Waarom wijst iemand erop dat Deus sive Natura "slechts eenmaal" in de Ethica voorkomt?

Het volgende blijft maar in mij rondzeuren en wil ik kwijt door er dit blogje over te schrijven. Tijdens het gesprekje over zijn boek over de Ethica bij gelegenheid van de presentatie Spinoza Kring Limburg, vroeg ik Herman Berger, waarom hij in zijn boek en zijn toespraakje nergens sprak over “God oftewel de Natuur”. Dat was mij opgevallen en ik verwees naar Jan Knol die in zijn hertaling van de Korte Verhandeling juist voortdurend God-Natuur schrijft (om de lezer er steeds aan te herinner). Herman Berger werd toen een beetje boos en stelde dat 'Deus sive Natura' maar éénmaal in de Ethica voorkwam en dat die gelijkstelling in de Spinoza-studie veel te veel overdreven werd. Behalve met te reageren dat het er tweemaal in staat én ook in de TTP te lezen was, ging ik er – door zijn bozigheid – niet meer op door. Ook in het korte verslagje dat ik in dit blog bracht, maakte ik er geen melding van. De vraag is uiteraard niet hoe vaak Spinoza het vermeldt, maar of hij meent wat hij schrijft en of het past in het geheel van zijn werk – of het congruent is met zijn filosofische stelsel. Ik wil het daar hier niet over hebben en verwijs naar de aan het eind van het blog vermelde blogs.

Waar het mij nu om gaat is de vraag waarom iemand daarop wijst? Dat móet iets betekenen. Wat Berger gezegd had was goed gehoord en werd tot minstens tweemaal toe in het gesprek gebracht door een deelnemer aan de bespreking van de Ethica die we deze week met de Spinoza Kring Limburg begonnen zijn.

Dat kan, denk ik, niet anders betekenen dan dat er behoefte is om de gelijkstelling van God met de natuur af te zwakken of helemaal te ontkennen. Een eerste strategie van een advocaat van de duivel kan dan zijn om op de geringe frequentie waarin het “Deus sive natura” voorkomt te wijzen en het zo a.h.w. van geringer belang te maken. Maar de waarheid heeft aan éénmaal zeggen genoeg.

Ik denk dat zoiets alleen maar gezegd wordt door iemand die (nog) niet overtuigd is van die gelijkstelling en die mogelijk dus (nog) een andere godsopvatting heeft dan die van deze gelijkstelling. Als dat zo is, kunnen we voor de volgende bijeenkomsten onze borst nat maken en staan we voor een zware uitleggende taak bij het gezamenlijk lezen en bestuderen van de Ethica. Ik hoop dat we een a.h.w. meer ‘missionerende’ opdracht kunnen vermijden en het kunnen laten blijven bij het bevorderen van begrijpend inzicht.

______________

eerdere blogs

Breviarium Spinozanum: Deus sive Natura [14 jan. 2011] 

Breviarium Spinozanum: betekenis van natuur bij Spinoza [27 maart 2011

Deus sive Natura. Mag ook/niet Natura sive Deus? [29 okt. 2008)

De betekenis van seu of sive [21 maart 2011]

Reacties

Stan,
Berger bevindt zich dan in het gezelschap van de gelovige Henry Oldenburg bij wie zich in traag tempo de impact van Spinoza's filosofie voltrekt. In Br62 'waarschuwt' hij Spinoza om in de op stapel staande Ethica niets op te nemen dat 'de indruk zou kunnen wekken de godsdienstige deugden te ondermijnen'. In Br68 vraagt Spinoza hem om een toelichting, en in Br71 zegt O.: 'Ik denk in de eerste plaats aan de uiteenzettingen daarin over God en de natuur, die misschien voor meer dan één uitleg vatbaar zijn. Zeer velen zijn namelijk van mening dat deze twee door u verwaard worden.' M.a.w. in Spinoza's tijd was het bij zijn leven al duidelijk hij met 'God' de 'God-Natuur' bedoelde. In Br73 antwoordt Sp. dat hij over God en de natuur 'een mening koestert geheel verschillend van die welke moderne christenen plegen te verdedigen. Mijn stelling is namelijk dat God de immanente ... en niet de transcendente oorzaak is van alle dingen'. Daarna geeft hij een citaat van de apostel Paulus: 'Alle dingen zijn in God en bewegen zich in God'. Oldenburg heeft op dit antwoord blijkbaar geen verweer en laat het verder rusten.

Addendum:
Ik lees in de Continuum Spinoza, lemma 'Philosophia', dat die term in het geheel niet voorkomt in de Ethica. Volgens de door jou aangehaalde Berger-norm zou het in de Ethica dan niet om filosofie gaan, en kan het bijgevolg alleen maar om theologie gaan, Deus sive Natura wordt dan inderdaad veel te veel benadrukt, QED-Berger.

