Spinoza's boodschap over de vrije wil komt kennelijk niet goed uit

Hier mijn bespreking van het boek van Tjeerd van der Laar en Sander Voerman: Vrije wil: discussies over verantwoordelijkheid, zelfverwerkelijking en bewustzijn [Lemniscaat, 2011]. Het boek ter voorbereiding op het eindexamen voor het VWO examen filosofie in de periode 2012-2015. [zie hier eerder blog bij het verschijnen; en hier blog met achtergrondinformatie]

Ik ben zowel onder de indruk van als teleurgesteld over het boek.

Onder de indruk ben ik van de kennis en het nadenken dat geïnvesteerd is in dit boek. Het is helder en systematisch opgezet en behoorlijk bevattelijk en goed uitleggend geschreven. Daar heb ik grote bewondering voor. De kernbegrippen waarover al geruime tijd consensus bestaat, vooral beïnvloed door de Angelsaksische taalanlytische wijze van filosoferen, werden er adequaat gehanteerd en goed uitgelegd: (in)compatibilisme, (hard) determinisme, libertarisme, epifenomenalisme e.d..

Drie manieren van benaderen (drie begrippen) van de vrije-wil-thematiek ordenen de materie in drie hoofdstukken: 1e vrije wil als voorwaarde voor verantwoordelijkheid (Hume, Kant, Pereboom, Nagel e.a. en vooral de betekenis voor het strafrecht); 2e vrije wil als zelfverwerkelijking (Mill, Sartre, Taylor); 3e  vrije wil als bewuste aansturing (Descartes, Dennett).

Teleurgesteld ben ik door de eenzijdigheid ervan.

Ogenschijnlijk worden objectief en evenwichtig ook filosofen behandeld die geen ruimte zien voor het bestaan van een vrije wil (Pereboom b.v.). De auteurs beweren ergens dat de meeste filosofen van het wél bestaan van een vrije wil uitgaan. Duidelijk is dat ook de auteurs zelf tot dit kamp behoren. Ik vermoed dat sterk de eigen levensbeschouwelijke oriëntering meespeelt, die maakt dat bijvoorbeeld de katholieke Charles Taylor (die niets van Spinoza moet hebben) uitvoerig behandeld wordt. (Zou de R.K. achtergrond van de Universiteiten van Nijmegen en Tilburg eventueel meespelen?) De auteurs wijzen er zelf op dat hun didactische keuzen door persoonlijke voorkeuren en expertise onvolledig en gekleurd zijn.

Geen Spinoza
In die hele opzet is er (uiteraard) geen plaats voor Spinoza. Eénmaal slechts wordt hij genoemd, in de eerste eindnoot bij “sommige filosofen beweren dat we nooit iets uit vrije wil doen, omdat vrije wil helemaal niet kan bestaan.” (blz 10). In die noot worden twee filosofen genoemd die wel behandeld worden (Derk Pereboom en John Gray) en “[h]istorische denkers die bekend staan om hun scepticisme over vrije wil zijn bijvoorbeeld Baruch Sopinoza (1632-1677), Paul-Henri, baron d’Holbach (1723-1789) en Joseph Priestley (1733-1804),” etc. Daarmee is “Baruch” (jawel) Spinoza afgeserveerd. Hij komt nergens voor. Descartes komt uitgebreid aan de orde, wordt goed uitgelegd en krijgt in de selectie van oorspronkelijke teksten een flink deel uit zijn boek over De passies van de ziel. Wat zou het nuttig zijn geweest als hier enige kritische teksten van Spinoza uit de Ethica tegenover waren geplaatst.

Van het totale boek gaat – hoewel ook enige tegen-geluiden meegenomen werden  - zo de uiteindelijke boodschap uit dat we een vrije wil hebben en dat het zinvol is van het bestaan van de vrije wil uit te gaan. Dat blijkt er bijvoorbeeld uit dat sceptici of degenen die uitgaan van een monisme, onder een der drie in positieve zin begrepen ‘vrije wil’-begrippen behandeld worden. In het hoofdstuk over “De vrije wil als bewuste aansturing” wordt, zoals gezegd, Descartes behandeld. Als dan Spinoza daarachter behandeld zou zijn zou dat een vreemde indeling zijn gedweest. Net zoals het merkwaardig is dat Swaab, die ervan overtuigd is dat er helemaal geen vrije wil bestaat,  wordt behandeld in het hoofdstuk over ‘Vrije wil als bewuste aansturing’.

Conclusie er had een apart hoofdstuk over het niet bestaan van de vrije wil toegevoegd moeten worden, waarin dan had kunnen worden behandeld wat voor kritiek sommige filosofen hebben en wat er voor hen voor in de plaats wordt besproken: de conatus en de begeerte bij Spinoza; de verlangens bij filosofen als Hume en Frankfurt. Dat hiervoor niet is gekozen is des te meer jammer, daar Spinoza zo’n duidelijke uitleg en argumenten ervoor geeft, waarom we de sterke neiging hebben om in een vrije wil te geloven.

Er is zelfs niet voor gekozen om dan via de website aanvullende kritische of tegen-informatie te bieden.

Opmerkelijk is ook dat nergens in het boek de vrije wil als praktisch bruikbaar fictie-begrip, als nuttige illusie wordt besproken. Wil men dat de scholierenzieltjes niet aandoen? Of past dat niet in de politiek-ideologische keuze die wordt gemaakt en via het onderwijs wordt doorgegeven?

Nog iets opmerkelijks. Heel makkelijk en ongereflecteerd gaan de auteurs mee in een taalvalkuil als "hersenen beslissen" voor "het moment waarop in je hersenen wordt bepaald wat je gaat doen"... [blz 17]. Zo lezen we: "Volgens arts en hersenwetenschapper Dick Swaab loopt het bewustzijn achter de beslissingen (sic!) van de hersenen aan." (p. 118). 'Determinisme' als 'bepaald worden' is van een andere orde dan 'beslissen.' 

Als slot. Een knap geconstrueerd, helder geschreven en zeker zeer bruikbaar, maar jammerlijk eenzijdig leerboek. Het dient door docenten te worden aangevuld. Misschien iets voor de Ver. Het Spinozahuis om iemand de opdracht te geven om die noodzakelijke aanvulling te schrijven?

 

[De begeleidende bundel, Maureen Sie (Red.) 'Vrije wil. Hoezo?' stel ik in een later blog aan de orde] 

Aanvulling 18 maart 2011:

zie bespreking van het blauwe boek door Stephan Wetzels in 8weekly

Reacties

Zie betreffende deze professorale onzin en akademische waanwijsheid betreffende de vermeende vrije wil het Van den Enden citaat dat ik zo juist toevoegde aan de al even onzinnige en snel te wraken discussie tussen de emeriti professoren De Dijn en Vermeersch die daarin in alle opzichten hun diepste wezen verloochenen.