want superstitieuze, kant van fanatische vormen van religies (of ideologieën). Dit geldt dus niet de religie op zich, maar de religie die onderhevig is aan waangeloof en waarin God als toevluchtsoord van de onwetendheid wordt opgepakt.

Geduldig en geduld vragend loopt Juffermans stapje voor stapje de argumentatie en redenering van Spinoza na. Diens uiterst zorgvuldige en nauwkeurige lezing maakt dat hij voor een lezer (als ik) die al vaker dit Aanhangsel heeft gelezen en daarbij genoot van Spinoza’s scherpe en sublieme analyse, deze beschouwing nog eens extra genietbaar maakt, want op het puntje van je stoel bewonder je wat  Juffermans allemaal aan samenhang en inzicht uit die tekst weet te halen.

En dan lees je zeer genietbare zinnen die niet van Spinoza zelf zijn, maar die wel laten zien dat de auteur Spinoza zeer goed begrepen heeft, zodat ze in zijn geest geschreven zijn. Hier zomaar een voorbeeld: “De superstitieuze en bevooroordeelde mens heeft een te groot existentieel en emotioneel belang bij zijn waarheid dan dat hij deze waarheid zo maar kan opgeven in ruil voor een zoektocht naar het nieuwe en onbekende.” (p. 120)

Vervolgens laat hij zien hoe de Voorrede van de TTP “een kleine theorie over de superstitie” biedt, met daar niet zozeer het ontstaan ervan (daarvoor dient de Appendix), maar hoe deze uitpakt gezien het passionele beleven van het menselijk lot, de gevolgen van het leven in hoop en vooral vrees. De (cognitieve) onzekerheid over ons lot en de (emotionele) labiliteit (heen en weer zwalken) maken dat de passionele mens geen rust en zekerheid vindt. Weer zo’n zin: “Zo ontstaat een superstitieuze hermeneutiek van de natuur in dienst van een bezwering van de angst door een illusoire bemeestering van de toekomst.” (p. 136)

Uitvoerig laat Juffermans zien hoe voor Spinoza de passionele gemoedsgesteldheid (hoop, vrees, hoogmoed, haat etc.) ten grondslag ligt aan de superstitie (en niet zozeer de verwarrende godsbeelden zelf). Voorts hoe waangeloof tot conflictueuze gevolgen voor de samenleving leidt; hoe angst en superstitie instrument worden van godsdienst en politiek om het volk te regeren. En hoe dit in sommige tijden kan escaleren.

Dit alles is niet iets van alleen maar de 17e eeuw. Juist in deze tijd van crises is het goed dit deel te lezen. Het verheldert veel van onze huidige situatie. De lezer kan deze “theorie van het waangeloof” zelf wel toepassen op onze tijd vol waan over economische groei, over geld en euro, over hebzucht, bonussen etc.

Wat zou het goed zijn, wanneer dit deel als zelfstandig boek zou verschijnen. Het vergt slechts beperkte redactionele wijzigingen en behoeft m.i. geen actualiseringen. Het boekje over het waangeloof, waaraan we in alle tijden onderhevig zijn (en bepaald niet alleen op het vlak van godsdienst) zoals het uit Spinoza’s filosofie wordt gepresenteerd is nog steeds geldig en uiterst nuttig. Ik zeg: Doen!

De hele reeks van vier besprekingen op dit weblog van Paul (P.C.) Juffermans, Drie perspectieven op religie in het denken van Spinoza. Damon, Budel, 2003

26 nov. 2011 Paul Juffermans schreef goed boekdeel over Spinoza's 'theorie van het waangeloof' - een pleidooi voor heruitgave

2 dec. 2011 Ook Paul Juffermans’ voortreffelijk boekdeel over Spinoza's 'ethisch-religieuze weg naar geluk’ roept om heruitgave

15 dec. 2011 Of ook Paul Juffermans’ uitvoerige derde boekdeel over Spinoza's 'onderzoek naar de openbaringsreligies' om heruitgave roept is twijfelachtig

15 dec. 2011 Slot over Paul Juffermans' "Drie perspectieven op religie in het denken van Spinoza"

Reacties

Ik heb met veel belangstelling en emotie dit artikel gelezen.

Emotie? Omdat het verwoord heeft wat ik ongeveer denk : niet de godsdienst op zich is de oorzaak van waan, wel de emotionele ervaringen. Ik ben teljens verrast als ik Spinoza(s reacties lees omtrent foute gegevens in het voor christelijke geloof : ook de katholieke kerk maakt die fouten nog steeds en is dus volgens mij verantwoordelijk voor de vele misvattingen en teleurstellingen van gelovigen of ex-gelovigen. Meestal werden deze laatsten ongelovig door zaken die nergens vermeld staan : drie-ëenheid, god-zijn van Christus, het bestaan van een onsterfelijke ziel...Men krijgt de indruk dat het geloof er nog wel is, maar "gecorrigeerd" dient te worden. In die zin komt het Oude Testament meer in overeenstemming met het Nieuwe Testament, namelijk de schijnbare tegenstelling tussen een wrede godheid en de zachtmoedigheid van een figuur als Christus. Vandaar dat ik voor denkers als Spinoza meer respect heb : hij gaat die tegenstrijdigheden niet uit de weg maat tracht er een uitleg voor te vinden.

Bestaat het boekje over waangeloof in de handel?

Met dank,

Andrea, Brussel

Beste Andrea de Jong,
Dank voor deze reactie. Er is mij nog niets van bekend dat het deel over het waangeloof als een apart boekje wordt heruitgegeven. Ik heb mijn besprekingen van zijn voortreffelijke boek gemaakt, mede om te bevorderen dat Juffermans of zijn uitgever de suggestie zouden oppakken dat er markt is voor het uitgeven als apart boekje van het eerste, en wat mij betreft ook het tweede deel.
U illustreert met uw reactie de juistheid van mijn suggestie.
Hopelijk wordt die toch opgepakt (en kijgen we dat hier te horen).