Dat klopt, Adrie,
Letterlijk genomen komt "Deus sive natura" in precies deze vorm van woordvolgorde in de Ethica niet voor. Zo blijkt ook uit alle passages die geciteerd staan in het blog "Breviarium Spinozanum: Deus sive Natura." (zie boven)
Om het niet nog ingewikkelder te maken, liet ik dat maar achterwege. De bewering dat het gezegde "maar éénmaal in de Ethica voorkomt" is dan eenvoudig te falsifiëren, wat met de erin uitgedrukte gedachte echter niet zo eenvoudig gaat.

Spinoza's definitie van God is al het zijnde, hij noemt het substantie. Hij begint ermee in zijn meesterwerk om daarna alles wat de mens interesseert erop te grondvesten en daaruit als eindige modi af te leiden. Zijn God is onvergelijkbaar met de god die Christenen, Moslims etc duiden. Hun antropomorfe transcendente god is onvergelijkbaar met de immante God. In TTP fileert Spinoza de god van het bijgeloof. In de Ethica komt God van a tot z voor want alles is en zit in zijn God. Dat is logisch want hoe kun je aan wijsbegeerte doen waarbij Alles wordt ontkend, uit Niets komt niets. Ik heb totaal geen moeite met Spinoza's immanente God. Maar Knol's God-Natuur vind ik ook best. Maar voor de eerlijkheid daarbij komt dezelfde "moeilijkheid" voor als bij de immanente God in vergelijking met de antropromorfe god van het bijgeloof. Ook bij de Natuur t.w. Spinoza's oneindige Natura Naturans en de natuur die met de zintuigen is waar te nemen, zoals bos strand vogel etc. de eindige modificaties, zijn natuurlijk onvergelijkbaar met elkaar. Noemde Spinoza niet het voorbeeld van sterrenbeeld de Hond vergelijken met de hond die zijn poot oplicht bij een boom. OK vrienden ik ga ervan uit dat mijn bijdrage niet een ban oplevert.

@Greenways
Een ban zou hier betekenen: het wissen van een reactie en dat is een gedachte waar een student van Spinoza als laatste op zou komen. Geen ban dus - prima stukje. Eén opmerking slechts: probeer eens te vinden waar in de Ethica Spinoza de eindige dingen uit het oneindige afleidt? Wolfgang Bartuschat heeft erop gewezen dat hij dat nergens doet.
In deel 1 geeft hij zijn analyse van het eeuwige, oneindige wezen "uit welks noodzakelijke goddelijke natuur oneindig veel op oneindig veel wijzen moet volgen..."(1/16) om dan in deel 2 met een deel daarvan, n.l. de eindige mensen, verder te gaan. Tussen die delen 1 en 2 (over entiteiten, die waar jij terecht op wijst onvergelijkbaar met elkaar zijn) bevinden zich geen afleidingen.
Het is mooi zoals Spinoza stelt dat God helemaal immanent is en geheel - zonder rest - in het universum opgaat, maar iets anders is om te laten zien hoe dat precies in z'n werk gaat. Dat lukt Spinoza - hoe vaak Tschirnhaus er naar vroeg - ook niet. Hij hoopte tijd van leven te hebben om dat nog eens verder uit te vogelen. Maar die tijd kreeg hij niet. En ik denk dat hem dat ook bij een langer leven niet zou zijn gelukt. Ook een niet-transcendente God laat zich niet in totale omvang omvatten/bevatten (daar zouden we zelf god voor moeten zijn - ons pootje oplichten zouden we wel kunnen).

Stan en A3 eindige dingen, modi, afleiden uit het oneindige zie ik ook nergens expliciet vermeld staan. En wel in een taal die wij nu kunnen begrijpen maar de Natura Naturans is noodzakelijk en de mens zit erin dat kan niet missen. Of de modi mens altijd zal bestaan weet niemand, we doen wel ons best de Conatus eer aandoende. Als modificatie zijn we niet noodzakelijk in het Zijnde, dus wanneer een andere modi meer macht heeft blazen we het loodje. Maar ik ben studerende in Spinoza's filosofie en wie weet kan ik je nog eens antwoord geven. Ik ben overigens wel van mening dat Spinoza begrijpen meer levensduur zal bevatten. Vrienden, ik zie jullie morgen.

Stan en Greenways,
Spinozistisch kan je over deze zaken alleen maar redeneren - 2e kennissoort - zonder je er een voorstelling bij te maken. Als ik me er toch een voorstelling van maak, dan denk ik aan het kosmisch lingam-ei van de Indiërs, met in het middelpunt een ongevormde kern van licht, die het centrum van de zich ontvouwende krachten voorsdelt.